Zaak C-83/08

Glückauf Brauerei GmbH

tegen

Hauptzollamt Erfurt

(verzoek van het Thüringer Finanzgericht om een prejudiciële beslissing)

„Harmonisatie van accijnsstructuur — Richtlijn 92/83/EEG — Artikel 4, lid 2 — Kleine brouwerij die juridisch en economisch onafhankelijk is van andere brouwerijen — Criteria juridische en economische onafhankelijkheid — Mogelijkheid van onder indirecte invloed te staan”

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 2 april 2009   I ‐ 2860

Samenvatting van het arrest

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Accijns – Richtlijn 92/83 – Alcohol en alcoholhoudende dranken – Toepassing van verlaagde accijnstarieven op bepaalde producten

(Richtlijn 92/83 van de Raad, art. 4, lid 2)

Artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken, moet aldus worden uitgelegd dat een situatie die wordt gekenmerkt door het bestaan van structurele banden in termen van deelnemingen en stemrechten, waarbij uiteindelijk één enkele persoon, die in verschillende van de betrokken brouwerijen een bestuursfunctie uitoefent, ongeacht zijn daadwerkelijk gedrag, de totstandkoming van de commerciële beslissingen van deze brouwerijen kan beïnvloeden, uitsluit dat deze brouwerijen als onderling economisch onafhankelijk kunnen worden beschouwd.

Richtlijn 92/83 wil namelijk verhinderen dat een verlaagd accijnsrecht op bier wordt toegekend aan brouwerijen waarvan de omvang en de productiecapaciteit verstoringen op de interne markt kunnen teweegbrengen. Derhalve strekken de in artikel 4, lid 2, van deze richtlijn genoemde criteria juridische en economische onafhankelijkheid ertoe te garanderen dat elke vorm van economische of juridische afhankelijkheid tussen brouwerijen ertoe leidt dat deze worden uitgesloten van het belastingvoordeel bestaande in het verlaagde accijnstarief op bier.

In deze context eist het begrip „brouwerij die juridisch en economisch onafhankelijk is van andere brouwerijen” in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 dat wordt nagegaan of tussen de betrokken brouwerijen sprake is van een verhouding van juridische afhankelijkheid, in het bijzonder op het niveau van de directie ervan of van het aandeelhouderschap of van de stemrechten, of van een verhouding van economische afhankelijkheid, die het vermogen van deze brouwerijen om autonoom commerciële beslissingen te nemen kan beïnvloeden.

Bovendien heeft het criterium zelfstandigheid tot doel te verzekeren dat dit verlaagd accijnstarief daadwerkelijk ten goede komt aan de brouwerijen waarvan de omvang een handicap vormt, en niet aan die welke deel uitmaken van een concern. Opdat artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 alleen toepassing vindt op de brouwerijen die daadwerkelijk juridisch en economisch zelfstandig zijn, moet er derhalve op worden toegezien dat de zelfstandigheidsvoorwaarde niet louter formeel wordt omzeild, in het bijzonder door juridische constructies tussen verschillende beweerdelijk zelfstandige kleine brouwerijen die in feite een economische groep vormen met een productie die de in artikel 4 van richtlijn 92/83 gestelde grenzen overschrijdt.

Wat de eventuele invloed van het marktgedrag van de betrokken brouwerijen op de vaststelling van hun economische zelfstandigheid betreft, ziet artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 op de juridische en economische structuur van de brouwerijen, zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar het marktgedrag ervan. Verder kan de aanwezigheid van de brouwerijen op verschillende markten met verschillende productassortimenten niet de conclusie wettigen dat deze brouwerijen economisch onafhankelijk zijn, aangezien deze omstandigheid juist kan wijzen op een bewuste strategie op groepsniveau om interne mededinging binnen de groep te voorkomen of te verminderen.

(cf. punten 26, 28-29, 33, 35-36 en dictum)