28.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 234/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 1 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/Paolo Speranza

(Zaak C-35/09) (1)

(Indirecte belastingen - Belasting op vermeerdering van vennootschappelijk kapitaal - Artikel 4, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335/EEG - Nationale wettelijke regeling die registratie van akte van vermeerdering van vennootschappelijk kapitaal aan belasting onderwerpt - Hoofdelijke verbondenheid van begunstigde vennootschap en notaris - Geen daadwerkelijke kapitaalinbreng - Beperking van bewijs)

2010/C 234/16

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Verwerende partij: Paolo Speranza

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Uitlegging van artikel 4, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (PB L 249, blz. 25) — Besluit van aandeelhoudersvergadering om een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid om te zetten in een naamloze vennootschap — Belasting op verhoging van vennootschappelijk kapitaal in verband daarmee — Nationale regeling volgens welke de vennootschap die haar kapitaal verhoogt en de notaris hoofdzakelijk gehouden zijn tot voldoening van de belasting

Dictum

1)

De artikelen 4, lid 1, sub c, en 5, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985, moeten aldus worden uitgelegd dat zij er zich niet tegen verzetten dat een lidstaat de registratie van de akte van kapitaalvermeerdering van een vennootschap aanwijst als het moment waarop het belastbare feit voor het kapitaalrecht zich voordoet, op voorwaarde dat het verband tussen de inning van dit recht en de daadwerkelijke inbreng van de zaken in de betrokken vennootschap behouden blijft. Indien op het moment van registratie van voornoemde akte de daadwerkelijke inbreng van de zaken nog niet heeft plaatsgevonden en indien het niet zeker is dat deze inbreng nog zal plaatsvinden, kan de betrokken lidstaat geen betaling van het kapitaalrecht eisen zolang de inbreng niet zeker is. Het beginsel van doeltreffendheid moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan voor de belastingrechter het feit dat de kapitaalvermeerdering waartoe een vennootschap heeft besloten niet daadwerkelijk is ingebracht, enkel kan worden bewezen door overlegging van een in kracht van gewijsde gegaan burgerlijk vonnis waarbij de nietigheid of de vernietiging van de inschrijving is uitgesproken, zodat het kapitaalrecht in ieder geval moet worden voldaan en terugbetaling enkel kan worden verkregen door overlegging van een dergelijk burgerlijk vonnis.

2)

Richtlijn 69/335, zoals nadien gewijzigd, moet aldus worden uitgelegd dat zij er zich niet tegen verzet dat een lidstaat voorziet in hoofdelijke aansprakelijkheid van de ambtsdrager die de akte van vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal heeft opgesteld of verleden, op voorwaarde dat deze ambtsdrager een regresvordering krijgt op de vennootschap ten gunste waarvan de inbreng gebeurt.


(1)  PB C 82 van 04.04.2009