4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 153/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Bíróság (Hongarije) op 23 april 2009 — Pannon GSM Távközlési Rt./Nemzeti Hírközlési Hatóság Tanácsanak Elnöke

(Zaak C-143/09)

2009/C 153/46

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Pannon GSM Távközlési Rt.

Verwerende partij: Nemzeti Hírközlési Hatóság Tanácsanak Elnöke

Prejudiciële vragen

1)

Is op grond van het gemeenschapsrecht, in het bijzonder de Toetredingsakte (PB L 2003, L 236) en de artikelen 10 EG en 249 EG, richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) (hierna: „universeledienstrichtlijn”), meer bepaald artikel 13, lid 2, en bijlage IV bij de richtlijn, van toepassing op de mechanismen voor steun en kostendeling die Hongarije, als lidstaat, heeft ingesteld voor de in het jaar 2003 — dus vóór zijn toetreding op 1 mei 2004 — verstrekte universele diensten, ten aanzien waarvan de financieringsverplichting en de toekenning en uitbetaling van steun evenwel zijn gebaseerd op beslissingen gegeven in administratieve procedures die na de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie zijn ingeleid en beëindigd?

2)

In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag, moet de universeledienstrichtlijn, in het bijzonder artikel 13 en bijlage IV ervan, aldus worden uitgelegd dat de universele dienstaanbieder recht heeft op uitbetaling van een steunbedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de abonnementsprijs van de normale en preferentiële tariefpakketten die hij aanbiedt?

3)

In geval van een ontkennend antwoord op de tweede vraag, is de voor de financiering van de universele dienst bestemde steun, waarvan het bedrag niet is berekend volgens de universeledienstrichtlijn, maar op basis van hogere kosten dan de netto waarde ervan, aan te merken als een met de gemeenschappelijke markt verenigbare steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, EG?

4)

Staat een correcte uitlegging van het bepaalde in de universeledienstrichtlijn overgangsmaatregelen toe die een lidstaat uitsluitend met betrekking tot de in het jaar 2003 — vóór zijn toetreding — verstrekte universele diensten vaststelt ter ordening van de toepassing van regels die afwijken van de universeledienstrichtlijn, ook al maken deze de vaststelling mogelijk van beslissingen met betrekking tot de werking van het op die regels gebaseerde mechanisme voor steun en kostendeling en, in het bijzonder, van beslissingen met betrekking tot de bijdragen en de betaling van steun op een wijze die — feitelijk — niet in de tijd is begrensd?

5)

Moeten de bepalingen van de universeledienstrichtlijn inzake financiering, in het bijzonder artikel 13, lid 2, laatste volzin, en het bepaalde in bijlage IV bij de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat zij rechtstreekse werking hebben?


(1)  Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB L 108, blz. 51).