20.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 141/22


Hogere voorziening ingesteld op 18 maart 2009 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — uitgebreid) van 18 december 2008 in gevoegde zaken T-211/04 en T-215/04, Government of Gibraltar en Verenigd Koninkrijk/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-106/09 P)

2009/C 141/41

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: R. Lyal, V. Di Bucci, N. Khan, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Government of Gibraltar, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Koninkrijk Spanje

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — uitgebreid) van 18 december 2008, Government of Gibraltar en Verenigd Koninkrijk/Commissie (gevoegde zaken T 211/04 en T 215/04), dat op 5 januari 2009 aan de Commissie is betekend, vernietigen;

de beroepen tot nietigverklaring van de Government of Gibraltar en het Verenigd Koninkrijk verwerpen;

de Government of Gibraltar en het Verenigd Koninkrijk verwijzen in de kosten;

of, subsidiair,

de zaken naar het Gerecht van eerste aanleg verwijzen voor een nieuw onderzoek; en

de beslissing omtrent de kosten van de procedure in eerste aanleg en van de hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie stelt dat het bestreden arrest moet worden vernietigd om de volgende redenen:

 

Het Gerecht heeft de betrekking tussen artikel 87, lid 1, EG en de bevoegdheid van de lidstaten op fiscaal gebied onjuist beoordeeld;

 

Het Gerecht heeft artikel 87, lid 1, EG onjuist uitgelegd en toegepast door een ongerechtvaardigde beperking met betrekking tot de beoordeling van verdachte staatssteunmaatregelen te stellen;

 

Het Gerecht heeft artikel 87, lid 1, EG onjuist uitgelegd en toegepast door een ongerechtvaardigde beperking te stellen aan de uitoefening van controlebevoegdheden met betrekking tot de bepaling van een algemeen of „gewoon” belastingstelsel;

 

Het Gerecht heeft artikel 87, lid 1, EG onjuist uitgelegd en toegepast waar het van oordeel was dat het algemene of „gewone” belastingstelsel kan volgen uit de toepassing van verschillende technieken op verschillende belastingplichtigen;

 

Het Gerecht heeft artikel 87, lid 1, EG onjuist uitgelegd en toegepast waar het van oordeel was dat de Commissie de algemene of „gewone” belastingregeling niet heeft bepaald en ook de vereiste beoordeling ten bewijze van het selectieve karakter van de betrokken maatregelen niet heeft verricht;

 

Het Gerecht heeft artikel 87, lid 1, EG onjuist uitgelegd en toegepast omdat het de drie in de litigieuze beschikking vastgestelde selectiviteitscriteria niet heeft onderzocht.