19.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/4


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 april 2010 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-160/08) (1)

(Niet-nakoming - Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Artikelen 43 EG en 49 EG - Richtlijnen 92/50/EEG en 2004/18/EG - Openbare ambulancedienst - Vervoer van spoedgevallen en gekwalificeerd ziekenvervoer - Transparantievereiste - Artikel 45 EG - Werkzaamheden ter uitoefening van openbaar gezag - Artikel 86, lid 2, EG - Diensten van algemeen economisch belang)

(2010/C 161/05)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Kellerbauer en D. Kukovec, gemachtigden)

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: M. Lumma en J. Möller, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: C. M. Wissels en Y. de Vries, gemachtigden)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van de artikelen 43 EG en 49 EG en van de richtlijnen 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1) en 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114) — Praktijk van de plaatselijke overheden om opdrachten en concessies voor diensten van spoedvervoer rechtstreeks te plaatsen zonder open procedure van plaatsing van overheidsopdrachten en met schending van het transparantiebeginsel en van het discriminatieverbod

Dictum

1)

Door bij het plaatsen van opdrachten inzake openbare spoedeisende vervoersdiensten en gekwalificeerde ziekenvervoersdiensten volgens het „Submissionsmodell” in de deelstaten Sachsen-Anhalt, Nordrhein-Westfalen, Niedersachsen en Sachsen geen mededeling betreffende de resultaten van de aanbestedingsprocedure bekend te maken, is de Bondsrepubliek Duitsland de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 10 van richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, juncto artikel 16 van die richtlijn, dan wel, sinds 1 februari 2006, krachtens artikel 22 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, juncto artikel 35, lid 4, van die richtlijn.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Europese Commissie, de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 209 van 15.8.2008.