21.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/29


Beroep ingesteld op 25 november 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Franse Republiek

(Zaak C-512/08)

(2009/C 44/48)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: G. Rozet en E. Traversa, gemachtigden)

Verwerende partij: Franse Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Franse Republiek

door in artikel R-332-4 van de Code de la sécurité sociale (socialezekerheidswetboek) de terugbetaling van in privépraktijken verstrekte medische verzorging die het gebruik van zware apparatuur als bedoeld in punt II van artikel R-712-2 van de Code de la santé publique (wetboek volksgezondheid) vereist, afhankelijk te stellen van voorafgaande toestemming,

door niet in artikel R-332-4 en evenmin in enige andere bepaling van Frans recht te voorzien in de mogelijkheid om aan een bij het Franse stelsel van sociale zekerheid aangesloten patiënt een aanvullende vergoeding te betalen onder de voorwaarden van punt 53 van het arrest van 12 juli 2001, Vanbraekel e.a. (C-368/98),

is tekort geschoten in haar verplichtingen krachtens artikel 49 EG-Verdrag;

de Franse Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert de Commissie twee grieven aan.

Met haar eerste grief betwist de Commissie de door verweerster gestelde eis van voorafgaande toestemming om terugbetaling te kunnen verkrijgen van bepaalde in een andere lidstaat verstrekte extramurale medische zorgen. Ofschoon deze eis in het geval van medische verzorging in een ziekenhuis inderdaad gerechtvaardigd kan zijn, wegens de noodzaak om te verzekeren dat, enerzijds, de ziekenhuizen een toereikende en permanente toegang tot een evenwichtig aanbod van kwaliteitszorg bieden, en anderzijds, de kosten daarvan binnen de perken blijven, lijkt zij onevenredig bij extramurale zorg. Een aantal elementen kunnen de eventuele financiële gevolgen van de afschaffing van de voorafgaande toestemming beperken, zoals de mogelijkheid waarover de lidstaten beschikken om te bepalen hoever de ziektekostendekking van de verzekerden gaat, of om de nationale toekenningsvoorwaarden van de vergoedingen vast te stellen, voor zover deze niet discriminatoir zijn en het vrije verkeer van personen niet belemmeren.

Met haar tweede grief uit de Commissie voorts haar ontevredenheid over het feit dat het Franse recht niet voorziet in een bepaling op grond waarvan aan een bij het Franse stelsel van sociale zekerheid aangesloten patiënt een aanvullende vergoeding kan worden betaald onder de in punt 53 van het arrest van 12 juli 2001, Vanbraekel e.a. bepaalde voorwaarden, te weten een aanvullende vergoeding ten belope van het verschil met het bedrag waar hij recht op zou hebben gehad indien hij in een ziekenhuis in zijn eigen lidstaat zou zijn verzorgd. Daardoor kunnen de bij voormeld stelsel van sociale zekerheid aangesloten patiënten niet ten volle gebruik maken van de rechten die hun zijn toegekend bij artikel 49 EG, zoals uitgelegd door het Hof.