Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Sectoraal rijverbod voor vrachtwagens van meer dan 7,5 ton die bepaalde goederen vervoeren
(Art. 28 EG en 29 EG; richtlijnen van de Raad 96/62, art. 8, lid 3, en 1999/30)
Een lidstaat die – met het doel om de luchtkwaliteit in de betrokken zone te waarborgen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van richtlijn 96/62 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit, juncto richtlijn 1999/30 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht – voor vrachtwagens van meer dan 7,5 ton die bepaalde goederen vervoeren, een rijverbod instelt op een uiterst belangrijk deel van een autosnelweg die een van de belangrijkste verbindingen over land vormt voor het verkeer tussen bepaalde lidstaten, komt de verplichtingen niet na die op hem rusten krachtens de artikelen 28 EG en 29 EG.
Aangezien dit rijverbod de betrokken ondernemingen dwingt om voor het vervoer van de bedoelde goederen op zoek te gaan naar rendabele alternatieve oplossingen, belemmert het het vrije verkeer van goederen en moet het worden aangemerkt als een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking, die onverenigbaar is met de uit de artikelen 28 EG en 29 EG voortvloeiende verplichtingen, indien zij niet objectief is gerechtvaardigd.
Hoewel dwingende eisen inzake de bescherming van het milieu, die in beginsel ook de bescherming van de gezondheid omvat, nationale maatregelen kunnen rechtvaardigen die de intracommunautaire handel kunnen belemmeren, mits zij geschikt zijn om de verwezenlijking van dit doel te verzekeren en niet verder gaan dan voor het bereiken daarvan noodzakelijk is, kan voornoemd verbod niet op deze grond worden gerechtvaardigd wanneer niet is aangetoond dat het nagestreefde doel niet kan worden bereikt met andere maatregelen, die het vrije verkeer minder beperken.
(cf. punten 116‑117, 122, 125, 139‑140, 150‑151 en dictum)