7.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/29


Beroep ingesteld op 7 mei 2007 — ThyssenKrupp Liften Ascenseurs/Commissie

(Zaak T-144/07)

(2007/C 155/55)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV/SA (Brussel, België) (vertegenwoordigd door: V. Turner en D. Mes, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

Nietigverklaring van de bestreden beschikking, voor zover de beschikking verzoekster betreft;

subsidiair, vermindering van de hoogte van de boete waarvoor verzoekster hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden;

veroordeling van verweerster in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vecht de beschikking C(2007)512 definitief (zaak COMP/E-1/38.823 — PO/Elevators and escalators) van de Commissie aan. Zij vraagt de vernietiging van de beschikking voor zover de beschikking haar betreft, dan wel een verlaging van de aan haar opgelegde boete.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster ten eerste in dat de Commissie niet bevoegd zou zijn geweest om artikel 81 EG toe te passen, aangezien de inbreuk geen merkbaar effect zou hebben gehad op de tussenstatelijke handel in de EU.

Subsidiair roept verzoekster in dat de Commissie niet de bij uitstek geschikte mededingingsautoriteit was voor de toepassing van artikel 81 EG in de zin van de Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten (1). Volgens verzoekster heeft de Commissie door toch een procedure in te leiden het gerechtvaardigd vertrouwen van verzoekster, dat zij kon afleiden uit de toepassing van deze mededeling, geschonden.

Ten derde zou de Commissie met het inleiden van een procedure en het opleggen van een boete inbreuk hebben gepleegd op het beginsel „ne bis in idem”, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van gerechtvaardigd vertrouwen en het beginsel van goed bestuur, aangezien de Belgische mededingingsautoriteit verzoekster immuniteit voor geldboeten had verleend met betrekking tot de deelname aan de kartelinbreuk die het voorwerp van de bestreden beschikking vormt.

De Commissie zou voorts onrechtmatig hebben vastgesteld dat verzoekster ThyssenKrupp Elevators AG en ThyssenKrupp AG hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de inbreuk die verzoekster heeft gepleegd.

Verzoekster roept eveneens in dat de Commissie artikel 23 van Verordening 1/2003 (2), de richtsnoeren van de Commissie voor de berekening van geldboetes (3), het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden bij het vaststellen van de op te leggen boete. De Commissie zou bovendien het boeteplafond van artikel 23 niet hebben gerespecteerd.

Verzoekster roept verder in dat de Commissie zich schuldig zou hebben gemaakt aan een schending van de clementiemededeling (4) en het gelijkheidsbeginsel bij het bepalen van de hoogte van de vermindering van de aan verzoekster op te leggen boete wegens verzoeksters samenwerking binnen het kader van de clementiemededeling.

Tenslotte zou de Commissie zich schuldig hebben gemaakt aan een schending van het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gerechtvaardigd vertrouwen en het beginsel van goed bestuur bij het bepalen van de hoogte van de vermindering van de aan verzoekster op te leggen boete wegens samenwerking buiten het kader van de clementieregeling.


(1)  PB 2004 C 101, blz. 43.

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd (PB 1998 C 9, blz. 3).

(4)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 45, blz. 3).