6.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 313/13


Hogere voorziening ingesteld op 19 september 2008 door Knauf Gips KG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 8 juli 2008 in zaak T-52/03, Knauf Gips KG/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-407/08 P)

(2008/C 313/19)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Knauf Gips KG (vertegenwoordigers: M. Klusmann en S. Thomas, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 8 juli 2008 in zaak T-52/03 (Knauf Gips KG/Commissie) in zijn geheel vernietigen;

subsidiair, de zaak voor een nieuwe beslissing naar het Gerecht verwijzen;

meer subsidiair, de aan rekwirante in artikel 3 van de bestreden beschikking van de Commissie van 27 november 2002 opgelegde geldboete tot een passend bedrag, doch met ten minste 54,51 miljoen EUR verlagen;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht waarbij rekwirantes beroep tegen beschikking 2005/471/EG van de Commissie van 27 november 2002 is verworpen, is gebaseerd op de volgende drie middelen.

1.

Met haar eerste middel klaagt rekwirante over schending van de rechten van de verdediging, waaronder het recht om te worden gehoord. Volgens rekwirante heeft het Gerecht geen rekening gehouden met de beginselen die gelden ter zake van de rechtsgevolgen van een weigering van toegang tot belastende stukken en het achterhouden van ontlastende bewijsmiddelen. Met het eerste onderdeel van dit middel stelt zij dat de beschikking van de Commissie had moeten worden nietig verklaard, omdat de Commissie rekwirante geen toegang heeft gegeven tot belastende bewijsmiddelen waarop bovendien de beschikking in aanzienlijke mate was gebaseerd. Met het tweede onderdeel van het eerste middel laakt rekwirante een afzonderlijke schending van haar rechten van de verdediging door het bestreden arrest, omdat de Commissie haar ook op onrechtmatige wijze ontlastende bewijsmiddelen heeft onthouden, wat eveneens tot nietigverklaring van de beschikking had moeten leiden.

2.

Met haar tweede middel klaagt rekwirante over schending van artikel 81, lid 1, EG door fundamentele schendingen van de bewijsregels, namelijk het beginsel in dubio pro reo, evenals schendingen van het materiële recht, in het bijzonder met betrekking tot het bestanddeel van de onderling afgestemde gedraging, die in het bestreden arrest hebben geleid tot de van een onjuiste rechtsopvatting getuigende vaststelling van een inbreuk op artikel 81, lid 1, EG.

3.

Met haar derde middel keert rekwirante zich tegen de overschrijding van de 10 %-limiet van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17/62. Zij stelt dat het Gerecht de omzet van andere vennootschappen waarover zij geen zeggenschap heeft en die geen zeggenschap over haar hebben, ten onrechte aan haar heeft toegerekend. Zij betoogt dat zij met de andere vennootschappen geen economische eenheid vormt.