Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Accijns op gebruikte motorvoertuigen bij binnenbrengen ervan op nationaal grondgebied

(Richtlijn 92/12 van de Raad, art. 3, lid 1, eerste alinea)

2. Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Verbod van discriminatie tussen ingevoerde producten en gelijksoortige nationale producten – Gelijksoortige producten

(Art. 110, eerste alinea, VWEU)

3. Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Regeling inzake heffing van accijns op gebruikte motorvoertuigen

(Art. 110, eerste alinea, VWEU)

Samenvatting

1. Artikel 3, lid 3, eerste alinea, van richtlijn 92/12 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, is niet toepasselijk op een nationale regeling inzake de heffing van accijns op gebruikte motorvoertuigen en staat dus niet in de weg aan de vaststelling door een lidstaat van een regeling inzake de heffing van accijns op gebruikte motorvoertuigen bij het binnenbrengen daarvan op het grondgebied van een lidstaat, terwijl deze accijns niet onmiddellijk verschuldigd is bij doorverkoop van motorvoertuigen die zich reeds op het grondgebied van deze lidstaat bevinden en waarvoor deze accijns reeds bij het eerste binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaat is voldaan, mits deze regeling in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geeft tot formaliteiten die verband houden met het overschrijden van een grens.

In dit verband staat het aan de nationale rechter om na te gaan of de betrokken regeling als geheel aldus kan worden uitgelegd dat de aangifteplicht bij het binnenbrengen van een voertuig op het nationale grondgebied niet verband houdt met de grensoverschrijding, maar veeleer met de latere vaststelling van de accijns bij het ontstaan van de verplichting tot betaling ervan. Ook al zou de aangifte moeten worden gedaan bij de intracommunautaire verwerving van het voertuig, en dus bij het overschrijden van een grens, zou deze formaliteit toch geen verband houden met die „grensoverschrijding” in de zin van artikel 3, lid 3, eerste alinea, van richtlijn 92/12, maar met de verplichting om de accijns te betalen. In dat geval zou, aangezien deze aangifte tot doel heeft te verzekeren dat de accijnsschuld wordt betaald, een dergelijke formaliteit namelijk verband houden met het belastbare feit.

(cf. punten 27‑28, dictum 1)

2. Artikel 110, eerste alinea, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de in een lidstaat ingevoerde gebruikte motorvoertuigen moeten worden beschouwd als producten die gelijksoortig zijn aan de gebruikte motorvoertuigen die reeds op het grondgebied van deze staat zijn geregistreerd en die ongeacht hun herkomst als nieuwe motorvoertuigen op het grondgebied van deze staat werden ingevoerd.

(cf. punt 33, dictum 2)

3. Artikel 110, eerste alinea, VWEU staat in de weg aan de toepassing door een lidstaat van een gedifferentieerde accijnsregeling op motorvoertuigen wanneer volgens deze regeling uit andere lidstaten ingevoerde gebruikte motorvoertuigen anders worden belast dan reeds op het grondgebied van deze lidstaat geregistreerde motorvoertuigen die als nieuwe voertuigen op het grondgebied van deze staat werden ingevoerd.

In het bijzonder maakt de accijnsregeling die voor de berekening van de accijns op uit andere lidstaten ingevoerde gebruikte motorvoertuigen geen rekening houdt met het bouwjaar en de kilometerstand van deze voertuigen op het tijdstip van invoer op het nationale grondgebied, maar bepaalt dat de heffingsgrondslag en het accijnstarief uitsluitend worden berekend op basis van het motorvermogen, dat een vast kenmerk van een motorvoertuig is en losstaat van de werkelijke slijtage ervan, waarbij gebruikte motorvoertuigen op een andere wijze worden belast dan nieuwe motorvoertuigen, geen neutrale berekening van de accijns op ingevoerde gebruikte voertuigen mogelijk. Ook wanneer er rekening mee wordt gehouden dat de accijns het ingevoerde goed één keer belast, geeft deze regeling steeds een gunstigere accijnsberekening voor nieuwe dan voor gebruikte voertuigen. Daar de gebruikte motorvoertuigen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat reeds in het verkeer zijn, dat wil zeggen de voertuigen die als nieuwe motorvoertuigen werden ingevoerd, bij het binnenbrengen op het grondgebied als nieuwe motorvoertuigen worden belast, is het duurder een gebruikt motorvoertuig uit een andere lidstaat in te voeren dan een motorvoertuig van hetzelfde type, met hetzelfde motorvermogen en met dezelfde kilometerstand, dat wil zeggen met dezelfde slijtage, op het grondgebied van de betrokken lidstaat te kopen, hetgeen de keuze van de consument kan beïnvloeden.

(cf. punten 43‑47, dictum 3)