10.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/6


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal — Verenigd Koninkrijk) — Lucy Stewart/Secretary of State for Work and Pensions

(Zaak C-503/09) (1)

(Sociale zekerheid - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikelen 4, 10 en 10 bis - Tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jonggehandicapten - Prestatie bij ziekte of prestatie bij invaliditeit - Voorwaarden inzake woonplaats, inzake aanwezigheid op tijdstip van indiening van aanvraag en inzake voorafgaande aanwezigheid - Burgerschap van Unie - Evenredigheid)

2011/C 269/09

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lucy Stewart

Verwerende partij: Secretary of State for Work and Pensions

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Upper Tribunal — Uitlegging van de artikelen 10, 19, 28, 29 en 95 ter van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Uitkeringen betaald aan werklozen van 16 tot en met 25 jaar met woonplaats in Verenigd Koninkrijk die ten minste zeven maanden arbeidsongeschikt zijn („short-term incapacity benefit in youth”) — Kwalificatie van deze uitkering als prestatie bij ziekte of prestatie bij invaliditeit — Prestatie onderworpen aan woonplaatsvereiste

Dictum

1)

Een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jonggehandicapten als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, vormt een prestatie bij invaliditeit in de zin van artikel 4, lid 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005, als vaststaat dat de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag een permanente of duurzame handicap heeft.

2)

Artikel 10, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 1408/71, in de bovengenoemde versie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 647/2005, verzet zich ertegen dat een lidstaat de toekenning van een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jonggehandicapten als die welke in het hoofdgeding aan de orde is afhankelijk stelt van een voorwaarde volgens welke de aanvrager zijn normale woonplaats op het grondgebied van die lidstaat moet hebben.

Artikel 21, lid 1, VWEU verzet zich ertegen dat een lidstaat de toekenning van een dergelijke uitkering afhankelijk stelt van:

een voorwaarde volgens welke de aanvrager voorafgaand aan de aanvraag op het grondgebied van die lidstaat aanwezig moet zijn geweest, met uitsluiting van elke andere factor op grond waarvan het bestaan van een werkelijke band tussen de aanvrager en die lidstaat kan worden vastgesteld, en

een voorwaarde volgens welke de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag op het grondgebied van die lidstaat aanwezig moet zijn.


(1)  PB C 37 van 13.2.2010.