5.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 148/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland) op 29 december 2009 — Der Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof/E en F

(Zaak C-550/09)

2010/C 148/18

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Der Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof

Verwerende partijen: E en F

Prejudiciële vragen

1.

Moet — in voorkomend geval met inaanmerkingneming van de bij besluit 2007/445/EG (1) van Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 (PB L 169, blz. 58) gewijzigde procedure — de op artikel 2 van verordening (EG) nr. 2580/2001 (2) inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344, blz. 70) gebaseerde plaatsing op een lijst van een organisatie die geen beroep tegen de haar betreffende besluiten heeft ingesteld, eveneens als van meet af aan rechtsgeldig worden beschouwd, wanneer deze plaatsing op die lijst zonder inachtneming van elementaire procedurele waarborgen tot stand is gekomen?

2.

Moeten de artikelen 2 en 3 van verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 aldus worden uitgelegd dat ook dan sprake kan zijn van terbeschikkingstelling van tegoeden, andere financiële activa en economische middelen aan of ten behoeve van een op de lijst, bedoeld in artikel 2, lid 3, van deze verordening, geplaatste rechtspersoon, groep of entiteit, medewerking aan een dergelijke terbeschikkingstelling dan wel deelname aan activiteiten ter ontduiking van artikel 2 van de verordening, wanneer de ter beschikking stellende persoon zelf deel uitmaakt van deze rechtspersoon, groep of entiteit?

3.

Moeten de artikelen 2 en 3 van verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 aldus worden uitgelegd dat tevens sprake kan zijn van de terbeschikkingstelling van tegoeden, andere financiële activa en economische middelen aan of ten behoeve van een op de lijst, bedoeld in artikel 2, lid 3, van deze verordening, geplaatste rechtspersoon, groep of entiteit, medewerking aan een dergelijke terbeschikkingstelling dan wel deelname aan activiteiten ter ontduiking van artikel 2 van de verordening, wanneer deze rechtspersoon, groep of entiteit reeds (in ruime zin) toegang heeft tot de ter beschikking te stellen activa?


(1)  Besluit van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de Besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG (PB L 169, blz. 58).

(2)  Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344, blz. 70).