Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/84 – Volgrecht ten behoeve van rechtsopvolgers van auteur van oorspronkelijk kunstwerk na diens overlijden

(Art. 95 EG; richtlijn 2001/84 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 1)

Samenvatting

Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2001/84 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale bepaling op grond waarvan het volgrecht enkel toekomt aan de erfgenamen bij versterf van de kunstenaar, met uitsluiting van de testamentaire legatarissen. De verwijzende rechterlijke instantie dient bij de toepassing van een nationale bepaling tot uitvoering van dat artikel 6, lid 1, naar behoren rekening te houden met alle relevante regels die ertoe strekken, wetsconflicten op het gebied van de vererving van het volgrecht op te lossen.

Met de vaststelling van richtlijn 2001/84 stonden immers twee doelstellingen voorop, te weten, in de eerste plaats, te waarborgen dat de auteurs van werken van grafische of beeldende kunst in economisch opzicht in het succes van hun werken delen, en in de tweede plaats, een einde te maken aan concurrentievervalsingen op de kunstmarkt doordat de betaling van een volgrecht in sommige lidstaten ertoe kan leiden dat de verkoop van kunstwerken wordt verplaatst naar andere lidstaten, waar dit recht niet wordt toegepast. Weliswaar was het de wens van de wetgever van de Unie dat de rechtsopvolgers van de auteur zich na diens overlijden ten volle op het volgrecht kunnen beroepen, maar diezelfde wetgever heeft het overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel ook wenselijk geacht dat deze richtlijn het erfrecht van de lidstaten onverlet zou laten, en heeft het dus aan elk van hen overgelaten om de categorieën personen te definiëren die volgens hun nationale recht als rechtsopvolgers worden aangemerkt. De lidstaten kunnen in hun wetgeving dan ook zelf kiezen welke categorieën personen na het overlijden van de auteur van een kunstwerk aanspraak op het volgrecht kunnen maken.

(cf. punten 27, 32‑33, 36 en dictum)