13.3.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 63/28 |
Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2009 door de Republiek Estland tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 2 oktober 2009 in zaak T-324/05, Republiek Estland/Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak C-535/09 P)
2010/C 63/46
Procestaal: Ests
Partijen
Rekwirante: Republiek Estland (vertegenwoordiger: L. Uibo)
Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Letland
Conclusies
— |
vernietiging van het bestreden arrest in volle omvang; |
— |
toewijzing van de vordering in eerste aanleg. |
Middelen en voornaamste argumenten
De Republiek Estland is van mening dat het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (hierna: „Gerecht”) moet worden vernietigd op de volgende gronden:
1) |
Het Gerecht heeft bewijzen vervalst en het in artikel 219 EG neergelegde collegialiteitsbeginsel verkeerd toegepast. |
2) |
Het Gerecht heeft de Toetredingsakte en verordening nr. 60/2004 (1) verkeerd uitgelegd.
|
3) |
Het Gerecht heeft ten onrechte het standpunt ingenomen dat de Commissie niet in strijd had gehandeld met de motiveringsplicht. |
4) |
Het Gerecht heeft ten onrechte het standpunt ingenomen dat de Commissie niet in strijd had gehandeld met de vertrouwensbescherming. |
(1) Verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 houdende overgangsmaatregelen in de sector suiker in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 9, blz. 8).