4.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/4


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 1 december 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) en de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk)) — Koninklijke Philips Electronics NV/Lucheng Meijing Industrial Company Ltd, Far East Sourcing Ltd, Röhlig Hong Kong Ltd, Röhlig Belgium NV (C-446/09), Nokia Corporation/Her Majesty’s Commissioners of Revenue and Customs (C-495/09)

(Gevoegde zaken C-446/09 en C-495/09) (1)

(Gemeenschappelijke handelspolitiek - Bestrijding van binnenbrengen in de Unie van namaakgoederen en door piraterij verkregen goederen - Verordeningen (EG) nrs. 3295/94 en 1383/2003 - Douane-entrepot en extern douanevervoer van uit derde landen afkomstige goederen die imitaties of kopieën zijn van in de Unie intellectuele-eigendomsrechtelijk beschermde waren - Optreden van autoriteiten van lidstaten - Voorwaarden)

2012/C 32/07

Procestalen: Nederlands en Engels

Verwijzende rechters

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division)

Partijen in de hoofdgedingen

Verzoekende partijen: Koninklijke Philips Electronics NV (C-446/09), Nokia Corporation (C-495/09)

Verwerende partijen: Lucheng Meijing Industrial Company Ltd, Far East Sourcing Ltd, Röhlig Hong Kong Ltd, Röhlig Belgium NV (C-446/09), Her Majesty’s Commissioners of Revenue and Customs (C-495/09)

in tegenwoordigheid van: International Trademark Association

Voorwerp

(C-446/09)

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen — Uitlegging van artikel 6, lid 2, sub b, van verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PB L 341, blz. 8) — In vrij verkeer brengen en plaatsing onder schorsingsregeling — Toepasselijk recht — Uit derde land afkomstige goederen — Inbreuk op intellectuele rechten van houder

(C-495/09)

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) — Uitlegging van artikel 2, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (PB L 196, blz. 7) — Begrip „namaakgoederen” — Van een gemeenschapsmerk voorziene goederen die in doorvoer zijn uit een derde staat waar zij zijn vervaardigd en voor de markt van een andere derde staat bestemd zijn — Mobiele telefoons „Nokia”

Dictum

Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 houdende vaststelling van een aantal maatregelen betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap alsmede de uitvoer en wederuitvoer uit de Gemeenschap, van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 241/1999 van de Raad van 25 januari 1999, en verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten, moeten aldus worden uitgelegd dat:

uit een derde land afkomstige goederen die een imitatie zijn van een in de Europese Unie door een merkrecht beschermde waar of een kopie van een in de Unie door een auteursrecht, naburig recht, tekening of model beschermde waar, niet als „namaakgoederen” of „door piraterij verkregen goederen” in de zin van deze verordeningen kunnen worden aangemerkt louter op grond van het feit dat zij onder een schorsingsregeling in het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht;

deze goederen daarentegen inbreuk op dat recht kunnen maken en dus als „namaakgoederen” of „door piraterij verkregen goederen” kunnen worden aangemerkt wanneer is bewezen dat zij bestemd zijn om in de Europese Unie te worden verhandeld, waarbij dit bewijs is geleverd met name wanneer blijkt dat deze goederen aan een klant in de Unie zijn verkocht of voor deze goederen een verkoopaanbieding is gedaan aan of reclame is gemaakt bij consumenten van de Unie, of wanneer uit documenten of briefwisseling betreffende deze goederen blijkt dat het voornemen bestaat om deze goederen naar de consumenten in de Unie om te leiden;

opdat de voor de beslissing ten gronde bevoegde autoriteit op nuttige wijze kan onderzoeken of een dergelijk bewijs bestaat en of er sprake is van de andere bestanddelen van een inbreuk op het aangevoerde intellectuele-eigendomsrecht, de douaneautoriteit waarbij een verzoek om optreden is gedaan, de vrijgave van deze goederen moet opschorten of deze goederen moet vasthouden zodra zij beschikt over aanwijzingen van een vermoeden dat inbreuk is gemaakt, en

dergelijke aanwijzingen onder meer kunnen zijn het feit dat de bestemming van de goederen niet is aangegeven hoewel voor de gevraagde schorsingsregeling daarvan aangifte moet worden gedaan, het ontbreken van nauwkeurige of betrouwbare informatie betreffende de identiteit of het adres van de producent of de expediteur van de goederen, het ontbreken van samenwerking met de douaneautoriteiten of nog aan het licht gekomen documenten of briefwisseling betreffende de betrokken goederen die het vermoeden kunnen doen ontstaan dat deze goederen mogelijk naar de consumenten in de Europese Unie zullen worden omgeleid.


(1)  PB C 24 van 30.1.2010.

PB C 37 van 13.2.2010.