BESCHIKKING VAN HET HOF (Achtste kamer)

3 februari 2009

Zaak C‑231/08 P

Massimo Giannini

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Hogere voorziening – Communautaire openbare dienst – Recht op een eerlijk proces – Schending van artikelen 4, 27 en 29 van Ambtenarenstatuut – Non-discriminatiebeginsel – Belang van de dienst en zorgplicht – Verkeerde opvatting van bewijsmateriaal en regels voor de bewijslevering – Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Derde kamer) van 12 maart 2008, Giannini/Commissie (T‑100/04), waarbij het Gerecht heeft verworpen rekwirants beroep strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/A/9/01, voor de vorming van een aanwervingsreserve van administrateurs voor de werkgebieden economie en statistiek, om hem niet op de reservelijst van dat vergelijkend onderzoek te plaatsen alsmede tot schadevergoeding. Schending van het recht op een eerlijk proces in verband met de buitensporig lange duur van de procedure. Schending van de artikelen 4, 27 en 29 van het Ambtenarenstatuut alsmede van het begrip belang van de dienst en zorgplicht. Schending van het non-discriminatiebeginsel en de regels voor de bewijslevering.

Beslissing: De hogere voorziening wordt afgewezen. Giannini wordt verwezen in de kosten van de hogere voorziening.

Samenvatting

1.        Procedure – Duur van procedure voor Gerecht – Redelijke termijn – Beoordelingscriteria – Gevolgen

2.        Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van voor Gerecht aangevoerde middelen en argumenten – Ontbreken van aanwijzing van gestelde onjuiste rechtsopvatting – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, sub c)

3.        Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58)