3.7.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 179/5 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 mei 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Modehuis A. Zwijnenburg BV/Staatssecretaris van Financiën
(Zaak C-352/08) (1)
(Harmonisatie van wetgevingen - Richtlijn 90/434/EEG - Gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten - Artikel 11, lid 1, sub a - Toepasselijkheid op overdrachtsbelasting)
(2010/C 179/06)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Modehuis A. Zwijnenburg BV
Verwerende partij: Staatssecretaris van Financiën
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden te Den Haag — Uitlegging van artikel 11, lid 1, sub a, van richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 1) — Begrip belastingfraude- of ontwijking — Operatie gericht op het ontgaan van een nationale belasting waarop het door de richtlijn opgelegde heffingsverbod niet van toepassing is
Dictum
Artikel 11, lid 1, sub a, van richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat de daarbij ingevoerde faciliteiten niet kunnen worden geweigerd aan de belastingplichtige die door middel van een juridische constructie bestaande in een bedrijfsfusie, de heffing wilde voorkomen van een belasting zoals die in het hoofdgeding, namelijk overdrachtsbelasting, wanneer deze belasting niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.