Zaak C‑52/08

Europese Commissie

tegen

Portugese Republiek

„Niet-nakoming – Notarissen – Richtlijn 2005/36/EG”

Samenvatting van het arrest

1.        Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure – Aanpassing wegens wijziging van recht van Unie – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 226 EG)

2.        Beroep wegens niet-nakoming – Onderzoek van gegrondheid door Hof – In aanmerking te nemen situatie – Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn – Situatie van onzekerheid voortvloeiend uit bijzondere omstandigheden die zich tijdens wetgevingsprocedure hebben voorgedaan – Geen niet-nakoming

(Art. 43 EG, 45, eerste alinea, EG en 226 EG; richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad)

1.        Ofschoon het petitum van het verzoekschrift in beginsel niet meer mag omvatten dan de in het dispositief van het met redenen omkleed advies en in de aanmaningsbrief gestelde niet-nakomingen, kan de Commissie in het kader van een beroep wegens niet-nakoming verzoeken om niet-nakoming vast te stellen van de verplichtingen die voortvloeien uit de oorspronkelijke versie van een naderhand gewijzigde of ingetrokken handeling van de Unie en die door de bepalingen van een nieuwe handeling van de Unie zijn gehandhaafd. Daarentegen mag het voorwerp van het geding niet worden uitgebreid tot verplichtingen die voortvloeien uit nieuwe bepalingen die niet hun tegenhanger vinden in de oorspronkelijke versie van de betrokken handeling, daar dit een schending zou opleveren van de wezenlijke vormvoorschriften waaraan de niet-nakomingsprocedure dient te voldoen.

(cf. punt 42)

2.        Wanneer tijdens de wetgevingsprocedure bijzondere omstandigheden, zoals het ontbreken van een duidelijke standpuntbepaling van de wetgever of het ontbreken van duidelijkheid over de afbakening van de werkingssfeer van een bepaling van het recht van de Unie, een situatie van onzekerheid doen ontstaan, is het niet mogelijk vast te stellen dat bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn op de lidstaten een voldoende duidelijke verplichting rustte om een richtlijn in nationaal recht om te zetten.

(cf. punten 54‑56)







ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)

24 mei 2011 (*)

„Niet-nakoming – Notarissen – Richtlijn 2005/36/EG”

In zaak C‑52/08,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 12 februari 2008,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Støvlbæk en P. Andrade als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

ondersteund door:

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door S. Ossowski als gemachtigde, bijgestaan door K. Smith, barrister,

interveniënt,

tegen

Portugese Republiek, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes en F. S. Gaspar Rosa als gemachtigden,

verweerster,

ondersteund door:

Tsjechische Republiek, vertegenwoordigd door M. Smolek als gemachtigde,

Republiek Litouwen, vertegenwoordigd door D. Kriaučiūnas en E. Matulionytė als gemachtigden,

Republiek Slovenië, vertegenwoordigd door V. Klemenc en Ž. Cilenšek Bončina als gemachtigden,

Slowaakse Republiek, vertegenwoordigd door J. Čorba als gemachtigde,

interveniënten,

wijst

HET HOF (Grote kamer),

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, A. Tizzano, J. N. Cunha Rodrigues, K. Lenaerts, J.‑C. Bonichot, A. Arabadjiev (rapporteur) en J.‑J. Kasel, kamerpresidenten, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, G. Arestis, M. Ilešič, C. Toader en M. Safjan, rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 28 april 2010,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 september 2010,

het navolgende

Arrest

1        De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat de Portugese Republiek, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255, blz. 22), de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

2        In punt 9 van de considerans van richtlijn 2005/36 wordt verklaard dat „[t]erwijl de beginselen en waarborgen die ten grondslag liggen aan de vigerende erkenningsregelingen, met het oog op de vrijheid van vestiging, behouden moeten blijven, [...] de voorschriften ervan in het licht van de ervaring [dienen] te worden aangepast”.

3        Volgens punt 14 van de considerans van deze richtlijn „[blijft] [d]e in [richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB 1989, L 19, blz. 16)] vastgestelde wijze van erkenning [...] ongewijzigd”.

4        In punt 41 van de considerans van richtlijn 2005/36 wordt verklaard dat deze richtlijn „de toepassing van artikel 39, lid 4[, EG] en van artikel 45 [EG], [met name betreffende notarissen], onverlet [laat]”.

5        Artikel 2, lid 3, van richtlijn 2005/36 luidt:

„Indien voor een bepaald gereglementeerd beroep in een afzonderlijk communautair rechtsinstrument een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties, is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing.”

6        Het beroep van notaris is niet geregeld in een ander specifiek Unierechtelijk instrument als bedoeld in dit artikel 2, lid 3.

7        Bij richtlijn 2005/36 is overeenkomstig artikel 62 ervan richtlijn 89/48 ingetrokken met ingang van 20 oktober 2007.

 Nationale regeling

8        In het Portugese rechtsbestel is het beroep van notaris een vrij beroep. De uitoefening van dit beroep is geregeld in besluitwet nr. 26/2004 van 4 februari 2004 tot vaststelling van het statuut van notaris (Diário da República I, serie A, nr. 29, van 4 februari 2004; hierna: „notarisstatuut”).

9        Artikel 1, leden 1 en 2, van het notarisstatuut bepaalt:

„1.      De notaris is de jurist wiens geschriften, opgemaakt in de uitoefening van zijn ambt, authentiek zijn.

2.      De notaris is tegelijk een openbaar ambtenaar die documenten waarmerkt en voor archivering zorgt, en een beoefenaar van een vrij beroep die onafhankelijk en onpartijdig optreedt en door de betrokkenen vrij wordt gekozen.”

10      Artikel 4, lid 1, van dit statuut bepaalt dat „[h]et [...] in de regel de taak van de notaris [is] om overeenkomstig de wil van de betrokkenen een openbare akte op te maken waarvan hij op basis van zijn opzoekingen en interpretatie de rechtsgeldigheid waarborgt, waarbij hij de betrokkenen inlicht over de waarde en de draagwijdte ervan”.

11      In artikel 4, lid 2, van dit statuut wordt gepreciseerd dat de notaris met name bevoegd is om testamenten en andere openbare akten op te maken, schriftelijke stukken of handtekeningen te authenticeren of te erkennen, attesten uit te reiken, vertalingen eensluidend te verklaren, uittreksels of authentieke kopieën af te geven, de minuten van vergaderingen op te stellen en documenten te bewaren.

12      Ingevolge artikel 25 van het notarisstatuut gelden voor de toegang tot het beroep van notaris de volgende cumulatieve voorwaarden:

–        voldoen aan de voorwaarden van het bekleden van een openbaar ambt en geen verbod hebben gekregen om het ambt van notaris uit te oefenen;

–        in het bezit zijn van een naar Portugees recht erkend universitair diploma in de rechten;

–        met succes een stage bij een notaris hebben gevolgd;

–        geslaagd zijn voor het door de Raad van notarissen georganiseerde examen.

13      Bij besluitwet nr. 27/2004 van 4 februari 2004 (Diário da República I, serie A, nr. 29, van 4 februari 2004) werd de orde van notarissen opgericht. De toekenning van de titel van notaris is geregeld in besluit nr. 398/2004 van de minister van Justitie van 21 april 2004.

14      Ingevolge artikel 38 van besluitwet nr. 76-A/2006 van 29 maart 2006 (Diário da República I, serie A, nr. 63, van 29 maart 2006) zijn de bevoegdheden inzake het authenticeren, eensluidend verklaren en erkennen van documenten eveneens verleend aan bewaarders en beambten van de registratiediensten, de erkende kamers voor koophandel en nijverheid alsmede aan advocaten en „solicitadores”. Het aldus geauthenticeerde, eensluidend verklaarde of erkende document heeft dezelfde bewijskracht als een document dat ten overstaan van een notaris is opgesteld.

15      Zoals de Portugese Republiek ter terechtzitting heeft verklaard, heeft de Portugese wetgever de noodzaak van authenticatie door een notaris geleidelijk aan weggewerkt voor nagenoeg alle akten waarvoor voorheen authenticatie door een notaris was vereist.

 Precontentieuze procedure

16      Bij de Commissie werd een klacht ingediend betreffende niet-omzetting van richtlijn 89/48 voor het beroep van notaris in Portugal. Na onderzoek van deze klacht heeft de Commissie bij brief van 20 december 2001 de Portugese Republiek aangemaand binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen over de niet-omzetting van deze richtlijn bij de Commissie in te dienen.

17      Op 17 juni 2002 heeft de Portugese Republiek op de aanmaningsbrief aan de Commissie geantwoord dat hervormingen werden doorgevoerd in de wettelijke regeling inzake de toegang tot het beroep van notaris.

18      Op 18 oktober 2006 heeft de Commissie deze lidstaat een met redenen omkleed advies toegezonden, waarbij zij heeft geconcludeerd dat deze lidstaat de krachtens richtlijn 89/48 op hem rustende verplichtingen niet was nagekomen. Deze instelling heeft de Portugese Republiek verzocht de maatregelen te nemen die noodzakelijk waren om aan het met redenen omklede advies te voldoen binnen een termijn van twee maanden vanaf ontvangst ervan.

19      Bij brief van 24 januari 2007 heeft de Portugese Republiek toegelicht waarom het standpunt van de Commissie volgens haar ongegrond was.

20      Daarop heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

 Het beroep

 Argumenten van partijen

21      De Commissie stelt in de eerste plaats dat notarissen niet deelnemen aan de uitoefening van het openbaar gezag in de zin van artikel 45, eerste alinea, EG. In dit verband herinnert zij eraan dat deze bepaling, die een uitzondering op de vrijheid van vestiging bevat, daarom strikt moet worden uitgelegd (arrest van 21 juni 1974, Reyners, C‑2/74, Jurispr. blz. 631, punt 43).

22      De werkingssfeer van deze uitzondering moet bovendien worden beperkt tot werkzaamheden die, op zich beschouwd, een rechtstreekse en specifieke deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag vormen (arrest Reyners, reeds aangehaald, punten 44 en 45). Volgens de Commissie impliceert het begrip openbaar gezag dat een van het gemene recht afwijkende beslissingsmacht wordt uitgeoefend, die zich uit in de bevoegdheid om onafhankelijk van de wil van anderen en zelfs tegen hun wil te handelen. Volgens de rechtspraak van het Hof wordt het openbaar gezag gekenmerkt door de bevoegdheid dwang uit te oefenen (arrest van 29 oktober 1998, Commissie/Spanje, C‑114/97, Jurispr. blz. I‑6717, punt 37).

23      Werkzaamheden die bestaan in het verlenen van bijstand en medewerking aan de werking van het openbaar gezag, zijn aldus van de werkingssfeer van artikel 45, eerste alinea, EG uitgesloten (zie in die zin arrest van 13 juli 1993, Thijssen, C‑42/92, Jurispr. blz. I‑4047, punt 22).

24      Volgens de Commissie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland moeten activiteiten waarbij wordt deelgenomen aan de uitoefening van het openbaar gezag, worden onderscheiden van activiteiten die het algemeen belang dienen. Veel beroepen impliceren immers bijzondere bevoegdheden in het algemeen belang zonder dat de beoefenaars van deze beroepen daarom deelnemen aan de uitoefening van het openbaar gezag.

25      Aangezien volgens de Portugese wettelijke regeling geen beslissingsbevoegdheid aan de notarissen is toegekend, nemen zij dus niet deel aan de uitoefening van het openbaar gezag.

26      De Commissie onderzoekt in de tweede plaats, gelet op de vereisten van richtlijn 2005/36, welke voorwaarden gelden voor de toegang tot het beroep van notaris in Portugal.

27      Zoals het Verenigd Koninkrijk is deze instelling van mening dat punt 41 van de considerans van deze richtlijn het beroep van notaris niet uitsluit van de werkingssfeer van deze richtlijn. Dit punt moet aldus worden uitgelegd dat artikel 45, eerste alinea, EG van toepassing is op het beroep van notaris voor zover dit beroep deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag. Aangezien in het Portugese rechtsbestel de notaris niet deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag, is richtlijn 2005/36 van toepassing op het beroep van notaris.

28      In dit verband merkt de Commissie op dat voor de uitoefening van het beroep van notaris in Portugal vijf voorwaarden gelden. Ten eerste moeten de kandidaten in het bezit zijn van een door een Portugese universiteit afgegeven universitair diploma in de rechten of van een volgens de Portugese wetgeving gelijkwaardig universitair diploma. Ten tweede moeten de kandidaten slagen voor een examen voor het verkrijgen van de titel van notaris. Ten derde moeten zij een stage volgen, waarna de stagemeester oordeelt of de stagiair bekwaam is om het beroep van notaris uit te oefenen. Ten vierde moeten de kandidaten, nadat zij met succes de stage hebben gevolgd, slagen voor een tweede examen dat hun toegang geeft tot het beroep. Ten vijfde nemen de kandidaten hun functie op door een eed af te leggen ten overstaan van de minister van Justitie en de stafhouder van de orde van notarissen.

29      De Commissie is van mening dat de eerste drie in het vorige punt genoemde voorwaarden niet verenigbaar zijn met de vereisten van richtlijn 2005/36. De eerste voorwaarde is in strijd met de artikelen 13, lid 1, en 14, lid 3, van deze richtlijn aangezien het houders van een door een universiteit van een andere lidstaat afgegeven universitair diploma in de rechten of van een niet als gelijkwaardig beschouwd universitair diploma verboden is het beroep van notaris in Portugal uit te oefenen. De tweede voorwaarde is met name in strijd met artikel 14, lid 3, van deze richtlijn daar het examen waarvoor de kandidaat moet slagen om de titel van notaris te verkrijgen, een groot aantal onderwerpen betreft, zonder dat rekening wordt gehouden met de onderwerpen waarin de kandidaat reeds een diploma heeft verkregen of een opleiding heeft gevolgd. Bij de derde voorwaarde, het volgen van een stage, gaat het niet alleen om een aanpassingsstage, maar ook en tegelijk om een proeve van bekwaamheid, hoewel artikel 14, lid 3, van richtlijn 2005/36 verbiedt dat een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid worden gecombineerd.

30      De Portugese Republiek, die op dit punt wordt ondersteund door de Republiek Litouwen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, stelt in de eerste plaats dat de notaris in overeenstemming met de wettelijke regelingen van de Unie en volgens de rechtspraak van het Hof deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag in de zin van artikel 45, eerste alinea, EG.

31      In zijn arrest van 30 september 2003, Colegio de Oficiales de la Marina Mercante Española (C‑405/01, Jurispr. blz. I‑10391, punt 42), heeft het Hof immers bevestigd dat met de taken van de notaris die verband houden met het opstellen van testamenten, wordt deelgenomen aan de uitoefening van bevoegdheden van het openbaar gezag.

32      Ook het Europees Parlement is in zijn resolutie van 18 januari 1994 over de situatie en de organisatie van het ambt van notaris in de twaalf landen van de Gemeenschap (PB C 44, blz. 36) alsmede in zijn resolutie van 23 maart 2006 over de juridische beroepen en het algemeen belang van een goed functioneren van de rechtstelsels (PB C 292E, blz. 105) tot de conclusie gekomen dat artikel 45, eerste alinea, EG van toepassing is op het beroep van notaris.

33      Ook in de richtlijnen 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178, blz. 1), en 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376, blz. 36) worden de activiteiten van de notaris van de werkingssfeer ervan uitgesloten.

34      Bepaalde aspecten van het notarisstatuut, namelijk het statuut van openbaar ambtenaar, de numerus-claususregel, de eedaflegging en de wettelijke onverenigbaarheden, wijzen er eveneens op dat de notaris deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag.

35      Met betrekking tot de vermeende niet-omzetting van richtlijn 2005/36 betogen de Portugese Republiek, de Republiek Litouwen en de Republiek Slovenië in de tweede plaats dat in punt 41 van de considerans van deze richtlijn uitdrukkelijk wordt verklaard dat deze richtlijn „de toepassing van artikel 39, lid 4[, EG] en van artikel 45 [EG], [met name betreffende notarissen], onverlet [laat]”. Dit voorbehoud bevestigt dat het beroep van notaris buiten de werkingssfeer van richtlijn 2005/36 valt. Een soortgelijk voorbehoud is gemaakt in de twaalfde overweging van de considerans van richtlijn 89/48.

36      Onder verwijzing naar de voorstukken van richtlijn 2005/36 en met name de op 11 februari 2004 in eerste lezing vastgestelde wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB 2004, C 97E, blz. 230), concludeert de Portugese Republiek dat de wetgever van de Unie het beroep van notaris van de werkingssfeer van deze richtlijn heeft uitgesloten.

37      De Tsjechische Republiek is van mening dat, aangezien voor de uitoefening van het beroep van notaris een grondige kennis van het nationale recht van de ontvangende lidstaat noodzakelijk is, het vereiste van een proeve van bekwaamheid betreffende vraagstukken van het nationaal recht van deze lidstaat in overeenstemming is met de voorwaarden van artikel 3, lid 1, sub h, van richtlijn 2005/36.

38      De Republiek Slovenië betoogt dat het Hof het onderhavige beroep ambtshalve moet verwerpen, aangezien het voorwerp van de precontentieuze procedure niet-omzetting van richtlijn 89/48 betrof terwijl het onderhavige beroep strekt tot vaststelling dat de Portugese Republiek de krachtens richtlijn 2005/36 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

 Beoordeling door het Hof

 Ontvankelijkheid van het beroep

39      Blijkens het verzoekschrift van de Commissie betreft het onderhavige beroep niet-omzetting van richtlijn 2005/36. Evenwel zij opgemerkt dat zowel de aanmaningsbrieven als het met redenen omklede advies van de Commissie zien op richtlijn 89/48. Derhalve dient ambtshalve te worden onderzocht of het onderhavige beroep ontvankelijk is.

40      Volgens de rechtspraak kan het Hof immers ambtshalve onderzoeken of is voldaan aan de in artikel 226 EG gestelde voorwaarden voor de instelling van een beroep wegens niet-nakoming (arresten van 31 maart 1992, Commissie/Italië, C‑362/90, Jurispr. blz. I‑2353, punt 8, en 9 september 2004, Commissie/Griekenland, C‑417/02, Jurispr. blz. I‑7973, punt 16).

41      Het is vaste rechtspraak dat in het kader van een beroep krachtens artikel 226 EG het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de Unierechtelijke regeling die van kracht was aan het einde van de termijn die de Commissie de betrokken lidstaat heeft gesteld om aan het met redenen omklede advies te voldoen (zie met name arresten van 10 september 1996, Commissie/Duitsland, C‑61/94, Jurispr. blz. I‑3989, punt 42; 5 oktober 2006, Commissie/België, C‑377/03, Jurispr. blz. I‑9733, punt 33, en 10 september 2009, Commissie/Griekenland, C‑416/07, Jurispr. blz. I‑7883, punt 27). Richtlijn 89/48 werd bij richtlijn 2005/36 ingetrokken met ingang van 20 oktober 2007, dit is na het verstrijken van de termijn die in het met redenen omklede advies was gesteld.

42      Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, kan, ofschoon het petitum van het verzoekschrift in beginsel niet meer mag omvatten dan de in het dispositief van het met redenen omklede advies en in de aanmaningsbrief gestelde niet-nakomingen, de Commissie verzoeken om niet-nakoming vast te stellen van verplichtingen die voortvloeien uit de oorspronkelijke versie van een naderhand gewijzigde of ingetrokken handeling van de Unie en die door de bepalingen van een nieuwe handeling van de Unie zijn gehandhaafd. Daarentegen mag het voorwerp van het geding niet worden uitgebreid tot verplichtingen die voortvloeien uit nieuwe bepalingen die niet hun tegenhanger vinden in de oorspronkelijke versie van de betrokken handeling, daar dit een schending zou opleveren van de wezenlijke vormvoorschriften waaraan de niet-nakomingsprocedure dient te voldoen (zie in dit verband arresten van 9 november 1999, Commissie/Italië, C‑365/97, Jurispr. blz. I‑7773, punt 36; 12 juni 2003, Commissie/Italië, C‑363/00, Jurispr. blz. I‑5767, punt 22, en arrest van 10 september 2009, Commissie/Griekenland, reeds aangehaald, punt 28).

43      Bijgevolg is het petitum in het verzoekschrift van de Commissie strekkende tot vaststelling dat de Portugese Republiek de krachtens richtlijn 2005/36 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, in beginsel ontvankelijk, mits de verplichtingen van deze richtlijn analoog zijn aan die welke uit richtlijn 89/48 voortvloeien (zie naar analogie arrest van 10 september 2009, Commissie/Griekenland, reeds aangehaald, punt 29).

44      Zoals blijkt uit punt 9 van de considerans van richtlijn 2005/36, wordt met deze richtlijn beoogd de bestaande bepalingen te verbeteren, te reorganiseren en te stroomlijnen door een gelijktrekking van de toepasselijke beginselen, terwijl met het oog op de vrijheid van vestiging de beginselen en waarborgen die ten grondslag liggen aan de vigerende erkenningsregelingen, zoals die welke is ingevoerd bij richtlijn 89/48, behouden moeten blijven.

45      In dezelfde zin wordt in punt 14 van de considerans van richtlijn 2005/36 verklaard dat met name de in richtlijn 89/48 vastgestelde wijze van erkenning ongewijzigd blijft.

46      In casu verwijt de Commissie de Portugese Republiek, wat het beroep van notaris betreft, niet-omzetting niet van een specifieke bepaling van richtlijn 2005/36 doch van deze richtlijn in haar geheel.

47      Aldus dient te worden vastgesteld dat de vermeende verplichting tot omzetting van richtlijn 2005/36 voor het beroep van notaris analoog is met die welke voortvloeit uit richtlijn 89/48 aangezien de beginselen en waarborgen die ten grondslag liggen aan de bij laatstgenoemde richtlijn ingevoerde erkenningsregeling, in eerstgenoemde richtlijn behouden blijven en deze regeling bovendien ongewijzigd is gebleven na vaststelling van richtlijn 2005/36.

48      Derhalve dient het beroep ontvankelijk te worden verklaard.

 Ten gronde

49      De Commissie verwijt de Portugese Republiek dat zij richtlijn 2005/36 niet heeft omgezet wat het beroep van notaris betreft. Derhalve moet worden nagegaan of deze richtlijn op dit beroep kan worden toegepast.

50      Daarbij moet rekening worden gehouden met de wetgevingscontext waarin de betrokken richtlijn tot stand is gekomen.

51      Zo heeft de wetgever in de twaalfde overweging van de considerans van richtlijn 89/48, die aan richtlijn 2005/36 is voorafgegaan, uitdrukkelijk uiteengezet dat met het bij eerstgenoemde richtlijn ingevoerde algemene stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma’s „geenszins vooruitgelopen wordt op de toepassing van [...] artikel [45 EG]”. Het aldus geformuleerde voorbehoud geeft de wil van de wetgever weer om de onder artikel 45, eerste alinea, EG vallende werkzaamheden buiten de werkingssfeer van richtlijn 89/48 te laten.

52      Ten tijde van de vaststelling van richtlijn 89/48 was het Hof nog niet in de gelegenheid geweest om uitspraak te doen over de vraag of de notariële werkzaamheden al dan niet onder artikel 45, eerste alinea, EG vallen.

53      In de jaren na de vaststelling van richtlijn 89/48 heeft het Parlement in de in punt 32 van het onderhavige arrest vermelde resoluties van 1994 en 2006 enerzijds aangegeven dat artikel 45, eerste alinea, EG integraal moest worden toegepast op het beroep van notaris als zodanig, terwijl het anderzijds de wens heeft uitgedrukt dat het voor de toegang tot dit beroep gestelde nationaliteitsvereiste werd ingetrokken.

54      Voorts heeft de wetgever van de Unie bij de vaststelling van richtlijn 2005/36, die in de plaats van richtlijn 89/48 is gekomen, in punt 41 van de considerans van eerstgenoemde richtlijn zorgvuldig gepreciseerd dat zij de toepassing van artikel 45 EG, „[met name betreffende notarissen]”, onverlet laat. Met dit voorbehoud heeft de wetgever van de Unie echter geen standpunt ingenomen over de toepasselijkheid van artikel 45, eerste alinea, EG – en dus van richtlijn 2005/36 – op de notariële werkzaamheden.

55      Dat bevestigen met name de voorbereidende werkzaamheden van laatstgenoemde richtlijn. In zijn in punt 36 van het onderhavige arrest genoemde wetgevingsresolutie had het Parlement immers voorgesteld om in richtlijn 2005/36 uitdrukkelijk te vermelden dat deze niet voor de notarissen gold. Met deze suggestie is evenwel geen rekening gehouden in het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties [COM(2004) 317 definitief], en evenmin in gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 10/2005 van 21 december 2004 vastgesteld door de Raad volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB 2005, C 58E, blz. 1), niet omdat de bedoelde richtlijn voor het beroep van notaris moest gelden, maar met name omdat „[a]rtikel 45[, eerste alinea,] EG [voorzag] in een afwijking van de beginselen van vrijheid van vestiging en van dienstverrichting voor werkzaamheden die een rechtstreekse en specifieke deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden”.

56      Gelet op de bijzondere omstandigheden waarin het wetgevingsproces heeft plaatsgevonden alsmede op de situatie van onzekerheid die daaruit is ontstaan, zoals uit de hierboven weergegeven wetgevingscontext naar voren komt, blijkt het niet mogelijk, vast te stellen dat bij het verstrijken van de in het met redenen omklede advies gestelde termijn een voldoende duidelijke verplichting op de lidstaten rustte om richtlijn 2005/36 voor het beroep van notaris uit te voeren.

57      Bijgevolg moet het beroep worden verworpen.

 Kosten

58      Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Portugese Republiek te worden verwezen in de kosten.

59      Volgens artikel 69, lid 4, eerste alinea, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten. De Tsjechische Republiek, de Republiek Litouwen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Verenigd Koninkrijk zullen dus hun eigen kosten dragen.

Het Hof (Grote kamer) verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.

3)      De Tsjechische Republiek, de Republiek Litouwen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dragen hun eigen kosten.

ondertekeningen


* Procestaal: Portugees.