25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 juni 2012 — Republiek Polen/Europese Commissie

(Zaak C-335/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschappelijke ordening van markten - Wegens toetreding van nieuwe lidstaten vast te stellen overgangsmaatregelen - Verordening (EG) nr. 1972/2003 tot vaststelling van maatregelen voor handelsverkeer van landbouwproducten - Beroep tot nietigverklaring - Termijn - Aanvang - Termijnoverschrijding - Niet-ontvankelijkheid - Wijziging van bepaling van voornoemde verordening - Heropening van termijn - Gedeeltelijke ontvankelijkheid - Middelen - Schending van beginselen die rechtsgemeenschap vormen en van beginsel van effectieve rechterlijke bescherming - Schending van beginsel van vrije verkeer van goederen en van verbod van discriminatie op grond van nationaliteit - Schending van evenredigheidsbeginsel en van beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen - Schending van hiërarchie der rechtsregels - Schending van artikel 41 van Toetredingsakte van 2003 - Onjuiste uitlegging van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1972/2003 - Niet-nakoming van motiveringsplicht)

2012/C 258/02

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirante: Republiek Polen (vertegenwoordigers: M. Dowgielewicz en M. Szpunar, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Tserepa-Lacombe, A. Stobiecka-Kuik, A. Szmytkowska en T. van Rijn, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 10 juni 2009 (Eerste kamer — uitgebreid), Polen/Commissie (T-257/04), waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie van 10 november 2003 betreffende de overgangsmaatregelen die voor het handelsverkeer van landbouwproducten moeten worden vastgesteld wegens de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 293, blz. 3), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 230/2004 van de Commissie van 10 februari 2004 (PB L 39, blz. 13) en verordening (EG) nr. 735/2004 van de Commissie van 20 april 2004 (PB L 114, blz. 13) — Onjuiste uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG, van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1972/2003 en van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG (PB L 17, blz. 385) — Schending van artikel 253 EG en van artikel 41 van het Toetredingsverdrag, van het recht op een effectief beroep in rechte en van de beginselen van solidariteit, evenredigheid, non-discriminatie, goede trouw en bescherming van het gewettigd vertrouwen — Onregelmatigheden in de procedure door de weigering van het Gerecht om de middelen die verband houden met de schending van de beginselen van solidariteit en goede trouw te aanvaarden

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Republiek Polen wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.