Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 april 2011 – Griekenland/Commissie
(Zaak C‑321/09 P)
„Hogere voorziening – EOGFL – Uitgaven wegens onverenigbaarheid met gemeenschapsvoorschriften van communautaire financiering uitgesloten – Uitgaven door Helleense Republiek”
1. Recht van Unie – Beginselen – Inachtneming van redelijke termijn – Administratieve procedure – Beoordeling die in concreto moet worden verricht – Beoordelingscriteria – Beoordeling behorend tot bevoegdheid van Gerecht – Toetsing door Hof (cf. punten 32‑36)
2. Recht van Unie – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Nauwkeurige toezeggingen van administratie (cf. punten 45‑46)
3. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van voor Gerecht aangedragen feiten – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting (Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punten 48‑49)
Voorwerp
| Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Achtste kamer) van 11 juni 2009, Griekenland/Commissie (T‑33/07), houdende afwijzing van een vordering tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2006/932/EG van de Commissie van 14 december 2006 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht [kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5993] – Sectoren olijfolie, katoen, krenten en citrusvruchten |
Dictum
|
1) |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
|
2) |
De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten. |