22.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division, Administrative Court (Verenigd Koninkrijk) op 29 september 2008 — Karen Murphy/Media Protection Services Limited

(Zaak C-429/08)

(2008/C 301/42)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (England & Wales), Queen's Bench Division, Administrative Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Karen Murphy

Verwerende partij: Media Protection Services Limited

Prejudiciële vragen

1)

Onder welke omstandigheden is uitrusting voor voorwaardelijke toegang „illegale uitrusting” in de zin van artikel 2, sub e, van richtlijn 98/84/EG (1)?

2)

Meer specifiek, is uitrusting voor voorwaardelijke toegang „illegale uitrusting” indien zij is verkregen onder omstandigheden waarin:

i)

de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was geleverd met de contractuele beperking dat de uitrusting alleen mocht worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot de beschermde dienst in de ene lidstaat, en werd gebruikt om toegang te verkrijgen tot die beschermde dienst in een andere lidstaat, en/of

ii)

de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was verkregen en/of geactiveerd door de verstrekking van een valse naam en een vals woonadres in de eerste lidstaat, waardoor contractuele territoriale beperkingen van de uitvoer van dergelijke uitrusting voor gebruik buiten die lidstaat werden omzeild, en/of

iii)

de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was geleverd onder de contractuele voorwaarde dat zij alleen mocht worden gebruikt voor thuis- of privégebruik en niet voor commercieel gebruik (waarvoor een hogere abonnementsprijs moet worden betaald), maar in het Verenigd Koninkrijk werd gebruikt voor commerciële doeleinden, te weten de vertoning van rechtstreekse voetbaluitzendingen in een café?

3)

Indien het antwoord op enig deel van vraag 2 ontkennend luidt, verzet artikel 3, lid 2, van die richtlijn zich ertegen dat een lidstaat een beroep doet op een nationale regeling die het gebruik van dergelijke uitrusting voor voorwaardelijke toegang onder de in vraag 2 hierboven uiteengezette omstandigheden belet?

4)

Indien het antwoord op enig deel van vraag 2 ontkennend luidt, is artikel 3, lid 2, van die richtlijn dan ongeldig:

a)

omdat het discriminerend en/of onevenredig is; en/of

b)

omdat het in strijd is met de rechten van vrij verkeer op grond van het Verdrag; en/of

c)

om enige andere reden?

5)

Indien het antwoord op vraag 2 bevestigend luidt, zijn de artikelen 3, lid 1, en 4 van die richtlijn dan ongeldig omdat zij ertoe strekken de lidstaten te verplichten tot de oplegging van beperkingen op de invoer uit andere lidstaten van en andere handel met „illegale uitrusting” onder omstandigheden waar die uitrusting rechtmatig mag worden ingevoerd en/of gebruikt om grensoverschrijdende satellietomroepdiensten te ontvangen op grond van de regels inzake het vrije verkeer van goederen in de artikelen 28 EG en 30 EG en/of het vrij verrichten en ontvangen van diensten in artikel 49 EG?

Uitlegging van de artikelen 12 EG, 28 EG, 30 EG en 49 EG

6)

Verzetten de artikelen 28 EG, 30 EG en/of 49 EG zich tegen de handhaving van een nationale bepaling (zoals Section 297 van de Copyright Designs and Patents Act 1988) die het strafbaar stelt om op bedrieglijke wijze een programma te ontvangen dat deel uitmaakt van een omroepdienst die wordt verricht vanaf een plaats in het Verenigd Koninkrijk, met de opzet om te ontkomen aan betaling van de prijs die geldt voor de ontvangst van het programma, onder de volgende omstandigheden:

i)

indien de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was geleverd met de contractuele beperking dat de uitrusting alleen mocht worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot de beschermde dienst in de ene lidstaat, en werd gebruikt om toegang te verkrijgen tot die beschermde dienst in een andere lidstaat (in dit geval het Verenigd Koninkrijk), en/of

ii)

indien de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was verkregen en/of geactiveerd door de verstrekking van een valse naam en een vals woonadres in de eerste lidstaat, waardoor contractuele territoriale beperkingen van de uitvoer van dergelijke uitrusting voor gebruik buiten die lidstaat werden omzeild, en/of

iii)

de uitrusting voor voorwaardelijke toegang was geproduceerd door of met toestemming van een dienstverrichter en oorspronkelijk was geleverd onder de contractuele voorwaarde dat zij alleen mocht worden gebruikt voor thuis- of privégebruik en niet voor commercieel gebruik (waarvoor een hogere abonnementsprijs moet worden betaald), maar in het Verenigd Koninkrijk werd gebruikt voor commerciële doeleinden, te weten de vertoning van rechtstreekse voetbaluitzendingen in een café?

7)

Is handhaving van de betrokken nationale bepaling in ieder geval uitgesloten op grond van met artikel 12 EG strijdige discriminatie of anderszins, omdat de nationale bepaling van toepassing is op programma's die deel uitmaken van een omroepdienst die wordt verricht vanaf een plaats in het Verenigd Koninkrijk en niet vanuit een andere lidstaat?

Uitlegging van artikel 81 EG

8)

Wanneer een aanbieder van programma-inhoud een aantal exclusieve licentieovereenkomsten aangaat, elk voor het grondgebied van een of meer lidstaten, op grond waarvan de omroeporganisatie de programma-inhoud alleen op dat geografische gebied mag uitzenden (inclusief via satelliet), en elke licentie een contractuele verplichting voor de omroeporganisatie bevat om te voorkomen dat haar satellietdecoderkaarten, die het mogelijk maken om de in licentie gegeven programma-inhoud te ontvangen, buiten het in licentie gegeven geografische gebied worden gebruikt, welk juridisch criterium moet de nationale rechter dan toepassen en welke omstandigheden moet hij in aanmerking nemen bij de beoordeling of de contractuele beperking in strijd is met het verbod van artikel 81, lid 1, EG?

In het bijzonder:

a)

moet artikel 81, lid 1, EG aldus worden uitgelegd dat het op die verplichting van toepassing is, louter omdat deze wordt geacht tot doel te hebben de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen?

b)

zo ja, moet dan tevens worden aangetoond dat de contractuele verplichting de mededinging merkbaar verhindert, beperkt of vervalst, om onder het verbod van artikel 81, lid 1, EG te vallen?


(1)  Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (PB L 320, blz. 54).