Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Gemeenschappelijke regeling voor uitwisseling van inlichtingen – Administratieve samenwerking op gebied van belasting over toegevoegde waarde – Controlebevoegdheid van Rekenkamer – Omvang

(Art. 248, leden 1‑3, EG; verordening nr. 1798/2003 van de Raad)

Samenvatting

Een lidstaat komt de krachtens artikel 248, leden 1 tot en met 3, EG op hem rustende verplichtingen niet na door zich ertegen te verzetten dat de Rekenkamer van de Europese Unie op zijn grondgebied controles betreffende de administratieve samenwerking uitvoert uit hoofde van verordening nr. 1798/2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en van de uitvoeringsvoorschriften ervan.

Artikel 248 EG, dat verduidelijkt op welke wijze de Rekenkamer haar opdracht van controle van de rekeningen moet vervullen, bepaalt dat de Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschap onderzoekt, de wettigheid en de regelmatigheid van deze ontvangsten en uitgaven nagaat en controleert of een goed financieel beheer is gevoerd. Lid 3 van dat artikel machtigt de Rekenkamer ertoe om controles uit te voeren aan de hand van stukken en, zo nodig, ter plaatse, onder meer in de lidstaten.

Het krachtens het Verdrag ingevoerde stelsel van eigen middelen wil, wat de middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde betreft, de lidstaten wel degelijk de verplichting opleggen om een gedeelte van de als deze belasting geheven bedragen als eigen middelen ter beschikking van de Gemeenschap te stellen. Aangezien de krachtens verordening nr. 1798/2003 voor de lidstaten verplicht te volgen regelingen betreffende samenwerking de bestrijding van ontduiking en ontwijking van belasting over de toegevoegde waarde beogen, kunnen zij zelf van rechtstreeks en essentieel belang zijn voor de daadwerkelijke inning van de ontvangsten uit deze belasting en dus voor de terbeschikkingstelling van middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde aan de begroting van de Gemeenschap. De daadwerkelijke toepassing door een lidstaat van de bij verordening nr. 1798/2003 ingevoerde samenwerkingsregels kan niet alleen bepalend zijn voor de mate waarin deze lidstaat op zijn eigen grondgebied belastingontduiking en ‑ontwijking daadwerkelijk kan bestrijden, maar ook voor de mate waarin de andere lidstaten op hun eigen grondgebied deze strijd kunnen aanbinden, in het bijzonder wanneer de juiste toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde in deze andere lidstaten afhangt van de informatie waarover deze lidstaat beschikt.

De controle, door de Rekenkamer, van de administratieve samenwerking krachtens verordening nr. 1798/2003 ziet dus wel degelijk op de wettigheid en het goed financieel beheer van de ontvangsten van de Gemeenschap, en vertoont dus een rechtstreeks verband met de bij artikel 248 EG aan deze instelling toegekende bevoegdheden.

(cf. punten 59‑61, 71, 77, 79, 81, dictum 1)