Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Werkingssfeer

(Art. 157 VWEU; richtlijn 2000/78 van de Raad, punt 22 van de considerans en art. 3, lid 3)

2. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van seksuele geaardheid

(Richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 1, 2 en 3, lid 1, sub c)

3. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van seksuele geaardheid

(Art. 13 EG; richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 2)

Samenvatting

1. Richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat aanvullende ouderdomspensioenen zoals die welke aan de voormalige werknemers van een publiekrechtelijke werkgever en hun nabestaanden worden uitgekeerd uit hoofde van de nationale wet, die beloningen in de zin van artikel 157 VWEU zijn niet op grond van artikel 3, lid 3, van deze richtlijn en evenmin op grond van punt 22 van de considerans ervan buiten de materiële werkingssfeer van die richtlijn vallen.

(cf. punt 36, dictum 1)

2. De gecombineerde bepalingen van de artikelen 1, 2 en 3, lid 1, sub c, van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep staan in de weg aan een nationale bepaling op grond waarvan een pensioenontvanger die een levenspartnerschap is aangegaan, een aanvullend ouderdomspensioen ontvangt dat lager is dan dat van een gehuwde pensioenontvanger die niet duurzaam gescheiden leeft, indien:

– in de betrokken lidstaat het huwelijk is voorbehouden aan personen van verschillend geslacht, terwijl daarnaast een levenspartnerschap bestaat dat is voorbehouden aan personen van hetzelfde geslacht, en

– er een directe discriminatie op grond van de seksuele geaardheid is, doordat die levenspartner zich naar nationaal recht in een situatie bevindt die, wat dat pensioen betreft, juridisch en feitelijk vergelijkbaar is met die van een gehuwde persoon. De beoordeling van de vergelijkbaarheid behoort tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter en moet worden toegespitst op de respectieve rechten en verplichtingen van gehuwden en personen die een levenspartnerschap hebben gesloten, zoals die zijn geregeld in het kader van de desbetreffende rechtsfiguren, die, gelet op het voorwerp en de voorwaarden voor de toekenning van de betrokken prestatie, relevant zijn.

(cf. punt 52, dictum 2)

3. Wat de periode vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting in nationaal recht van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep betreft, kan een situatie waarin krachtens een nationaal voorschrift inzake het aanvullend ouderdoms‑ en nabestaandenpensioen voor werknemers van een publiekrechtelijke werkgever een pensioenontvanger die een levenspartnerschap is aangegaan, een aanvullend ouderdomspensioen ontvangt dat lager is dan dat van een gehuwde pensioenontvanger die niet duurzaam gescheiden leeft, noch op basis van artikel 13 EG noch op basis van deze richtlijn onder de werkingssfeer van het recht van de Unie worden gebracht.

In het geval dat een dergelijk nationaal voorschrift een discriminatie in de zin van artikel 2 van richtlijn 2000/78 vormt, kan een particulier die door dat voorschrift wordt geraakt, vanaf het verstrijken van de termijn voor de omzetting van deze richtlijn in nationaal recht aanspraak maken op een gelijke behandeling, zonder dat behoeft te worden gewacht totdat die bepaling door de nationale wetgever in overeenstemming met het recht van de Unie is gebracht.

(cf. punten 61, 64, dictum 3)