Zaak T‑19/07
Systran SA en
Systran Luxembourg SA
tegen
Europese Commissie
„Niet-contractuele aansprakelijkheid – Aanbesteding voor realisatie van project inzake onderhoud en taalkundige verbetering van automatisch vertaalsysteem van Commissie – Broncodes van in handel gebracht computerprogramma – Schending van auteursrecht – Niet-toegestane openbaarmaking van knowhow – Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractueel geding – Ontvankelijkheid – Reële en zekere schade – Causaal verband – Forfaitaire begroting van schadebedrag”
Samenvatting van het arrest
1. Beroep tot schadevergoeding – Voorwerp – Vordering tot schadevergoeding, ingesteld tegen Unie op grond van artikel 288, tweede alinea, EG – Exclusieve bevoegdheid van Unierechter – Beoordeling van contractuele of niet-contractuele aard van aansprakelijkheid – Criteria
(Art. 235 EG, 238 EG, 240 EG en 288, tweede alinea, EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 113)
2. Beroep tot schadevergoeding – Voorwerp – Herstel van schade die voortvloeit uit feit dat Commissie haar verplichting tot bescherming van vertrouwelijk karakter van knowhow niet zou zijn nagekomen – Niet-contractuele grondslag – Bevoegdheid van Unierechter
(Art. 235 EG, 287 EG en 288, tweede alinea, EG; Handvest van de grondrechten, art. 41)
3. Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten
(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)
4. Beroep tot schadevergoeding – Bevoegdheid van Unierechter – Bevoegdheid om zich uit te spreken over gestelde schending van auteursrecht door Commissie – Voorwaarden
(Art. 235 EG en 288, tweede alinea, EG)
5. Beroep tot schadevergoeding – Bevoegdheid van Unierechter – Veroordeling van Unie tot vergoeding van schade overeenkomstig algemene beginselen die rechtsstelsels van lidstaten gemeen hebben op gebied van niet-contractuele aansprakelijkheid
(Art. 235 EG en 288, tweede alinea, EG)
6. Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Voldoende gekwalificeerde schending van rechtsregel die particulieren rechten toekent – Reële en zekere schade – Causaal verband
(Art. 288, tweede alinea, EG)
7. Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 91/250 – Rechtsbescherming van computerprogramma’s – Aan beperkingen onderworpen handelingen – Uitzonderingen – Draagwijdte
(Richtlijn 91/250 van de Raad, art. 4 en 5)
8. Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Voldoende gekwalificeerde schending van rechtsregel die particulieren rechten toekent
(Art. 288, tweede alinea, EG)
1. Op het gebied van de contractuele aansprakelijkheid is de Unierechter slechts bevoegd indien er een arbitragebeding is in de zin van artikel 238 EG. Bij gebreke van een dergelijk beding kan het Gerecht zich niet beroepen op artikel 235 EG om in werkelijkheid uitspraak te doen over een contractuele vordering tot schadevergoeding. Anders zou het Gerecht zijn rechterlijke bevoegdheid uitbreiden tot andere geschillen dan die waarvan de kennisneming limitatief aan hem is voorbehouden door artikel 240 EG, aangezien deze bepaling de gemeenrechtelijke bevoegdheid inzake geschillen waarin de Unie partij is, aan de nationale rechterlijke instanties voorbehoudt. De bevoegdheid van de Unierechter ter zake van overeenkomsten vormt een afwijking van het gemene recht en moet dus restrictief worden uitgelegd, zodat het Gerecht enkel kennis kan nemen van vorderingen uit een overeenkomst of van vorderingen die rechtstreeks verband houden met de verbintenissen uit deze overeenkomst.
Op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid is de Unierechter daarentegen bevoegd zonder dat de partijen bij het geding vooraf hun akkoord hoeven te betuigen. Om te bepalen of het bevoegd is krachtens artikel 235 EG, dient het Gerecht aan de hand van de verschillende relevante elementen van het dossier te onderzoeken of de door de verzoekende partij ingestelde vordering tot schadevergoeding op objectieve en algemene wijze berust op contractuele dan wel niet-contractuele verplichtingen op basis waarvan de contractuele of niet‑contractuele grondslag van het geding kan worden bepaald. Deze elementen kunnen met name worden afgeleid uit het onderzoek van de vorderingen van de partijen, uit de gebeurtenis die de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd heeft veroorzaakt, en uit de inhoud van de contractuele of niet-contractuele bepalingen die zijn aangevoerd om het betrokken geschilpunt te beslechten. Wanneer het Gerecht uitspraak doet over de niet-contractuele aansprakelijkheid, kan het dus perfect de inhoud van een overeenkomst onderzoeken, zoals het doet met betrekking tot gelijk welk document dat een van de partijen ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, om te bepalen of deze overeenkomst afbreuk kan doen aan de toegewezen bevoegdheid die hem uitdrukkelijk bij artikel 235 EG is verleend. Dit onderzoek maakt deel uit van de beoordeling van de feiten die zijn aangevoerd om de bevoegdheid van het Gerecht aan te tonen. De onbevoegdheid van het Gerecht is een middel van niet-ontvankelijkheid dat van openbare orde is in de zin van artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering.
(cf. punten 58‑62)
2. Het beginsel dat ondernemingen recht hebben op bescherming van hun zakengeheimen, waarvan artikel 287 EG de uitdrukking vormt, is een algemeen beginsel van het recht van de Unie. Artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt eveneens dat de administratie het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps‑ en het zakengeheim in acht moet nemen.
Zakengeheimen omvatten technische inlichtingen over knowhow waarvan niet alleen de openbaarmaking aan het publiek, maar ook de loutere mededeling aan een ander rechtssubject dan dat waarvan de informatie afkomstig is, de belangen van dit subject ernstig kan schaden. Technische inlichtingen kunnen naar hun aard slechts binnen de werkingssfeer van artikel 287 EG vallen, indien om te beginnen slechts een beperkt aantal personen hiervan op de hoogte is. Voorts moet het gaan om inlichtingen waarvan de openbaarmaking ernstige schade kan berokkenen aan de personen die deze hebben verstrekt of aan derden. Ten slotte moeten de belangen die door de openbaarmaking van informatie kunnen worden geschaad objectief voor bescherming in aanmerking komen.
Wanneer de vraag of de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld en schade heeft veroorzaakt door informatie die door eigendomsrechten of knowhow wordt beschermd, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de houder ervan aan een derde bekend te maken, in een concreet geval moet worden beantwoord op basis van de algemene beginselen die de rechtsstselsels van de lidstaten ter zake gemeen hebben, en niet op basis van de contractuele bepalingen van overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten met betrekking tot kwesties die geen verband houden met het auteursrecht en de knowhow van de verzoekende partij, is het betrokken geding van niet-contractuele aard.
(cf. punten 79‑80, 103)
3. Elk verzoekschrift moet het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten. Deze aanduiding moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om de verweerder in staat te stellen zijn verweer voor te bereiden, en om de Unierechter in staat te stellen zijn juridisch toezicht uit te oefenen. Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, moeten de wezenlijke feitelijke en juridische elementen waarop het beroep is gebaseerd, op zijn minst summier, maar coherent en begrijpelijk zijn weergegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf. Om aan deze vereisten te voldoen, moet een beroep tot vergoeding van de door een instelling veroorzaakte schade met name de gegevens bevatten die het voor deze instelling mogelijk maken te bepalen welke gedraging de verzoeker haar verwijt.
(cf. punten 107‑108)
4. Wanneer in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid het begrip schending van het auteursrecht, samen met het begrip bescherming van het vertrouwelijke karakter van knowhow, slechts wordt gehanteerd om het gedrag van de Commissie als onrechtmatig te kwalificeren, wordt de onrechtmatigheid van het betrokken gedrag beoordeeld op basis van algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben en is voor deze beoordeling geen voorafgaande beslissing van een bevoegde nationale autoriteit nodig.
Gelet op de bij de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG aan de Unierechter verleende bevoegdheid inzake niet-contractuele aansprakelijkheid en op het feit dat er geen nationale rechtsmiddelen zijn die de mogelijkheid bieden om van de Commissie vergoeding te verkrijgen van de schade die een verzoekende partij naar eigen zeggen wegens de schending van het auteursrecht op software heeft geleden, staat er dus niets aan in de weg dat het door de verzoekende partij gehanteerde begrip schending van het auteursrecht in aanmerking wordt genomen om het gedrag van de Commissie in het kader van een verzoek tot schadevergoeding als onrechtmatig te kwalificeren.
Het begrip schending van het auteursrecht dat de verzoekende partij in het kader van een dergelijk beroep hanteert, moet uitsluitend worden uitgelegd tegen de achtergrond van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben en die, wat computerprogramma’s betreft, in verschillende harmonisatierichtlijnen zijn overgenomen of vastgesteld. Het Gerecht is dus bevoegd om een schending van het auteursrecht vast te stellen in de zin die een bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat krachtens het recht van deze staat in het kader van een dergelijk beroep tot schadevergoeding aan deze term zou kunnen geven.
(cf. punten 115‑117)
5. Uit de artikelen 288, tweede alinea, EG en 235 EG volgt dat de Unierechter bevoegd is om de Unie elke vorm van schadevergoeding op te leggen die in overeenstemming is met de op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid geldende algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, en dus ook, indien dit met deze beginselen in overeenstemming is, een vergoeding in natura, in voorkomend geval in de vorm van een bevel om iets te doen of na te laten. Bijgevolg kan de Unie niet principieel ontsnappen aan een overeenkomstige procedurele maatregel van de Unierechter, die immers bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen van beroepen tot vergoeding van schade waarvoor de Unie aansprakelijk is.
Van een volledige vergoeding van de schade die zou zijn veroorzaakt in een geval waarin wordt gesteld dat de Commissie auteursrechten heeft geschonden, is slechts sprake indien de aantasting van het recht van de houder van deze rechten volledig ongedaan wordt gemaakt. Los van de eventuele toekenning van een geldelijke vergoeding betekent dit minstens dat de inbreuk op zijn recht onmiddellijk moet worden beëindigd. De volledige vergoeding van de schade in dergelijke gevallen kan ook de vorm aannemen van de inbeslagneming of de vernietiging van het resultaat van de inbreuk of van de publicatie van de beslissing van het Gerecht op kosten van de Commissie.
(cf. punten 120‑123)
6. Voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn: de onrechtmatigheid van het aan de instelling verweten gedrag, het daadwerkelijk bestaan van schade en een causaal verband tussen het aangevoerde gedrag en de gestelde schade.
Het aan een instelling verweten onrechtmatige gedrag dient te bestaan in een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren. Wanneer deze instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de loutere inbreuk op het recht van de Unie volstaan als bewijs van een voldoende gekwalificeerde schending.
De schade waarvoor vergoeding wordt gevraagd, moet reëel en zeker zijn, en er moet een voldoende direct causaal verband tussen het gedrag van de instelling en de schade bestaan.
(cf. punten 126‑127, 268)
7. De in artikel 5 van richtlijn 91/250 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s vastgestelde wettelijke uitzondering op de in artikel 4 van deze richtlijn omschreven handelingen waarvoor de auteur van het programma exclusief bevoegd is, is slechts van toepassing op werk verricht door de rechtmatige verkrijger van het computerprogramma en niet op werk dat door deze verkrijger aan een derde is toevertrouwd. Deze uitzondering is verder beperkt tot handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.
(cf. punt 225)
8. Het feit dat de Commissie zichzelf het recht aanmatigt werk te verrichten dat noodzakelijkerwijs leidt tot een wijziging van elementen van de software van een onderneming, zoals de broncode, zonder vooraf de toestemming van deze onderneming te hebben verkregen, vormt een voldoende gekwalificeerde schending van de auteursrechten van deze onderneming op deze software en van haar knowhow dienaangaande en brengt als zodanig de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie mee.
(cf. punten 250, 261)
ARREST VAN HET GERECHT (Derde kamer)
16 december 2010 (*)
„Niet-contractuele aansprakelijkheid – Aanbesteding voor realisatie van project inzake onderhoud en taalkundige verbetering van automatisch vertaalsysteem van de Commissie – Broncodes van in de handel gebracht computerprogramma – Schending van auteursrecht – Niet-toegestane openbaarmaking van knowhow – Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractueel geding – Ontvankelijkheid – Reële en zekere schade – Causaal verband – Forfaitaire begroting van schadebedrag”
In zaak T‑19/07,
Systran SA, gevestigd te Parijs (Frankrijk),
Systran Luxemburg SA, gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
vertegenwoordigd door J.‑P. Spitzer en E. De Boissieu, advocaten,
verzoeksters,
tegen
Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door E. Montaguti en F. Benyon, vervolgens door E. Traversa en E. Montaguti als gemachtigden, bijgestaan door A. Berenboom en M. Isgour, advocaten,
verweerster,
betreffende een beroep tot vergoeding van de schade die verzoeksters stellen te hebben geleden ten gevolge van onrechtmatigheden bij een aanbesteding die de Commissie met het oog op het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem heeft uitgeschreven,
wijst
HET GERECHT (Derde kamer),
samengesteld als volgt: J. Azizi, kamerpresident, E. Cremona en S. Frimodt Nielsen (rapporteur), rechters,
griffier: T. Weiler, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 oktober 2009,
het navolgende
Arrest
Feiten
I – Verschillende versies van de Systran‑software
1 Vier versies van de automatische vertaalsoftware van Systran (ook „Systran‑systeem” genoemd) moeten worden onderscheiden:
– de oorspronkelijke versie (hierna: „Systran Mainframe”), die in 1968 door Toma werd ontwikkeld en door de Californische onderneming World Translation Center, Inc. (WTC) en andere daarmee verbonden ondernemingen (hierna samen: „WTC‑groep”) in de handel werd gebracht;
– de oorspronkelijk door de Europese Commissie gebruikte versie (hierna: „EG‑Systran Mainframe”), waarover een reeks overeenkomsten is gesloten tussen de WTC‑groep en de Commissie (in de periode van 1975 tot 1987), tussen de Commissie en dienstverrichters en tussen de Systran‑groep (de overnemer van de WTC‑groep) en de Commissie;
– de nieuwe versie (hierna: „Systran Unix”), die eerste verzoekster, Systran SA (hierna: „Systran”), na de overname van de WTC‑groep in 1986 heeft ontwikkeld, en die dient om in een Unix‑ en een Windows-omgeving te functioneren; de Systran‑groep heeft vanaf 1993 aan de ontwikkeling van deze versie gewerkt;
– de nieuwe door de Commissie gebruikte versie (hierna: „EG‑Systran Unix”), waarover tweede verzoekster, Systran Luxemburg SA (hierna: „Systran Luxemburg”), en de Commissie in 1997 een overeenkomst hebben gesloten.
II – Verloop van de betrekkingen tussen de partijen
2 Ter bepaling van de omvang van de eigendoms‑ en de gebruiksrechten op de verschillende versies van de door de Commissie gebruikte Systran‑software, namelijk EG‑Systran Mainframe en vervolgens EG‑Systran Unix, dient te worden geschetst hoe de contractuele betrekkingen tussen de partijen, de WTC‑groep en vervolgens de overnemer ervan, de Systran‑groep, en de Commissie zich hebben ontwikkeld. De Commissie stelt op basis van deze ontwikkeling dat het onderhavige beroep een contractuele grondslag heeft, terwijl verzoeksters opmerken dat geen van de betrokken overeenkomsten, waarop zij zich overigens niet beroepen, enige invloed heeft op hun intellectuele-eigendomsrechten en het beroep.
A – Eerste periode: van Systran Mainframe naar EG‑Systran Mainframe
3 De partijen zijn het erover eens dat de automatische vertaalsoftware Systran is ontwikkeld door Toma en dat de ondernemingen van de WTC‑groep de exclusieve eigendom hadden over de Systran Mainframe‑versie van deze software.
1. Oorspronkelijke overeenkomsten tussen WTC (en andere ondernemingen) en de Commissie
4 Op 22 december 1975 hebben WTC en de Commissie een overeenkomst ondertekend betreffende installatie en de ontwikkeling van het automatische vertaalsysteem Systran Engels-Frans en de initiële ontwikkeling van het automatische vertaalsysteem Systran Frans-Engels (hierna: „oorspronkelijke overeenkomst”).
5 Artikel 1, eerste alinea, van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift „Voorwerp”, luidt als volgt:
„De contractant verzorgt voor rekening van de Commissie de verdere ontwikkeling van haar automatische vertaalsysteem SYSTRAN Engels-Frans (hierna: ‚Basissysteem’) en de initiële ontwikkeling van een automatisch vertaalsysteem SYSTRAN Frans-Engels.”
6 Artikel 3 van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift „Vergoeding”, bepaalt:
„In ruil voor de in het kader van de onderhavige overeenkomst verrichte taken betaalt de Commissie de contractant een bedrag van 161 800 USD:
[...]
Dit bedrag omvat een vergoeding voor de verlening van het recht om het Basissysteem te gebruiken gedurende de gehele door de overeenkomst bestreken periode. Het dekt alle uitgaven die de contractant ter uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft gemaakt, daaronder begrepen de personeelskosten, de computertijd, de reiskosten en de leveringskosten.”
7 Artikel 4 van de oorspronkelijke overeenkomst, met als opschrift „Gebruik van het systeem na de beëindiging van de overeenkomst”, luidt als volgt:
„a) De contractpartijen komen overeen dat de contractant de Commissie beperkte rechten verleent op het systeem zoals dit bestaat bij het verstrijken van de overeenkomst (hierna: ‚Gewijzigd Systeem’) en op de bijbehorende documentatie, dat wil zeggen uitsluitend voor de eigen behoeften van de Commissie en voor de overeenkomstige behoeften van de overheidsinstanties van de lidstaten van de Gemeenschap en enkel voor de vertaling van het Engels naar het Frans en van het Frans naar het Engels, maar zonder beperking in de tijd. [...]
b) Indien de Commissie na de uitvoering van de onderhavige overeenkomst het Gewijzigde Systeem hetzij intern hetzij met de hulp van een derde verder wenst te ontwikkelen door andere talenparen van de Gemeenschap te integreren, betaalt zij de contractant een forfaitair bedrag van ten hoogste 100 000 USD voor het eerste paar talen en van 80 000 USD voor elk van de volgende paren, of 200 000 USD voor elke combinatie die een nieuwe taal omvat. De betaling van deze bedragen verleent de Commissie het recht om het verder ontwikkelde Gewijzigde Systeem exclusief en vrij en zonder beperking in de tijd te gebruiken.
Indien de Commissie na de uitvoering van de onderhavige overeenkomst de contractant voorts wenst te verzoeken het Gewijzigde Systeem verder te ontwikkelen door een ander paar talen te integreren, betaalt zij haar een forfaitair bedrag van hoogstens 25 000 USD voor het eerste paar en 20 000 USD voor elk van de volgende paren, of 50 000 USD voor elke combinatie die een nieuwe taal omvat.
c) De contractant heeft het recht om het Gewijzigde Systeem zoals dit is ontwikkeld in het kader van de onderhavige overeenkomst en de overeenkomsten betreffende de verdere ontwikkeling ervan door de integratie van andere talenparen, zoals gepreciseerd in sub b, tweede alinea, voor eigen rekening en voor haar eigen doeleinden te gebruiken, met uitzondering van de speciaal voor de Commissie ontwikkelde lexica. De contractant zal per geval toegang tot de lexica worden verleend voor een jaarlijkse huur van maximaal 20 % van de kosten. Deze lexica worden de contractant slechts voor demonstratiedoeleinden gratis ter beschikking gesteld.”
8 Volgens artikel 5, sub f, van de oorspronkelijke overeenkomst was het Luxemburgse recht op de overeenkomst van toepassing en waren in geval van geschil de Luxemburgse rechtbanken bevoegd.
9 Na de oorspronkelijke overeenkomst, die liep van 1976 tot 1987, heeft de Commissie tal van overeenkomsten met de ondernemingen van de WTC‑groep gesloten om het Systran‑systeem te verbeteren en (in het totaal negen) nieuwe talenparen te ontwikkelen.
10 Voorts heeft de Commissie met verschillende ondernemingen buiten de WTC‑groep overeenkomsten gesloten waarbij hun werd toegestaan het Systran‑systeem te gebruiken ten behoeve van de overheidsinstanties van de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschappen, zonder dat deze ondernemingen partij waren bij bovengenoemde overeenkomst. In een van deze overeenkomsten, genaamd „Memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking”, gesloten op 18 januari 1985 met een Franse onderneming, Gachot SA, heeft de Commissie te kennen gegeven dat „het Systran‑systeem, de software en de woordenboeken [...] eigendom van de Commissie [bleven]” (artikel 4, met als opschrift „Gebruiksrechten”). Krachtens dit memorandum van overeenstemming stond de Commissie Gachot toe om „haar automatische vertaalsysteem Systran ten behoeve van de organen van de Europese openbare sector” te exploiteren, en in ruil daarvoor verstrekte Gachot de Commissie informatie over de kwaliteit van de gemaakte vertalingen en bood zij haar aldus de mogelijkheid de prestaties van het systeem te verbeteren (artikel 1, met als opschrift „Voorwerp”). De samenwerking tussen de Commissie en Gachot ging niet gepaard met enige financiële inbreng (artikel 3, met als opschrift „Uitgaven”).
2. Samenwerkingsovereenkomst tussen de Systran‑groep en de Commissie
11 Gachot heeft vanaf september 1985 een reeks overeenkomsten gesloten waarbij zij de ondernemingen van de WTC-groep, die eigenaar waren van de Systran‑technologie en de Systran Mainframe‑versie, heeft overgenomen. Naar aanleiding van deze overname is Gachot omgedoopt tot Systran.
12 Bij brief van 2 februari 1987 van de directeur-generaal van het directoraat-generaal (DG) „Telecommunicatie, informatie-industrie en innovatie” aan Gachot heeft de Commissie verzocht om verschillende vragen te beantwoorden, wat Gachot bij brief van 5 februari 1987 heeft gedaan:
„Vraag 1: Kan de heer Gachot bewijzen dat hij wel degelijk (hijzelf of de onderneming Gachot [...]) eigenaar of meerderheidsaandeelhouder van de ondernemingen WTC en Systran Institut is, en alle verplichtingen van deze ondernemingen ten opzichte van de Commissie overneemt?”
„Antwoord: Onze onderneming heeft alle aandelen [van] Toma in WTC en Latsec en 76 % van de aandelen van Systran Institut overgenomen. Ik ben dus perfect bevoegd om in naam van de gehele groep te spreken en deze tegenover de Commissie te vertegenwoordigen.”
„Vraag 2: Wat gebeurt er met deze verplichtingen indien de heer Gachot (of [de onderneming] Gachot) niet langer eigenaar (of meerderheidsaandeelhouder) van deze ondernemingen is? Verbindt de heer Gachot zich ertoe deze verplichtingen door eventuele kopers te doen nakomen?”
„Antwoord: Er wordt geen enkele overdracht overwogen. Integendeel, het beleid van onze groep is gericht op een permanente ontwikkeling op dit gebied. De Commissie hoeft zich overigens dienaangaande geen zorgen te maken, aangezien de overeenkomsten tussen WTC en de Commissie, dat wil zeggen tussen rechtspersonen, zijn gesloten, en mogelijke wijzigingen in de eigendom van deze ondernemingen in geen geval afbreuk kunnen doen aan de gesloten overeenkomsten.”
„Vraag 3: Kan de heer Gachot bevestigen dat de Commissie ten gevolge van de sluiting van de verschillende overeenkomsten met WTC en Systran Institut over niet-exclusieve exploitatierechten voor de Europese openbare sector beschikt met betrekking tot [negen] taalversies van Systran?”
„Antwoord: Uit de overeenkomsten tussen WTC en de Commissie [...] blijkt duidelijk dat de Commissie voor haar eigen behoeften en die van de overheidsinstanties van de lidstaten van de Gemeenschap beschikt over niet-exclusieve gebruiksrechten op de taalversies van Systran II en dit voor de door haar verworven talen[paren].”
„Vraag 8: Is de heer Gachot nog steeds bereid om intergouvernementele organisaties waarvan het bevoegdheidsgebied zich uitstrekt tot buiten het grondgebied van de Gemeenschap in ruil voor aan hem te betalen royalty’s gebruik te laten maken van de Systran[-software]?”
„Antwoord: De onderneming Gachot neemt zich inderdaad voor, het Systran‑systeem ter beschikking te stellen van intergouvernementele organisaties waarvan het bevoegdheidsgebied zich uitstrekt tot buiten het grondgebied van de Gemeenschap, en dit op basis van de verschillende overeenkomsten die tussen Gachot en deze organisaties zullen worden gesloten.”
„Vraag 14: Is de onderneming WTC bereid om de exploitatierechten voor een Systran‑systeem Spaans-Engels aan de Commissie over te dragen tegen dezelfde voorwaarden als voorheen? Zou de te betalen prijs van dezelfde grootteorde zijn als die voor het Duits-Engelse systeem?”
„Antwoord: WTC is bereid om de Commissie een niet-exclusieve exploitatievergunning voor Spaans-Engels, en eventueel ook voor Italiaans-Engels en Portugees-Engels te verlenen. De prijs en de voorwaarden hangen voornamelijk af van de staat van ontwikkeling van de systemen op het ogenblik dat de Commissie deze verwerft.”
„Vraag 15: Is WTC bereid om nieuwe systemen te ontwikkelen die Deens en Grieks als doeltalen omvatten, en deze aan de Commissie over te dragen, met (niet-exclusieve) exploitatierechten voor de openbare en de privésector?”
„Antwoord: WTC is bereid om elk systeem dat combinaties van twee Europese talen omvat, alsook andere systemen waar de Commissie behoefte aan zou hebben, te ontwikkelen.”
„Vraag 16: Is de heer Gachot geïnteresseerd [in] een conversie van het Systran‑systeem in de onder Unix gebruikte taal C, die de portabiliteit ervan in IT-termen zou vergroten? Zou hij bereid zijn om de vereiste investering (die waarschijnlijk ongeveer 1 miljoen ECU bedraagt) geheel of gedeeltelijk te financieren?”
„Antwoord: De conversie van het Systran‑systeem in de onder Unix gebruikte taal C is een project dat wij hebben overwogen. In een eerste fase lijkt het ons evenwel veel belangrijker om onze inspanningen te concentreren op de verbetering van de kwaliteit van de vertaling en op de uniformisering van de verschillende versies van het Systran[‑systeem]. De conversie van het Systran[-systeem] naar een Unix-omgeving is weliswaar zeer interessant, maar vereist concrete financieringsmiddelen.”
13 Bij faxbericht van een ambtenaar van het DG „Telecommunicatie, informatie-industrie en innovatie” van 5 maart 1987 aan de onderneming Gachot heeft de Commissie de inhoud van de „Systran‑overeenkomst”, waarover op dat ogenblik werd onderhandeld, als volgt beschreven:
„Rechten, doelstellingen en verplichtingen
De rechten van de twee partijen in het kader van de overeenkomst zijn perfect in evenwicht.
De Systran‑groep is eigenaar van de basissoftware en de gebruiksrechten van de Commissie met betrekking tot haar nieuwe talen[paren] komen slechts toe aan de gemeenschapsinstellingen en de officiële instanties van de lidstaten.
De Commissie is daarentegen eigenaar van de lexica die zij sinds 1975 heeft ontwikkeld.
Elk van de partijen heeft ongeveer 8 miljoen ECU geïnvesteerd om haar rechten te verwerven en tracht er dus voor te zorgen dat haar investeringen renderen.
De Commissie heeft de morele verplichting de communautaire economie te laten genieten van de investering die door haar belastingplichtingen is betaald, terwijl de Systran‑groep het systeem snel in Europa in de handel wil brengen.
Deze twee doelstellingen zijn perfect gelijklopend en verzoenbaar in het kader van de voorgestelde overeenkomst.
Voorts hebben de Commissie en de Systran‑groep er belang bij om van [de] Systran[-software] een doeltreffend instrument te maken door het harmoniseren van de software en de lexica.
[...]”
14 Op 4 augustus 1987 hebben de Systran‑groep en de Commissie een overeenkomst betreffende de gemeenschappelijke organisatie van de ontwikkeling en de verbetering van het Systran‑vertaalsysteem voor de huidige en toekomstige officiële talen van de Gemeenschap en de toepassing van dit systeem ondertekend (hierna: „samenwerkingsovereenkomst”).
15 De „[i]nleidende bepalingen” van de samenwerkingsovereenkomst luidden als volgt:
„1. Het Systran‑systeem, dat door WTC is ontwikkeld, is een automatisch vertaalsysteem, dat basissoftware, taalsoftware en randsoftware en verschillende tweetalige woordenboeken omvat.
2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met WTC een overeenkomst met betrekking tot het gebruik van het Systran‑systeem door de Commissie en de initiële ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
De Commissie en WTC hebben later nog andere overeenkomsten gesloten met het oog op de verbetering van het bestaande systeem en de ontwikkeling van systemen voor [nieuwe] talen[paren].
Deze overeenkomsten, die in de periode van 1976 tot 1985 zijn gesloten, hadden betrekking op de ontwikkeling en de verbetering van de vertaalsoftware en de basiswoordenboeken voor de betrokken talen.
3. Het onderhoud en de latere ontwikkeling van de systemen werden verzorgd in het kader van een andere reeks overeenkomsten tussen de Commissie en servicebureaus. Deze overeenkomsten worden gericht op de eigen behoeften en doelstellingen van de Commissie.
4. Sinds 1985 heeft de Commissie met verschillende ondernemingen overeenkomsten gesloten waarbij zij hun toestond om het Systran‑systeem ten behoeve van overheidsinstanties en instellingen van de Europese Gemeenschappen te gebruiken, in ruil voor informatie die de Commissie in staat zou stellen, de prestaties van het systeem te verbeteren.
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een vergunning beschikt voor het gebruik van het basissysteem en de door WTC aangebrachte verbeteringen [...], die beperkt is tot het grondgebied van de Europese Gemeenschappen in de hierboven in [punt] 4 gespecificeerde sectoren.
6. De verbeteringen die de Commissie en haar [hierboven in punt 3 genoemde] medecontractanten aan het Systran‑systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, in het bijzonder de woordenboeken, die zij hebben ontwikkeld, zijn de exclusieve eigendom van de Commissie.
7. De partijen zijn van mening dat het in hun belang en in het belang van de gebruikers van Systran is dat dit systeem voortdurend wordt verbeterd. Zij hebben besloten om de onderhavige samenwerkingsovereenkomst te sluiten teneinde hun krachten te bundelen en aldus het systeem verder te verbeteren.
In deze geest kennen de partijen elkaar wederzijds een gebruiksrecht op het Systran‑systeem toe, dat kan evolueren door de integratie van verbeteringen die zullen worden gerealiseerd dankzij het gebruik van het systeem in zowel de privésector als de openbare sector.”
16 Artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de „[e]igendomsrechten”, bepaalt:
„De verschillende taalversies van Systran en de onderdelen ervan blijven de eigendom van de partners waaraan zij ten tijde van de ondertekening toebehoorden.
De ondernemingen van de Systran‑groep verbinden zich ertoe hun eigendomsrechten pas over te dragen na de diensten van de Commissie daarover te hebben ingelicht en na hun toestemming te hebben verkregen. De overnemer moet bereid zijn de voor deze ondernemingen uit de onderhavige samenwerkingsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen over te nemen.”
17 De inleiding van bijlage I bij de samenwerkingsovereenkomst luidt als volgt:
„De Commissie is steeds eigenaar geweest van de lexica en andere onderdelen die zij voor verschillende versies van Systran heeft ontwikkeld, terwijl de eigendomsrechten op de basissoftware door verschillende ondernemingen werden gedeeld en de Commissie overeenkomsten en akkoorden betreffende het gebruik van het systeem en van de verbeteringen en ontwikkelingen ervan had gesloten, met name met [WTC] en Systran Institut.
Aangezien de onderneming Gachot [...] sinds begin 1986 de voornaamste aandeelhouder van deze ondernemingen is, is de onderhavige algemene overeenkomst inzake de ontwikkeling en het gebruik van Systran tussen alle belanghebbende partijen gesloten.
[...]”
18 Artikel 4 bis van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de „[v]erbeteringen en vergoedingen”, bepaalt:
„Elke ontwikkeling en elke verbetering van het systeem die voortvloeit uit het gebruik ervan door de Systran‑groep, zal onmiddellijk aan de Commissie worden meegedeeld en aan haar ter beschikking worden gesteld.
Elke ontwikkeling en elke verbetering van het systeem die voortvloeit uit het gebruik ervan door de Commissie, zal onmiddellijk aan de Systran‑groep worden meegedeeld en aan haar ter beschikking worden gesteld.
Elke wijziging van het systeem die niet voortvloeit uit het gebruik ervan in eigenlijke zin zal het voorwerp uitmaken van onderhandelingen tussen de partijen.
Gedurende de eerste twee jaar kan elke partij de door de andere partij gerealiseerde ontwikkelingen en aangebrachte verbeteringen gebruiken zonder daarvoor enige vergoeding te hoeven betalen.
Na die periode zullen de Commissie en de Systran‑groep, rekening houdend met de verworven ervaring, hun toekomstige samenwerkingswijze contractueel vastleggen.”
19 Artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst, dat betrekking heeft op de „[g]ebruiksrechten”, bepaalt:
„a) De Commissie heeft het recht om in de openbare sector binnen de Gemeenschap de meest ontwikkelde versie van het gemeenschappelijke systeem te gebruiken en gebruikslicenties voor dit systeem te verlenen aan de nationale en internationale overheidsinstanties die zijn gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap als omschreven in [punt] 4 van de inleiding.
b) [...]
c) De ondernemingen van de Systran‑groep verbinden zich ertoe, elke privé-organisatie de mogelijkheid te bieden het systeem tegen handelsconforme voorwaarden te gebruiken.”
20 Volgens de artikelen 11 en 12 van de samenwerkingsovereenkomst was het Belgische recht op de overeenkomst van toepassing en diende elk geschil tussen de partijen over de uitlegging, de uitvoering of de niet-uitvoering van de overeenkomst scheidsrechterlijk te worden beslecht.
21 In 1988 en 1989 heeft de Commissie vier overeenkomsten met de onderneming Gachot gesloten teneinde een gebruikslicentie voor de Systran‑software te verkrijgen voor de talenparen Duits-Engels, Duits-Frans, Engels-Grieks, Spaans-Engels en Spaans-Frans.
22 Bij aangetekende brief van 11 december 1991 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst deze overeenkomst beëindigd met een opzegtermijn van zes maanden. Volgens deze bepaling beschikte elk van de partijen na een periode van drie jaar over het Systran‑systeem in de staat die het voor elk van hen had bereikt. Volgens de Commissie was deze opzegging gerechtvaardigd door het feit dat Systran haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen en van plan was een vergoeding te eisen voor de ontwikkelingen met betrekking tot twee talenparen (Frans-Italiaans en Frans-Spaans) die de Commissie had gerealiseerd en op grond van de samenwerkingsovereenkomst ter beschikking had gesteld van Systran. Op het ogenblik dat de samenwerkingsovereenkomst werd beëindigd, omvatte de EG‑Systran Mainframe‑versie zestien taalversies.
23 Vervolgens heeft de Systran‑groep een nieuwe versie van de Systran‑software ontwikkeld en in de handel gebracht die onder de exploitatiesystemen Unix en Windows kan werken (Systran Unix), terwijl de Commissie voor bovengenoemde zestien talenparen, waaraan het talenpaar Grieks-Frans is toegevoegd dat met de hulp van een externe contractant is ontwikkeld, de EG‑Systran Mainframe‑versie ontwikkelde, die werkte onder het exploitatiesysteem Mainframe, dat incompatibel is met de exploitatiesystemen Unix en Windows.
B – Tweede periode: van Systran Unix naar EG‑Systran Unix
24 Om ervoor te zorgen dat de EG‑Systran Mainframe‑versie zou kunnen werken onder Unix en Windows, hebben Systran Luxemburg en de Commissie vier overeenkomsten gesloten (hierna: „migratieovereenkomsten”).
25 Op 19 december 1997, vóór de ondertekening van de eerste migratieovereenkomst, heeft de Commissie Systran bij brief verzocht zich akkoord te verklaren met een aantal punten, waaronder de twee volgende:
„1. Gebruik van de [n]aam Systran
Tijdens presentaties en in documentatiemateriaal of in briefwisseling verwijzen wij vaak naar het ‚automatische vertaalsysteem van de Commissie’. Aangezien dat systeem op het Systran‑systeem is gebaseerd, zou het logischer zijn om bij die gelegenheden de naam Systran of [...] EG-versie van Systran te gebruiken.
2. Principiële mogelijkheid tot wederzijds gebruik van de systemen van Systran [...] en de Commissie
De Commissie kan de producten van Systran [...] op haar server gebruiken. Deze laatste kan op haar beurt het systeem van de Commissie gebruiken.
Systran [...] en haar dochterondernemingen verbinden zich ertoe geen financiële aanspraken te doen gelden op basis van de overeenkomsten die in het verleden tussen de ‚Systran‑groep’ en de Commissie zijn gesloten.”
26 Op 22 december 1997, de dag waarop de eerste migratieovereenkomst is ondertekend, heeft Systran als volgt op dit verzoek geantwoord:
„1. Gebruik van de [n]aam Systran
Wij bevestigen dat wij akkoord gaan met het gebruik van de merknaam SYSTRAN door de Commissie. Deze naam dient stelselmatig te worden gebruikt voor elk automatisch vertaalsysteem dat is gebaseerd op het oorspronkelijke Systran‑systeem. Wij verlenen u dus een gebruiksrecht op de merknaam SYSTRAN en dit enkel met het oog op de verspreiding of de terbeschikkingstelling van het automatische vertaalsysteem Systran.
2. Principiële mogelijkheid tot wederzijds gebruik van de systemen van Systran [...] en de Commissie
Wij bevestigen dat wij ermee akkoord gaan dat de Commissie de producten van Systran voor haar interne behoeften in een Unix- en/of Windows-omgeving gebruikt.
Systran verbindt zich ertoe geen financiële aanspraken te doen gelden op basis van de uitvoering van de overeenkomsten die in het verleden tussen de Systran‑groep en de Commissie zijn gesloten.”
27 Artikel 2 van de eerste tussen Systran Luxemburg en de Commissie gesloten migratieovereenkomst geeft de volgende omschrijving van het „[a]utomatisch vertaalsysteem van de Commissie”:
„Het automatische vertaalsysteem van de Commissie, genaamd ‚Systran EC version’ [de EG-versie van Systran], is een specifieke versie van het automatische vertaalsysteem Systran dat oorspronkelijk is ontwikkeld door het ‚World Translation Center’, dat gevestigd is te La Jolla in de Verenigde Staten, en dat de Europese Commissie vervolgens sinds 1976 voor interne doeleinden verder heeft ontwikkeld. Het automatische vertaalsysteem van de Commissie verschilt van de ‚Systran Original Version’ [de oorspronkelijke versie van het Systran‑systeem], dat wil zeggen van het door Systran SA France en haar dochterondernemingen ontwikkelde en in de handel gebrachte automatische vertaalsysteem.”
(The Commission’s machine translation system, or ‚Systran EC version’, designates a specific version of the Systran machine translation system originally developed by the World Translation Centre, La Jolla, USA, which since 1976 has been further developed by the European Commission for internal purposes. The Commission’s machine translation system is distinct from the ‚Systran Original Version’, which refers to the machine translation system developed and commercialised by Systran S.A. of France and its subsidiaries.)
28 Artikel 13 van de eerste migratieovereenkomst, met als opschrift „Octrooien, gebruikscertificaten (gebruiksmodellen), merken, industriële tekeningen en modellen, industriële‑ en intellectuele-eigendomsrechten”, bepaalt:
„1. De Commissie wordt onmiddellijk ingelicht over alle resultaten die de contractant [namelijk Systran Luxemburg] in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft behaald en van elk octrooi dat zij in dit kader heeft verkregen; dit resultaat of dit octrooi behoort toe aan de Europese Gemeenschappen, die er vrij over kunnen beschikken, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan.
2. Het automatische vertaalsysteem van de Commissie en alle onderdelen ervan blijven de eigendom van de Commissie, zelfs indien dit systeem tijdens de uitvoering van de overeenkomst is gewijzigd, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan.
[...]
5. Zodra een procedure wordt ingesteld door een derde, in het bijzonder wanneer deze rechten doet gelden, zelfs na de uitvoering van de overeenkomst, stelt de betrokken partij de andere partij hier onmiddellijk van in kennis; de twee partijen treden dan samen op en verschaffen elkaar alle informatie en bewijzen waarover zij beschikken of die zij verkrijgen.”
(1. Any results or patent obtained by the Contractor [namelijk Systran Luxemburg] in performance of this contract shall be immediately reported to the Commission and shall be the property of the European Communities, which may use them as they see fit, except where industrial or intellectual property rights already exist.
2. The Commission’s machine translation system, together with all its components shall, whether modified or not in the course of the contract, remain the property of the Commission, except where industrial or intellectual property rights already exist.
[...]
5. At the first sign of proceedings by a third party, in particular of a claim, even after completion of the contract, the party involved shall notify the other party as soon as possible and the two parties shall then act in unison and provide each other with all the information and evidence that they possess or obtain.)
29 Volgens de artikelen 15 en 16 van de eerste migratieovereenkomst was het Luxemburgse recht op de overeenkomst van toepassing en viel elk geschil tussen de Gemeenschap en Systran Luxemburg met betrekking tot deze overeenkomst onder de bevoegdheid van de Luxemburgse rechtbanken.
30 Voorts was in het eerste aanhangsel bij de vierde migratieovereenkomst bepaald dat deze overeenkomst afliep op 15 maart 2002 en dat „de contractant [...] zich ertoe [verbond] om vóór 15 maart 2002 alle overeengekomen taken uit te voeren, met name actuele bewijzen te leveren van alle rechten (merken, octrooien, intellectuele‑ en industriële-eigendomsrechten, auteursrechten, enzovoort) met betrekking tot het automatische vertaalsysteem Systran waarop de Systran‑groep aanspraak maakt”. Volgens de Commissie heeft Systran Luxemburg haar deze informatie niet verstrekt.
C – Derde periode: vanaf de aanbesteding van 4 oktober 2003
31 Op 4 oktober 2003 heeft de Commissie een aanbesteding uitgeschreven voor het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem. In het kader van deze aanbesteding zijn twee van de tien percelen van de aanbesteding aan de onderneming Gosselies gegund. Het ging om de percelen waarvoor Engels of Frans als brontaal gold.
32 Bij brief van 31 oktober 2003 heeft Systran de Commissie het volgende meegedeeld:
„Wij hebben kennisgenomen van de aanbesteding die op 4 oktober 2003 is uitgeschreven [...] Op basis van dit document komt het ons voor dat de door u geplande werkzaamheden afbreuk zouden kunnen doen aan de intellectuele-eigendomsrechten van onze onderneming. Aangezien de constructieve samenwerking tussen onze onderneming en de Commissie ons nauw aan het hart ligt, wensen wij uw opvatting dienaangaande te vernemen. U zult begrijpen dat wij om de hierboven genoemde redenen niet op deze aanbesteding kunnen reageren.”
33 In haar antwoord van 17 november 2003 heeft de Commissie verklaard:
„Ik heb kennisgenomen van uw brief van 31 oktober laatstleden. De werkzaamheden die wij plannen lijken ons geen afbreuk te kunnen doen aan intellectuele-eigendomsrechten. Ik wens eveneens onze goede professionele relatie te behouden, met inachtneming van de procedures van de Commissie.”
34 Na deze briefwisseling hebben Systran en de Commissie verder gecorrespondeerd en heeft deze laatste bijeenkomsten georganiseerd om zich verder te verdiepen in de aanspraken van deze onderneming.
35 In het kader van deze gesprekken hebben verzoeksters de volgende punten aangevoerd:
– de Systran‑groep bezit automatische vertaalsoftware, genaamd „Systran” (of het „Systran‑systeem”), en ontwikkelt de verschillende versies ervan;
– na een reeks opeenvolgende overeenkomsten tussen de Systran‑groep en de Commissie heeft Systran haar software aangepast om een versie, genaamd „EG‑Systran”, te ontwikkelen;
– in de periode van 1999 tot 2002 heeft de Systran‑groep de migratie van de versie EG‑Systran naar een Unix-omgeving verzorgd; daartoe heeft de Systran‑groep gebruikgemaakt van de reeds bestaande rechten van Systran op de oorspronkelijke software en de kern van het Systran‑systeem onder Unix, die de Systran‑groep in 1993 voor haar eigen behoeften volledig had herschreven.
36 De Commissie heeft daarop geantwoord dat deze elementen, evenmin als de technische documentatie die de IT-expert van verzoeksters op 6 januari 2005 had gepresenteerd, geen „bewijs [vormden] van de intellectuele-eigendomsrechten” op de Systran‑software waarop de Systran‑groep zich beriep. Bij gebreke van „bewijsstukken” dienaangaande had de Systran‑groep volgens de Commissie niet het recht om zich te verzetten tegen de werkzaamheden van de onderneming waaraan de opdracht in het kader van de betrokken aanbesteding was gegund.
37 Kortom, de Systran‑groep heeft haar rechten op de Systran‑software, waarvan zij de Systran Unix‑versie in de handel brengt, niet geldend kunnen maken om de volgens haar door de Commissie op deze software gepleegde inbreuk te verbieden.
Procesverloop en conclusies van partijen
38 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 25 januari 2007, hebben verzoeksters het onderhavige beroep ingesteld.
39 Op 1 december 2008 is de partijen bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang verzocht om een reeks vragen met betrekking tot de al dan niet contractuele grondslag van het beroep te beantwoorden (hierna: „eerste reeks vragen”).
40 De partijen hebben op 30 januari en 2 februari 2009 de eerste reeks vragen beantwoord.
41 Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Derde kamer) besloten over te gaan tot de mondelinge behandeling. Bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang heeft het de partijen een nieuwe reeks vragen gesteld met betrekking tot de Systran Unix‑versie, de rechten van de gebruiker, de aard van de werkzaamheden die ter uitvoering van de betrokken opdracht dienden te worden verricht en de activiteiten van de onderneming Gosselies op het gebied van de ontwikkeling en het in de handel brengen van vertaalsoftware (hierna: „tweede reeks vragen”).
42 De partijen hebben de tweede reeks vragen op 14 oktober 2009 beantwoord.
43 Ter terechtzitting van 27 oktober 2009 hebben de partijen pleidooi gehouden en geantwoord op de vragen van het Gerecht.
44 Tijdens deze terechtzitting heeft het Gerecht de partijen uitgenodigd om aan een informele verzoeningsvergadering deel te nemen. Na deze vergadering hebben de partijen verklaard dat zij het Gerecht de inhoud van hun minnelijke schikking zouden meedelen indien deze vóór de uitspraak van het onderhavige arrest tot stand zou komen. Het Gerecht heeft geen enkel bericht in die zin ontvangen.
45 In het proces-verbaal van de terechtzitting zijn de voornaamste punten die tijdens de terechtzitting naar voren zijn gekomen met betrekking tot de al dan niet contractuele aard van het beroep, het aan de Commissie verweten onrechtmatige gedrag en de begroting van de door verzoeksters aangevoerde schade in herinnering gebracht. Dit proces‑verbaal en de notulen van de informele vergadering zijn aan de partijen betekend.
46 Bij beschikking van 26 maart 2010 heeft het Gerecht (Derde kamer) de heropening van de mondelinge procedure bevolen teneinde de partijen uit te nodigen om in het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang een reeks vragen te beantwoorden over de elementen die bij de begroting van de schade in aanmerking moeten worden genomen (hierna: „derde reeks vragen”).
47 De partijen hebben op 4 en 5 mei 2010 de derde reeks vragen beantwoord.
48 Gelet op deze antwoorden heeft het Gerecht verzoeksters en de Commissie bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang verzocht om hun opmerkingen over de antwoorden van de andere partij op de derde reeks vragen in te dienen. Het Gerecht heeft de partijen tevens verzocht om bepaalde punten in hun antwoorden nader toe te lichten (hierna: „vierde reeks vragen”).
49 Op 11 juni 2010 hebben de partijen hun opmerkingen ingediend en de vierde reeks vragen beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling afgesloten.
50 Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:
– de onmiddellijke staking van de door de Commissie gepleegde inbreuk en van de openbaarmaking van haar software te gelasten;
– de inbeslagneming van alle gegevensdragers die in het bezit zijn van de Commissie en van GOSSELIES en waarop de IT‑ontwikkelingen zijn gekopieerd die deze laatste in strijd met hun rechten op basis van de EG‑Systran Unix‑versie en de Systran Unix‑versie tot stand heeft gebracht, alsook de teruggave ervan aan Systran of althans de vernietiging ervan onder toezicht te gelasten;
– de Commissie te veroordelen tot betaling van een bedrag van ten minste 1 170 328 EUR aan Systran Luxemburg en van ten minste 48 804 000 EUR, zo nodig te vermeerderen, aan Systran;
– de publicatie van de door het Gerecht te geven beslissing, op kosten van de Commissie, in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites, naar keuze van SYSTRAN, te gelasten;
– de Commissie hoe dan ook te verwijzen in de kosten.
51 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:
– het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;
– subsidiair, het beroep ongegrond te verklaren;
– verzoeksters te verwijzen in de kosten.
In rechte
I – Ontvankelijkheid
A – De vordering tot veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de gestelde schade
52 De Commissie voert drie gronden van niet-ontvankelijkheid aan met betrekking tot de derde vordering, die strekt tot betaling van de door verzoeksters gestelde schade. Ten eerste is deze vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk wegens de contractuele grondslag ervan, aangezien het Gerecht het verwijt dat auteursrechten zijn geschonden en knowhow openbaar is gemaakt slechts kan beoordelen op basis van de verschillende overeenkomsten tussen de Systran‑groep en de Commissie, die geen arbitragebeding bevatten waarbij het Gerecht bevoegd wordt verklaard. Ten tweede is de vordering tot schadevergoeding ook niet-ontvankelijk omdat het verzoekschrift onduidelijk is, aangezien hierin niet wordt gepreciseerd welke wettelijke bepalingen de Commissie zou hebben geschonden en weinig toelichting wordt verstrekt bij de auteursrechtelijke inbreuken die volgens verzoeksters zouden zijn gepleegd en bij de openbaarmaking van knowhow die volgens hen zou hebben plaatsgevonden. Ten derde is het Gerecht niet bevoegd om in het kader van een beroep tot schadevergoeding uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken, zoals blijkt uit de beschikking van 5 september 2007, Document Security Systems/ECB (T‑295/05, Jurispr. blz. II‑2835; hierna: „beschikking Document Security Systems”).
1. Grondslag van het beroep
a) Argumenten van partijen
53 De Commissie stelt dat het Gerecht het bestaan van de auteursrechtelijke inbreuk en het onrechtmatige karakter van de openbaarmaking niet kan beoordelen zonder zich te baseren op de verschillende overeenkomsten die de betrekkingen tussen de Systran‑groep en de Commissie van 1975 tot 2002 regelden. Indien de Gemeenschap aansprakelijk zou zijn wegens de exploitatie van de EG‑Systran Unix‑versie en de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, zou deze aansprakelijkheid van contractuele aard zijn. Bijgevolg dient te worden uitgegaan van artikel 288, eerste alinea, EG, volgens hetwelk „[d]e contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is”. Bij gebreke van een arbitragebeding in de zin van artikel 238 EG is het Gerecht dus kennelijk onbevoegd.
54 Op de vraag van het Gerecht op basis van welke contractuele bepalingen zij meent te kunnen handelen zoals zij in het kader van de litigieuze aanbesteding zonder de toestemming van verzoeksters heeft gedaan, heeft de Commissie geantwoord dat zij betwijfelt of verzoeksters over intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software beschikken en dat zij „formeel betwist dat verzoeksters rechten hebben op de software EG‑Systran Unix”. De Commissie stelt meer bepaald dat zij op grond van de verschillende overeenkomsten die in de periode van 1975 tot 2002 zijn gesloten en van het werk dat haar diensten voor de ontwikkeling van deze onderdelen hebben verricht, „exclusieve eigendomsrechten” op de „broncode van de taalkundige onderdelen van de software” bezit. Krachtens deze overeenkomsten heeft de Commissie zowel vóór als na de migratie het recht om samen met andere contractpartijen de EG‑Systran Unix‑versie verder te ontwikkelen. De Commissie verwijst dienaangaande naar artikel 4 van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst en artikel 13, leden 1 en 2, van de met Systran Luxemburg gesloten migratieovereenkomsten, volgens welke het automatische vertaalsysteem van de Commissie haar eigendom blijft.
55 Verzoeksters merken in wezen op dat het Gerecht krachtens artikel 288, tweede alinea, EG bevoegd is. Het onderhavige beroep is gebaseerd op het feit dat de Commissie niet-toegestane, en dus niet contractueel overeengekomen wijzigingen heeft aangebracht of laten aanbrengen aan de Systran Unix-software of aan haar EG‑Systran Unix‑versie, hoewel zij niet het recht had om deze software te wijzigen, laat staan om deze zonder de toestemming van verzoeksters te laten wijzigen.
56 In hun antwoord op de vragen van het Gerecht beklemtonen verzoeksters dat de Commissie nooit de toestemming heeft gekregen om de betrokken gegevens aan derden te verstrekken. Bij gebreke van contractuele bepaling waarbij haar is toegestaan om de software te gebruiken en openbaar te maken zoals zij heeft gedaan, is de Commissie, die buiten het kader van de overeenkomsten heeft gehandeld, niet-contractueel aansprakelijk. Het Gerecht is bevoegd om te oordelen over de niet-contractuele aansprakelijkheid.
b) Beoordeling door het Gerecht
Opmerkingen over de bevoegdheden op contractueel en niet-contractueel gebied
57 De bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van een vordering tot schadevergoeding verschilt naargelang van de contractuele of niet-contractuele aard van de gestelde aansprakelijkheid. Op het gebied van de contractuele aansprakelijkheid bepaalt artikel 238 EG dat het Hof bevoegd is uitspraak te doen krachtens een arbitragegeding vervat in een door of namens de Gemeenschap gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst. Op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid bepaalt artikel 235 EG dat het Hof bevoegd is kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de schade bedoeld in artikel 288, tweede alinea, EG, dat betrekking heeft op de schade die door de instellingen of door de personeelsleden ervan in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.
58 Op het gebied van de contractuele aansprakelijkheid is het Gerecht dus slechts bevoegd indien er een arbitragebeding is in de zin van artikel 238 EG. Bij gebreke van een dergelijk beding kan het Gerecht zich niet beroepen op artikel 235 EG om in werkelijkheid uitspraak te doen over een contractuele vordering tot schadevergoeding. Anders zou het Gerecht zijn rechterlijke bevoegdheid uitbreiden tot andere geschillen dan die waarvan de kennisneming limitatief aan hem is voorbehouden door artikel 240 EG, aangezien deze bepaling de gemeenrechtelijke bevoegdheid inzake geschillen waarin de Gemeenschap partij is, aan de nationale rechterlijke instanties voorbehoudt (zie in die zin arrest Hof van 20 mei 2009, Guigard/Commissie, C‑214/08 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 35‑41; beschikking Gerecht van 18 juli 1997, Oleifici Italiani/Commissie, T‑44/96, Jurispr. blz. II‑1331, punten 35 en 38, en arrest Gerecht van 25 mei 2004, Distilleria Palma/Commissie, T‑154/01, Jurispr. blz. II‑1493, punt 50).
59 Op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid is het Hof daarentegen bevoegd zonder dat de partijen bij het geding vooraf hun akkoord hoeven te betuigen. De bevoegdheid van het Hof voor vorderingen die ertoe strekken dat de Gemeenschap door de Commissie veroorzaakte niet-contractuele schade vergoedt vloeit immers rechtstreeks voort uit de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG.
60 Om uit te maken of het bevoegd is krachtens artikel 235 EG, dient het Gerecht aan de hand van de verschillende relevante elementen van het dossier te onderzoeken of de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding op objectieve en algemene wijze berust op contractuele dan wel niet-contractuele verplichtingen op basis waarvan de contractuele of niet-contractuele grondslag van het geding kan worden bepaald. Deze elementen kunnen met name worden afgeleid uit het onderzoek van de vorderingen van de partijen, uit de gebeurtenis die de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd heeft veroorzaakt, en uit de inhoud van de contractuele of niet-contractuele bepalingen die zijn aangevoerd om het betrokken geschilpunt te beslechten (zie in die zin arrest Guigard/Commissie, aangehaald in punt 58, punten 35‑38).
61 Dienaangaande zij opgemerkt dat de bevoegdheid van het Gerecht ter zake van overeenkomsten een afwijking vormt van het gemene recht en dus restrictief moet worden uitgelegd, zodat het Gerecht enkel kennis kan nemen van vorderingen uit een overeenkomst of van vorderingen die rechtstreeks verband houden met de verbintenissen uit deze overeenkomst (zie arrest Hof van 20 februari 1997, IDE/Commissie, C‑114/94, Jurispr. blz. I‑803, punt 82 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Daarvan zou met name sprake zijn indien uit de feiten bleek dat de Commissie contractueel gerechtigd was om de in de aanbesteding vastgestelde werkzaamheden aan een derde toe te vertrouwen en indien het geschil in werkelijkheid betrekking had op een vordering tot vergoeding van contractuele schade, gelet op het feit dat in een of meer contractuele bepalingen in deze werkzaamheden was voorzien (zie in die zin arrest Guigard/Commissie, aangehaald in punt 58, punten 35 en 36 wat de in aanmerking te nemen feiten betreft en punt 38 wat het werkelijke voorwerp van de vordering tot schadevergoeding betreft).
62 Indien het Gerecht ter beoordeling van de gegrondheid van de betrokken argumenten de inhoud van de verschillende overeenkomsten moet onderzoeken die de WTC-groep/Systran en de Commissie in de periode van 1975 tot 2002 hebben gesloten en die de Commissie ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, valt deze denkoefening onder het onderzoek van de bevoegdheid en kan zij – als zodanig – niet tot gevolg hebben dat de aard van het geschil wordt gewijzigd doordat hieraan een contractuele grondslag wordt gegeven. Anders zou de aard van het geschil, en bijgevolg de bevoegde rechtbank, een wijziging kunnen ondergaan door het loutere feit dat de verwerende partij aanvoert dat zij een contractuele relatie heeft met de verzoekende partij, ook al zou op basis van de aangevoerde overeenkomsten kunnen worden vastgesteld dat deze hierop geen enkele invloed hebben. Wanneer het Gerecht uitspraak doet over de niet-contractuele aansprakelijkheid, kan het dus perfect de inhoud van een overeenkomst onderzoeken, zoals het elk document onderzoekt dat een van de partijen ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, om uit te maken of deze overeenkomst afbreuk kan doen aan de toegewezen bevoegdheid die hem uitdrukkelijk bij artikel 235 EG is verleend. Dit onderzoek maakt deel uit van de beoordeling van de feiten die zijn aangevoerd om de bevoegdheid van het Gerecht aan te tonen. De onbevoegdheid van het Gerecht is een middel van niet-ontvankelijkheid dat van openbare orde is in de zin van artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering.
63 Ter vergelijking, in een zaak waarin om verlenging van een overeenkomst werd verzocht en waarin de verzoekende partij de niet-nakoming van contractuele en niet-contractuele verplichtingen aanvoerde, heeft het Hof geoordeeld dat het loutere feit dat rechtsregels worden aangevoerd die niet uit deze overeenkomst voortvloeien, maar die noodzakelijkerwijs voor de partijen gelden, niet tot gevolg kan hebben dat de contractuele aard van het geding wordt gewijzigd en dat dit aan de bevoegdheid van de betrokken rechterlijke instantie wordt onttrokken (arrest Guigard/Commissie, punt 58 supra, punt 43). Zo kan het loutere feit dat de medecontractant van verzoeksters in een zaak waarin de gevolgen van een aanbesteding aan de orde zijn en deze laatsten zich enkel op de niet-nakoming van niet-contractuele verplichtingen baseren, contractuele verplichtingen aanvoert die geen betrekking hebben op het litigieuze gedrag, niet tot gevolg hebben dat de niet-contractuele aard van het geding wordt gewijzigd en dat dit aan de bevoegdheid van de betrokken rechterlijke instantie wordt onttrokken.
64 Voorts dient in het algemeen de partij die de niet-nakoming van een verplichting aanvoert, aan te tonen wat deze verplichting inhoudt en te bewijzen dat deze geldt in de omstandigheden van de betrokken zaak. Om deze reden dienen de argumenten die verzoeksters met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding hebben aangevoerd te worden onderzocht vóór het argument van de Commissie dat zij contractueel gerechtigd was om informatie die mogelijkerwijs door het auteursrecht en het recht op de knowhow wordt beschermd, aan een derde te verstrekken.
Onderzoek van de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding
65 In casu is de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding enkel gebaseerd op de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG. Verzoeksters voeren geen overeenkomsten met de Commissie aan en baseren zich daar evenmin op. Enkel de Commissie voert contractuele bepalingen aan ter ondersteuning van haar stelling dat zij gerechtigd was om de haar in de onderhavige zaak verweten handelingen te verrichten.
66 Ter ondersteuning van hun vordering tot schadevergoeding voeren verzoeksters twee onrechtmatige en schadelijke gedragingen van niet-contractuele aard aan. In de eerste plaats heeft de Commissie op onrechtmatige wijze de knowhow van Systran aan een derde bekendgemaakt, aangezien de in de aanbesteding beschreven prestaties noodzakelijkerwijs hebben geleid tot de niet-toegestane openbaarmaking en de wijziging van de broncode van de Systran‑software, waarvan verzoeksters de exclusieve eigenaars zijn. In de tweede plaats heeft de Commissie een auteursrechtelijke inbreuk gepleegd in het kader van de niet-toegestane verdere ontwikkeling van de EG‑Systran Unix‑versie door Gosselies, welke versie van de Systran‑software bijna identiek is aan en dus voortvloeit uit de Systran Unix‑versie, die is ontwikkeld en in de handel wordt gebracht door de Systran‑groep, die exclusief eigenaar is van de betrokken intellectuele-eigendomsrechten.
67 In casu bestaat de gebeurtenis die heeft geleid tot de aangevoerde schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, dat wil zeggen het gestelde onrechtmatige gedrag dat verzoeksters benadeelt, dus met name in de niet-toegestane bekendmaking door de Commissie aan een derde, Gosselies, van de broncodes die volgens de Systran‑groep haar eigendom zijn en waarvan zij de bescherming vordert op grond van de algemene beginselen inzake auteursrechten en knowhow die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben.
68 Meer bepaald stellen verzoeksters dat zij zich als auteurs van de Systran‑software en van de Systran Unix‑versie kunnen verzetten tegen elke exploitatie, wijziging, aanpassing of verbetering van EG‑Systran Unix, het afgeleide werk, dat niet is toegestaan door de houder van de rechten op de oorspronkelijke software. Verzoeksters beschikken aldus wettelijk over een „recht van verzet”, dat dient ter bescherming van bepaalde gegevens waarvan zij eigenaar zijn tegen het niet-toegestane gebruik ervan door de Commissie of de niet-toegestane bekendmaking ervan aan een derde.
69 Tot staving van dit recht voeren verzoeksters als algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben de Overeenkomst van Bern voor de bescherming van letterkundige en kunstwerken van 9 september 1886, zoals gewijzigd (hierna: „Berner Conventie”), richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 122, blz. 42) en richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (gerectificeerde versie, PB L 195, blz. 16) aan. De bepalingen hiervan, die in voorkomend geval niet-contractuele verplichtingen kunnen vormen, zoals de Commissie in antwoord op een vraag van het Gerecht dienaangaande ter terechtzitting heeft erkend, zijn in het recht van de lidstaten overgenomen. Deze bepalingen bevatten in wezen de volgende algemene beginselen: de auteur van een computerprogramma beschikt door het loutere feit van de ontwikkeling hiervan over een exclusief intellectuele-eigendomsrecht hierop dat aan iedereen kan worden tegengeworpen; behoudens bewijs van het tegendeel is (zijn) de auteur(s) degene(n) die het computerprogramma openbaar heeft (hebben) gemaakt; de auteur van een computerprogramma beschikt, behoudens bepaalde uitzonderingen, over het exclusieve recht om dit programma te reproduceren, aan te passen of te verspreiden of daarvoor toestemming te verlenen.
70 Aldus hebben verzoeksters voldoende elementen aangevoerd om in dit stadium van het onderzoek te kunnen concluderen dat de Systran‑groep zich kan beroepen op auteursrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software die zij heeft ontwikkeld en onder haar naam in de handel brengt.
71 Daarentegen heeft de Commissie niet bewezen dat verzoeksters de betrokken rechten niet bezitten, en heeft zij dus kennelijk de bevoegdheid van het Gerecht niet met succes kunnen betwisten door te stellen dat de Systran‑groep de door haar aangevoerde auteursrechten op deze versie van de Systran‑software niet bezit.
72 In de eerste plaats volstaan de loutere twijfels die de Commissie heeft geuit over de vraag of verzoeksters houders zijn van intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software niet (zie punt 54 hierboven). Een dergelijk betoog levert niet het bewijs op dat nodig is om afbreuk te kunnen doen aan de mogelijkheid voor de Systran‑groep om zich in het licht van bovengenoemde algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben te beroepen op auteursrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, aangezien het berust op algemene verklaringen die onvoldoende nauwkeurig zijn, gelet op de kenmerken van de betrokken software en de door verzoeksters overgelegde juridische en technische deskundigenrapporten.
73 Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de discussie over de grond van het geschil, zij in de tweede plaats opgemerkt dat het Gerecht de Commissie heeft verzocht om haar twijfels over de eigendomsrechten waarop verzoeksters aanspraak maken inhoudelijk toe te lichten, en verzoeksters heeft verzocht om zich daarover uit te spreken. Aldus hebben de door verzoeksters voorgestelde experts een reeks juridische en technische argumenten aangevoerd om aan te tonen dat de Systran‑groep auteursrechten bezit op zowel de herschreven software als op de versies van deze software die de broncode ervan gebruiken (advies van P. Sirinelli, professor aan de universiteit Panthéon-Sorbonne Paris-I, over de auteursrechtelijke bescherming van herschreven software, hierna: „tweede advies van Sirinelli”; technische mededeling van H. Bitan over het feit dat de Systran Unix-software nieuw is en zich van de Systran Mainframe‑software en de EG‑Systran Mainframe‑software onderscheidt wat de schrijfwijze, de samenstelling en de structuur ervan betreft hierna: „tweede technisch verslag van Bitan”). Hieruit blijkt in het bijzonder dat de Systran Unix‑versie geen louter aangepaste versie is van de voorafbestaande Systran Mainframe‑versie, zoals de Commissie stelt, maar de in taal C herschreven versie van alle oorspronkelijk in een assembleertaal geschreven programma’s, en dat deze versies grondig verschillen. Het wordt evenmin betwist dat de Systran Unix‑versie de Systran Mainframe‑versie, die na een tijd verouderd was, heeft vervangen.
74 Ondanks een uitdrukkelijk verzoek van het Gerecht in die zin heeft de Commissie geen technische bewijzen kunnen aanvoeren waaruit blijkt dat de Systran‑groep geen auteursrechten heeft op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software of op de IT‑elementen die het programma of de werkzame broncode ervan vormen, met name wat de delen betreft die verband houden met de basiskern en de taalkundige programma’s van de software, terwijl verzoeksters niet betwisten dat de Commissie eigendomsrechten heeft op de woordenboeken die haar diensten hebben samengesteld om rekening te houden met het specifieke taalgebruik van deze instelling.
75 In de derde plaats heeft de Commissie, naarmate de gerechtelijke procedure vorderde, moeten toegeven dat de Systran‑groep daadwerkelijk in dit verband over intellectuele-eigendomsrechten beschikte. Zo heeft de Commissie in dupliek erkend dat zij niet betwistte dat Systran rechten bezat op de door haar in de handel gebrachte Systran Unix-software, maar tegelijkertijd opgemerkt dat de Systran‑groep waarschijnlijk de ontwikkelingen die zij in het kader van de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie voor de Commissie heeft doorgevoerd, heeft gebruikt om ze in de Systran Unix‑versie te integreren. Meer bepaald heeft de Commissie ter terechtzitting opgemerkt dat zij de facto niet betwistte dat Systran rechten op zowel de Mainframe‑versie als – vanzelfsprekend – de Unix-versie van deze software bezat, maar niettemin een klein voorbehoud geformuleerd met betrekking tot de elementen die volgens haar op onrechtmatige wijze in de oorspronkelijke versie van Systran Unix zijn geïntegreerd nadat eerder overeenkomsten met haar waren gesloten.
76 Zoals het Gerecht in het kader van de tweede reeks vragen en opnieuw ter terechtzitting heeft opgemerkt, is de Systran Unix‑versie evenwel jaren ouder dan de EG‑Systran Unix‑versie. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat de Systran‑groep in de door haar ontwikkelde en in de handel gebrachte Systran Unix‑versie de ontwikkelingen heeft kunnen integreren die zij nadien in het kader van de EG‑Systran Unix‑versie heeft doorgevoerd om te voldoen aan de specifieke taalkundige en terminologische behoeften van de Commissie. De Commissie heeft haar stelling dienaangaande niet kunnen staven.
77 Het argument van de Commissie dat elementen van de EG‑Systran Mainframe‑versie, die op basis van de Systran Mainframe‑versie van verzoeksters is ontwikkeld, waarschijnlijk op onrechtmatige wijze in de oorspronkelijke versie van Systran Unix zijn geïntegreerd, wordt evenmin door enig materieel element gestaafd. Dit argument wordt overigens, wat de broncode van de software en meer bepaald de kern en de ermee verbonden taalkundige programma’s betreft, tegengesproken door de verklaringen van de technische expert van verzoeksters volgens welke een in een assembleertaal geschreven programma aanzienlijk verschilt van een in taal C geschreven programma (zie tweede technische mededeling van Bitan, met name het voorbeeld van de behandeling van de reeks karakters „Hello world!” in een assembleertaal en in taal C). Deze technische uitleg wordt door de Commissie niet betwist.
78 Wat de aangevoerde knowhowbescherming betreft, stellen verzoeksters dat knowhow algemeen omschreven wordt als een „geheel van technische informatie die geheim, wezenlijk en op gepaste wijze geïdentificeerd is”. Volgens hen pleegt de Commissie door de openbaarmaking van dergelijke informatie aan een derde, zonder dat zij daarvoor de toestemming hebben gegeven, een onrechtmatige handeling die ingevolge artikel 288, tweede alinea, EG kan leiden tot de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap.
79 Verzoeksters verwijzen ter ondersteuning van dit argument terecht naar het arrest van het Hof van 7 december 1985, Adams/Commissie (145/83, Jurispr. blz. 3539, punt 34), waarin het Hof heeft erkend dat de geheimhoudingsplicht die artikel 287 EG aan de Commissie en haar ambtenaren en personeelsleden oplegt, een algemeen rechtsbeginsel vormt. Het algemene beginsel dat ondernemingen recht hebben op bescherming van hun zakengeheimen, waarvan artikel 287 EG de uitdrukking vormt, is opnieuw bevestigd in het arrest van het Hof van 19 mei 1994, SEP/Commissie (C‑36/92 P, Jurispr. blz. I‑1911, punt 36). Artikel 41 van het op 7 december 2000 te Nice afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 364, blz. 1) bepaalt eveneens dat de administratie het „gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps‑ en het zakengeheim” in acht moet nemen.
80 Zakengeheimen omvatten technische inlichtingen over knowhow waarvan niet alleen de openbaarmaking aan het publiek, maar ook de loutere mededeling aan een ander rechtssubject dan dat waarvan de informatie afkomstig is, de belangen van dit subject ernstig kan schaden (zie in die zin arrest Gerecht van 18 september 1996, Postbank/Commissie, T‑353/94, Jurispr. blz. II‑921, punt 87). Technische inlichtingen kunnen naar hun aard slechts binnen de werkingssfeer van artikel 287 EG vallen, indien om te beginnen slechts een beperkt aantal personen hiervan op de hoogte is. Voorts moet het gaan om inlichtingen waarvan de openbaarmaking ernstige schade kan berokkenen aan de personen die deze hebben verstrekt of aan derden. Ten slotte moeten de belangen die door de openbaarmaking van informatie kunnen worden geschaad, objectief voor bescherming in aanmerking komen (arresten Gerecht van 30 mei 2006, Bank Austria Creditanstalt/Commissie, T‑198/03, Jurispr. blz. II‑1429, punt 71, en 12 oktober 2007, Pergan Hilfsstoffe für industrielle Prozesse/Commissie, T‑474/04, Jurispr. blz. II‑4225, punt 65).
81 In casu moet dus worden geoordeeld dat technische gegevens die deel uitmaken van de zakengeheimen van een onderneming en die voor specifieke doeleinden aan de Commissie zijn meegedeeld, niet zonder de toestemming van de betrokken onderneming voor andere doeleinden aan een derde kunnen worden meegedeeld.
82 Geconcludeerd moet worden dat verzoeksters rechtens genoegzaam aantonen dat de Commissie haar niet-contractuele verplichtingen in verband met de auteursrechten op, en de knowhow met betrekking tot, de Systran Unix‑versie van de Systran‑software niet is nagekomen, zodat het Gerecht krachtens artikel 235 EG bevoegd is.
83 De Commissie heeft deze conclusie niet kunnen ontkrachten. Het Gerecht onderzoekt thans het tweede deel van haar betoog, volgens hetwelk zij de contractuele toestemming heeft gekregen om te doen wat haar in de onderhavige zaak wordt verweten.
Onderzoek van de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd ter ondersteuning van de stelling dat zij de contractuele toestemming heeft gekregen om informatie die mogelijkerwijs auteursrechtelijk en op grond van de betrokken knowhow beschermd is, aan een derde bekend te maken
84 Volgens verzoeksters bestaan de onrechtmatige en schadelijke handelingen die de Commissie in de onderhavige zaak heeft verricht, met name in de bekendmaking aan een derde, de onderneming Gosselies, zonder de toestemming van verzoeksters, van informatie die mogelijkerwijs beschermd is op grond van de auteursrechten en de knowhow van de Systran‑groep.
85 De stukken bevatten niets waaruit blijkt dat de Commissie de contractuele toestemming had om Gosselies informatie en knowhow betreffende de Systran Unix‑versie te bezorgen.
86 In de eerste plaats heeft geen van de door de partijen ondertekende overeenkomsten uitdrukkelijk betrekking op de eventuele gunning van bepaalde werkzaamheden met betrekking tot de EG‑Systran Unix‑versie aan een derde. Toen Systran de Commissie over deze kwestie aansprak, heeft deze immers enkel ontkend dat Systran rechten had op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, en gesteld dat de Systran‑groep niet het recht had om zich te verzetten tegen het aan Gosselies gegunde werk (punten 31‑37 hierboven).
87 In de tweede plaats heeft de Commissie in antwoord op een vraag van het Gerecht dienaangaande drie contractuele bepalingen aangehaald ter ondersteuning van haar stelling dat zij een beroep mocht doen op Gosselies om de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software verder te ontwikkelen zonder dat de Systran‑groep zich daar op basis van de auteursrechten en de knowhow betreffende de Systran Unix‑versie van deze software tegen kon verzetten (zie punt 53 hierboven).
88 In de eerste plaats beroept de Commissie zich op artikel 4 – met als opschrift „Gebruiksrechten” – van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking dat de Commissie op 18 januari 1985 heeft gesloten met de onderneming Gachot, voordat deze onderneming de WTC‑groep overnam en Systran werd, dat met name bepaalt dat „het Systran‑systeem, de software en de woordenboeken eigendom blijven van de Commissie”.
89 Vastgesteld moet worden dat deze bepaling niet aantoont dat het onderhavige geding van contractuele aard is. Om te beginnen kan bovengenoemde bepaling niet worden tegengeworpen aan verzoeksters. De eigendomsrechten van verzoeksters op de Systran‑software, en met name op de Systran Mainframe‑versie, berusten niet op het memorandum dat de Commissie op 18 januari 1985 heeft gesloten met Gachot (zie punt 10 hierboven). De eigendomsrechten van de Systran‑groep op de Systran‑software en de Systran Mainframe‑versie ervan zijn immers op een later tijdstip ontstaan, bij de overname van de WTC‑groep door Gachot (zie punt 11 hierboven en de documenten in de bijlagen 5‑7 bij de memorie van repliek). Voorts betwist weliswaar niemand dat Gachot op 18 januari 1985 helemaal geen eigendomsrechten op het Systran‑systeem had, maar uit bovengenoemde bepaling kan evenmin worden afgeleid dat de Commissie op grond van dit memorandum vanaf die datum de volledige eigendom van het Systran‑systeem en de software ervan, met inbegrip van de basiskern en de broncodes ervan, kan opeisen. Een dergelijke conclusie zou afbreuk doen aan de toenmalige eigendomsrechten van de WTC‑groep op het Systran‑systeem en met name op de Systran Mainframe‑versie, die niet worden betwist door de Commissie (zie punt 3 hierboven) en die vervolgens zijn overgedragen aan Gachot, die daarop tot Systran is omgedoopt. Ten slotte heeft de onderhavige zaak hoe dan ook geen betrekking op de rechten van de Systran‑groep op de Systran Mainframe‑versie, die inmiddels verouderd is, maar op rechten van de Systran‑groep op de Systran Unix‑versie, die deze versie heeft opgevolgd en die in een andere taal is geschreven teneinde in een nieuwe IT‑omgeving te functioneren.
90 In de tweede plaats beroept de Commissie zich op punt 6 van de inleidende bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de Systran‑groep (die destijds bestond uit WTC, Latsec, Systran Institut en Gachot), volgens hetwelk „[d]e verbeteringen die de Commissie en haar [hierboven in punt 3 genoemde] medecontractanten aan het Systran‑systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, in het bijzonder de woordenboeken, die zij hebben ontwikkeld, [...] de exclusieve eigendom van de Commissie [zijn]”. Deze bepaling moet dus worden gelezen in samenhang met punt 3 van deze inleidende bepalingen, dat luidt als volgt:
„Het onderhoud en de latere ontwikkeling van de systemen zijn doorgevoerd in het kader van een andere reeks overeenkomsten tussen de Commissie en de servicebureaus. Deze overeenkomsten hadden betrekking op de eigen behoeften en doelstellingen van de Commissie.”
91 Deze bepalingen tonen evenmin aan dat het onderhavige geding van contractuele aard is. Volgens deze twee punten van de inleidende bepalingen zijn de verbeteringen die de Commissie en haar externe contractanten vóór de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst van 4 augustus 1987 aan het Systran‑systeem hebben aangebracht en de uitbreidingen, met name de woordenboeken, die zij vóór die datum hebben ontwikkeld, de exclusieve eigendom van de Commissie. Dit exclusieve-eigendomsrecht wordt niet betwist door verzoeksters, die in hun memories niet stellen dat zij eigendomsrechten hebben op de woordenboeken, de verbeteringen en de uitbreidingen die specifiek door of voor rekening van de Commissie zijn ontwikkeld om aan haar terminologische behoeften te voldoen. De rechten waarop verzoeksters aanspraak maken, berusten op het basissysteem, namelijk op de essentie van de kern en de linguïstische routines. Deze zijn gemaakt door de Systran‑groep, die de knowhow ter zake bezit.
92 Voorts kan aan de hand van andere punten van deze inleidende bepalingen de relatie tussen de Commissie en de ondernemingen van de Systran‑groep nader worden toegelicht en worden beoordeeld op welke rechten op het Systran‑systeem deze groep aanspraak kon maken op een ogenblik waarop alleen nog maar versies bestonden die met de Mainframe-omgeving compatibel waren. Zo staat in de inleidende bepalingen het volgende te lezen:
„1. Het Systran‑systeem, dat door WTC is ontwikkeld, is een automatisch vertaalsysteem, dat basissoftware, taalsoftware en randsoftware en verschillende tweetalige woordenboeken omvat.
2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met WTC een overeenkomst met betrekking tot het gebruik van het Systran‑systeem door de Commissie en de initiële ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
De Commissie en WTC hebben later nog andere overeenkomsten gesloten met het oog op de verbetering van het bestaande systeem en de ontwikkeling van systemen voor [nieuwe] talen[paren].
Deze overeenkomsten, die in de preriode van 1976 tot 1985 zijn gesloten, hadden betrekking op de ontwikkeling en de verbetering van de vertaalsoftware en de basiswoordenboeken voor de betrokken talen.
[...]
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een vergunning beschikt voor het gebruik van het basissysteem en de door WTC aangebrachte verbeteringen [...], die beperkt is tot het grondgebied van de Europese Gemeenschappen in de hierboven in [punt] 4 gespecificeerde sectoren.
[...]
7. De partijen zijn van mening dat het in hun belang en in het belang van de gebruikers van Systran is dat dit systeem voortdurend wordt verbeterd. Zij hebben besloten om de onderhavige samenwerkingsovereenkomst te sluiten teneinde hun krachten te bundelen en aldus het systeem verder te verbeteren.
In deze geest kennen de partijen elkaar wederzijds een gebruiksrecht op het Systran‑systeem toe, dat kan evolueren door de integratie van verbeteringen die zullen worden gerealiseerd dankzij het gebruik van het systeem in zowel de privésector als de openbare sector.”
93 Uit deze bepalingen, die betrekking hebben op de contractuele relatie die destijds tussen de Commissie en de Systran‑groep bestond, blijkt dat de rol van de Systran‑groep in de totstandkoming van het Systran‑systeem en in de initiële en de latere ontwikkeling ervan voor de Commissie uitdrukkelijk wordt erkend, en dat enkel sprake is van gebruiksrechten die door de Systran‑groep aan de Commissie zijn verleend, en niet van eigendomsrechten, laat staan van exclusieve eigendomsrechten, op heel dit systeem. Hoe dan ook is in deze bepalingen geen sprake van het optreden van een derde met het oog op de wijziging van dit systeem zonder de voorafgaande toestemming van de Systran‑groep.
94 Ten slotte moet net als met betrekking tot artikel 4 van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking worden opgemerkt dat de onderhavige zaak geen betrekking heeft op de rechten van de Systran‑groep op de Systran Mainframe‑versie, die inmiddels verouderd is, maar op de rechten van deze groep op de Systran Unix‑versie die deze versie heeft opgevolgd en die in een andere taal is geschreven om in een nieuwe IT-omgeving te functioneren.
95 In de derde plaats beroept de Commissie zich op de leden 1 en 2 van artikel 13 van de migratieovereenkomsten, met als opschrift „Octrooien, gebruikscertificaten (gebruiksmodellen), merken, industriële tekeningen en modellen, industriële‑ en intellectuele-eigendomsrechten”, volgens welke het automatische vertaalsysteem van de Commissie haar eigendom blijft. Deze twee leden, in de versie van de eerste migratieovereenkomst, luiden als volgt:
„1. De Commissie wordt onmiddellijk ingelicht over alle resultaten die de contractant [namelijk Systran Luxemburg] in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft behaald en van elk octrooi dat zij in dit kader heeft verkregen; dit resultaat of dit octrooi behoort toe aan de Europese Gemeenschappen die er vrij over kunnen beschikken, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan.
2. Het automatische vertaalsysteem van de Commissie en alle onderdelen ervan blijven de eigendom van de Commissie, zelfs indien dit systeem tijdens de uitvoering van de overeenkomst is gewijzigd, tenzij wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan.”
96 Artikel 13, leden 1 en 2, van de eerste migratieovereenkomst maakt dus uitdrukkelijk voorbehoud voor het geval dat reeds intellectuele- of industriële-eigendomsrechten bestaan. De Commissie kan dus niet op basis van deze bepaling stellen dat verzoeksters duidelijk afstand hebben gedaan van hun auteursrechten op en hun knowhow betreffende het Systran‑systeem. Deze rechten, en met name die op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, bestonden reeds ten tijde van de ondertekening van de migratieovereenkomsten, die zijn gesloten op een ogenblik waarop de door de Commissie gebruikte EG‑Systran Mainframe‑versie verouderd geraakte.
97 Zoals verzoeksters ter terechtzitting hebben opgemerkt, blijkt voorts duidelijk uit artikel 13 van de eerste migratieovereenkomst dat lid 1 slechts betrekking heeft op het „EG”-aspect van de verdere ontwikkeling van de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software, namelijk op alle resultaten en octrooien die Systran Luxemburg, de betrokken contractant, in het kader van de uitvoering van de migratieovereenkomsten kan behalen of verkrijgen. De eigendom van al wat hiervóór reeds bestond, namelijk de Systran Unix‑versie, waarvan de EG‑Systran Unix‑versie is afgeleid, is van de werkingssfeer van de overeenkomst uitgesloten. Deze overeenkomsten laten de rechten op het deel van de basiskern van de Systran Unix‑versie die in de EG‑Systran Unix‑versie ongewijzigd is gebleven, dus onverlet. Voorts heeft lid 2 van deze bepaling uitdrukkelijk betrekking op het „automatische vertaalsysteem van de Commissie”, namelijk op de EG‑Systran Mainframe‑versie van de Systran‑software (zie de hierboven in punt 27 weergegeven definitie in artikel 2 van de eerste migratieovereenkomst), en maakt het dus voorbehoud voor de rechten op de Systran Mainframe‑versie. Beide versies zijn verouderd ten opzichte van de Systran Unix‑versie.
98 Voorts heeft Systran de migratieovereenkomsten niet ondertekend en kan zij dus geen rechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, die zij heeft ontwikkeld en in de handel brengt, aan de Commissie hebben overgedragen. Ingevolge het beginsel van de relatieve werking van overeenkomsten, dat kan worden beschouwd als een algemeen beginsel dat de rechtsstelsels van de lidstaten op het gebied van overeenkomsten gemeen hebben, kunnen de migratieovereenkomsten dus niet als zodanig aan Systran worden tegengeworpen. Ook al zou Systran Luxemburg de Commissie niet vóór 15 maart 2002 „actuele bewijzen van alle rechten [...] met betrekking tot het automatische vertaalsysteem Systran waarop de Systran‑groep aanspraak maakt” hebben bezorgd (zie punt 30 hierboven), kan dit Systran niet de mogelijkheid ontnemen zich tegenover de Commissie te beroepen op de rechten die zij bezit door de overname van de ondernemingen van de WTC‑groep of, vooral, door de ontwikkeling en de verkoop van de Systran Unix‑versie, waarvan de Commissie op de hoogte is. Voorts maakte Systran Luxemburg, zoals verzoeksters ter terechtzitting hebben gesteld, zonder op dit punt door de Commissie te zijn tegengesproken, ten tijde van de ondertekening van de migratieovereenkomsten niet ten volle deel uit van de Systran‑groep, maar was zij een gemeenschappelijke onderneming waarin de belangen verenigd waren van zowel de ondernemingen die voordien met de Commissie samenwerkten om de EG‑Systran Mainframe‑versie te onderhouden, als de Systran‑groep in Luxemburg.
99 Ten slotte is het hoe dan ook een beginsel van intellectuele-eigendomsrecht dat een overdracht van eigendomsrechten niet kan worden vermoed te zijn bedongen. In beginsel kan een dergelijk beding niet stilzwijgend zijn, maar moet het uitdrukkelijk zijn. In casu blijkt uit de door de partijen aan het Gerecht overgelegde documenten niet dat contractueel is bedongen dat Systran, of zelfs maar een onderneming van de Systran‑groep, afdwingbare intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software overdraagt.
100 Uit het voorgaande volgt dat geen van de door de Commissie aangehaalde contractuele bepalingen de stelling kan schragen dat het onderhavige geding noodzakelijkerwijs van contractuele aard is. Op basis van deze contractuele bepalingen, die verwijzen naar een periode uit het verleden, of zelfs uit het verre verleden, wat de overeenkomsten betreffende de Systran Mainframe‑versie betreft, die in de jaren negentig verouderd is geraakt door de verdere ontwikkelingen op IT‑gebied, kan niet worden vastgesteld dat de Commissie de toestemming van de Systran‑groep krijgt of heeft gekregen om informatie die mogelijkerwijs beschermd is op grond van de aangevoerde auteursrechten op en knowhow betreffende de door deze groep ontwikkelde en verkochte Systran Unix‑versie van de Systran‑software, aan een derde mee te delen.
101 Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat uit de inhoud van het verzoek tot schadevergoeding van verzoeksters en de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, op basis waarvan zij stellen dat zij rechten hebben op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software en dat de in de afgeleide EG‑Systran Unix‑versie overgenomen elementen ervan slechts aan een derde bekend kunnen worden gemaakt indien de auteur ervan vooraf zijn toestemming heeft verleend, blijkt dat verzoeksters rechtens en feitelijk genoegzaam hebben aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder het Gerecht de bevoegdheid inzake niet-contractuele aansprakelijkheid kan uitoefenen waarover het krachtens het Verdrag beschikt.
102 Bovendien blijkt uit het onderzoek van de verschillende contractuele bepalingen op basis waarvan de Commissie stelt dat het verzoek tot schadevergoeding een contractuele grondslag heeft, dat de Systran‑groep geen auteursrechten heeft overgedragen en niet de toestemming heeft verleend om informatie betreffende de Systran Unix‑versie aan een derde mee te delen.
103 Uit deze algemene beoordeling blijkt dat het betrokken geding van niet- contractuele aard is. De vraag of de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld en schade heeft veroorzaakt door informatie die door eigendomsrechten of knowhow wordt beschermd, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de houder ervan aan een derde bekend te maken, moet immers worden beantwoord op basis van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten ter zake gemeen hebben, en niet op basis van de contractuele bepalingen van overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten met betrekking tot kwesties die geen verband hielden met het auteursrecht en de knowhow van Systran op de Systran Unix‑versie.
104 De stelling van de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het op een overeenkomst is gebaseerd, moet dus worden verworpen.
2. Onduidelijkheid van het verzoekschrift
a) Argumenten van partijen
105 De Commissie stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering, volgens hetwelk het verzoekschrift „het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen” moet bevatten. Het verzoekschrift preciseert niet welke wettelijke bepalingen de Commissie heeft geschonden en verstrekt weinig details over de door verzoeksters gestelde auteursrechtelijke inbreuk en openbaarmaking van knowhow.
106 Verzoeksters stellen in wezen dat het verzoekschrift voldoende nauwkeurig is om de Commissie in staat te stellen haar verweer voor te bereiden, en het Gerecht in staat te stellen uitspraak te doen.
b) Beoordeling door het Gerecht
107 Krachtens artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat ingevolge artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut op de procedure voor het Gerecht van toepassing is, en artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht moet elk verzoekschrift het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten. Deze uiteenzetting moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om de verweerder in staat te stellen zijn verweer voor te bereiden, en om het Gerecht in staat te stellen zijn juridisch toezicht uit te oefenen. Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, moeten de wezenlijke feitelijke en juridische elementen waarop het beroep is gebaseerd, op zijn minst summier, maar coherent en begrijpelijk zijn weergegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf (beschikkingen Gerecht van 28 april 1993, De Hoe/Commissie, T‑85/92, Jurispr. blz. II‑523, punt 20, en 11 juli 2005, Internationaler Hilfsfonds/Commissie, T‑294/04, Jurispr. blz. II‑2719, punt 23).
108 Om aan deze vereisten te voldoen, moet een beroep tot vergoeding van de door een instelling veroorzaakte schade met name de gegevens bevatten die het mogelijk maken te bepalen welke gedraging de verzoeker aan deze instelling verwijt (beschikking Internationaler Hilfsfonds/Commissie, aangehaald in punt 107, punt 24).
109 In casu hebben verzoeksters in hun verzoekschrift opgemerkt dat de Commissie de knowhow van Systran na de gunning van een aanbesteding bekend heeft gemaakt aan een derde en daarbij haar auteursrechten heeft geschonden. Volgens hen heeft de Commissie twee onrechtmatige en schadelijke handelingen verricht (zie punt 66 hierboven). De Commissie heeft op basis van deze aanwijzingen haar verweer kunnen voorbereiden.
110 De stelling van de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het verzoekschrift onduidelijk is, moet dus worden verworpen.
3. Onbevoegdheid van het Gerecht om een auteursrechtelijke inbreuk vast te stellen in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid
a) Argumenten van partijen
111 De Commissie stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het Gerecht niet bevoegd is om uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid, zoals volgens haar is erkend in de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems. Dienaangaande merkt de Commissie op dat het auteursrecht, anders dan het merkenrecht, dat volledig op communautair niveau is geharmoniseerd, slechts een gedeeltelijke harmonisatie heeft ondergaan, die evenwel betrekking heeft op de bescherming van software (richtlijn 91/250). Dit neemt niet weg dat aan de gemeenschapsrechters geen bevoegdheid is verleend om kennis te nemen van vorderingen wegens auteursrechtelijke inbreuken, evenmin als van vorderingen wegens schending van het octrooirecht. Hetzelfde geldt voor knowhow. De regels inzake knowhow zijn totaal niet geharmoniseerd op communautair niveau. De Commissie verwerpt de overeenkomstige toepassing van het hierboven in punt 79 aangehaalde arrest Adams/Commissie op grond dat verzoeksters geen schending van artikel 287 EG aanvoeren, maar louter stellen dat op onrechtmatige wijze knowhow openbaar is gemaakt, zonder enige toelichting of bewijzen te verstrekken. Bovendien is de in de onderhavige zaak verzamelde informatie, anders dan in de zaak die heeft geleid tot het reeds aangehaalde arrest Adams/Commissie, verkregen in het kader van een contractuele relatie en niet in het kader van de overlegging van documenten die onder geheimhouding zijn verstrekt.
112 Verzoeksters stellen dat het Gerecht, gelet op de communautaire harmonisatie op het gebied van de auteursrechtelijke bescherming van software (richtlijn 91/250), bevoegd is om een schending van het auteursrecht op software door de Commissie te beoordelen. Het onderhavige beroep kan dus niet afhankelijk worden gesteld van het gebruik van een nationaal rechtsmiddel dat, anders dan in de zaak die heeft geleid tot de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems, die betrekking heeft op octrooirechtelijke bescherming, onmogelijk kan leiden tot het herstel van de schade. Verzoeksters moeten een doeltreffende rechterlijke bescherming kunnen genieten. Wat de onrechtmatige openbaarmaking van knowhow betreft, beklemtonen verzoeksters het belang van het hierboven in punt 79 aangehaalde arrest Adams/Commissie, dat de bij artikel 287 EG aan de Commissie en haar personeel opgelegde geheimhoudingsplicht tot algemeen rechtsbeginsel verheft.
b) Beoordeling door het Gerecht
113 De Commissie stelt onder verwijzing naar de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems dat het Gerecht niet bevoegd is om in het kader van een beroep tot schadevergoeding uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken.
114 In de zaak waarin die beschikking is gegeven, heeft het Gerecht evenwel een onderscheid gemaakt tussen de door de verzoekende partij ingestelde vordering wegens een octrooi-inbreuk en het eigenlijke beroep tot schadevergoeding. In haar conclusie had de verzoekende partij immers het Gerecht verzocht, vast te stellen dat de Europese Centrale Bank (ECB) de aan het omstreden octrooi verbonden rechten had geschonden, en haar te veroordelen tot schadevergoeding wegens schending van de aan dat octrooi verbonden rechten (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punt 25). Het Gerecht heeft daarop om te beginnen geantwoord dat het niet bevoegd was om kennis te nemen van een vordering wegens een octrooi-inbreuk (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punten 50‑75). Wat het eigenlijke beroep tot schadevergoeding betreft, heeft het Gerecht uitdrukkelijk opgemerkt dat het krachtens artikel 235 EG juncto artikel 288, tweede alinea, EG bevoegd was om hierover uitspraak te doen (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punt 76). Het heeft dit beroep tot schadevergoeding evenwel kennelijk ongegrond verklaard, omdat de verzoekende partij in die zaak niets had aangevoerd waaruit bleek dat het aan de verwerende partij verweten gedrag onrechtmatig was (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punten 80‑82).
115 In casu zij opgemerkt dat verzoeksters het begrip schending van het auteursrecht, samen met het begrip bescherming van het vertrouwelijke karakter van knowhow, slechts hanteren om het gedrag van de Commissie als onrechtmatig te kwalificeren in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid. De onrechtmatigheid van het betrokken gedrag wordt beoordeeld op basis van algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben. Voor deze beoordeling is geen voorafgaande beslissing van een bevoegde nationale autoriteit nodig, zoals het geval was voor de verschillende omstreden octrooien in de zaak die heeft geleid tot de hierboven in punt 52 aangehaalde beschikking Document Security Systems. Zo had de ECB in verschillende lidstaten vorderingen tot nietigverklaring ingesteld. Bepaalde rechtbanken waarvoor deze zaken aanhangig waren gemaakt, hadden hierover in eerste aanleg uitspraak gedaan, en tegen deze – onderling tegenstrijdige – beslissingen was beroep ingesteld (beschikking Document Security Systems, aangehaald in punt 52, punten 21‑24). Van dit alles is in het onderhavige geval geen sprake.
116 Gelet op de bij de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG aan het Gerecht verleende bevoegdheid inzake niet-contractuele aansprakelijkheid en op het feit dat er geen nationale rechtsmiddelen zijn die verzoeksters de mogelijkheid bieden om van de Commissie vergoeding te verkrijgen van de schade die zij naar eigen zeggen wegens de gestelde inbreuk hebben geleden, staat er dus niets aan in de weg dat het door verzoeksters gehanteerde begrip schending van het auteursrecht in aanmerking wordt genomen om het gedrag van de Commissie in het kader van een verzoek tot schadevergoeding als onrechtmatig te kwalificeren.
117 Het begrip schending van het auteursrecht dat verzoeksters in het kader van het onderhavige beroep tot schadevergoeding hanteren, moet uitsluitend worden uitgelegd tegen de achtergrond van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben en die, wat computerprogramma’s betreft, in verschillende harmonisatierichtlijnen zijn overgenomen of vastgesteld. Bijgevolg moet de stelling van de Commissie worden verworpen dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het Gerecht niet bevoegd is om een schending van het auteursrecht vast te stellen in de zin die een bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat krachtens het recht van deze staat aan deze term zou kunnen geven.
B – Andere onderdelen van de vordering
118 De Commissie stelt dat verschillende onderdelen van de door verzoeksters ingestelde vordering niet-ontvankelijk zijn, meer bepaald het verzoek om de onmiddellijke staking van de inbreuk en van de openbaarmaking door de Commissie te gelasten, alsook de inbeslagneming of de vernietiging van bepaalde IT-gegevens die in handen zijn van de Commissie en Gosselies en de publicatie van de beslissing van het Gerecht, op kosten van de Commissie, in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites.
119 Dienaangaande verwijst de Commissie naar de vaste rechtspraak volgens welke de rechter, zelfs in het kader van een beroep tot schadevergoeding, geen bevelen tot een instelling kan richten zonder inbreuk te maken op de prerogatieven van de administratie (zie arrest Gerecht van 10 mei 2006, Galileo International Technology e.a./Commissie, T‑279/03, Jurispr. blz. II‑1291, „ Galileo”, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
120 In dit verband zij opgemerkt dat artikel 288, tweede alinea, EG bepaalt dat „[de Gemeenschap] [i]nzake de niet-contractuele aansprakelijkheid [...] overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade [moet] vergoeden die door haar instellingen of door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt”. Deze bepaling betreft zowel de voorwaarden waaronder de niet-contractuele aansprakelijkheid ontstaat, als de modaliteiten en de omvang van het recht op schadevergoeding. Voorts is het Hof volgens artikel 235 EG bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in artikel 288, tweede alinea, EG bedoelde schade.
121 Uit deze twee bepalingen – die, anders dan artikel 40, eerste alinea, KS, dat slechts de mogelijkheid van een geldelijke vergoeding bood, een schadevergoeding in natura niet uitsluiten – volgt dat het Hof de bevoegdheid heeft om de Gemeenschap elke vorm van schadevergoeding op te leggen die in overeenstemming is met de op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid geldende algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, en dus ook, indien dit met deze beginselen in overeenstemming is, een vergoeding in natura, in voorkomend geval in de vorm van een bevel om iets te doen of na te laten (arrest Galileo, aangehaald in punt 119, punt 63).
122 Bijgevolg kan de Gemeenschap niet principieel ontsnappen aan een overeenkomstige procedurele maatregel van het Hof, dat immers bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen van beroepen tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door de Gemeenschap (zie met betrekking tot een bevel inzake een merk, arrest Galileo, aangehaald in punt 119, punt 67).
123 Van een volledige vergoeding van de schade die in casu zou zijn veroorzaakt is slechts sprake indien de aantasting van het recht van de houder van auteursrechten volledig ongedaan wordt gemaakt. Los van de eventuele toekenning van een geldelijke vergoeding betekent dit minstens dat de inbreuk op zijn recht onmiddellijk moet worden beëindigd. Met het in casu gevorderde bevel willen verzoeksters juist bereiken dat de Commissie de gestelde inbreuk op hun auteursrechten beëindigt (zie in die zin arrest Galileo, aangehaald in punt 119, punt 71). De volledige vergoeding van de schade kan ook de vorm aannemen van de inbeslagneming of de vernietiging van het resultaat van de inbreuk of van de publicatie van de beslissing van het Gerecht op kosten van de Commissie.
124 Bijgevolg moet de stelling van de Commissie worden verworpen dat de onderdelen van de vordering die geen verband houden met de vergoeding van de gestelde schade, niet-ontvankelijk zijn.
125 Uit het voorgaande volgt dat alle tegen het onderhavige beroep opgeworpen excepties van niet-ontvankelijkheid moeten worden afgewezen.
II – Ten gronde
126 Voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG moet een aantal voorwaarden vervuld zijn: de onrechtmatigheid van het aan de instelling verweten gedrag, het daadwerkelijk bestaan van schade en een causaal verband tussen het aangevoerde gedrag en de gestelde schade (arresten Hof van 29 september 1982, Oleifici Mediterranei/CEE, 26/81, Jurispr. blz. 3057, punt 16, en 9 november 2006, Agraz e.a./Commissie, C‑243/05 P, Jurispr. blz. I‑10833, punt 26).
A – Door verzoeksters aangevoerde rechten en onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
127 Het aan een instelling verweten onrechtmatig gedrag dient te bestaan in een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren (arrest Hof van 4 juli 2000, Bergaderm en Goupil/Commissie, C‑352/98 P, Jurispr. blz. I‑5291, punt 42). Wanneer de instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de loutere inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan als bewijs van een voldoende gekwalificeerde schending (arrest Bergaderm en Goupil/Commissie, reeds aangehaald, punt 44).
128 Verzoeksters stellen in wezen dat er een grote gelijkenis is tussen de Systran Unix‑versie, die de Systran‑groep vanaf 1993 heeft ontwikkeld, en de EG‑Systran Unix‑versie, die Systran Luxemburg vanaf 22 december 1997 heeft ontwikkeld om te voldoen aan de behoeften van de Commissie. Deze grote gelijkenis verleent verzoeksters het recht om zich op basis van hun auteursrechten op en hun knowhow betreffende de Systran Unix‑versie ertegen te verzetten dat de inhoud van de EG‑Systran Unix‑versie zonder hun toestemming aan een derde bekend wordt gemaakt. De litigieuze aanbesteding vormt dus een inbreuk op de auteursrechten van de Systran‑groep en een onrechtmatige openbaarmaking van hun knowhow die kunnen leiden tot de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap.
129 De Commissie betwist dat de Systran‑groep de rechten op de Systran‑software bezit waarop zij aanspraak maakt. Zij stelt dat zij houdster is van de intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor de handelingen die zij heeft verricht, en dat haar niet kan worden verweten dat zij een onrechtmatige handeling heeft verricht in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG door een auteursrechtelijke inbreuk te plegen op knowhow of knowhow openbaar te maken.
1. Vergelijking van de verschillende versies van de Systran‑software
a) Argumenten van partijen
130 Verzoeksters maken een onderscheid tussen drie onderdelen van de Systran‑software, die met elkaar in wisselwerking staan, namelijk de kern, de taalkundige programma’s – ook „linguïstische routines” genoemd – en de woordenboeken. In dit verband stellen verzoeksters dat de Systran Unix‑versie een primair werk is en dat de EG‑Systran Unix‑versie van dit primaire werk is afgeleid. Uit de vergelijking van deze twee versies blijkt immers dat zij bijna identiek zijn of althans een grote gelijkenis vertonen. Dit kan overigens niet anders, aangezien Systran Luxemburg voor de ontwikkeling van de EG‑Systran Unix‑versie, waarmee zij in 22 december 1997 is begonnen, is uitgegaan van de Systran Unix‑versie, die Systran vanaf 1993 heeft ontwikkeld, om daarin de woordenboeken van de EG‑Systran Mainframe‑versie te integreren.
131 De Commissie neemt de voorstelling van de structuur van de Systran‑software van verzoeksters over en voegt hier de utiliteitsprogramma’s aan toe, die met name de interfaces en de programma’s voor het beheer van de woordenboeken omvatten. Zij preciseert dat de kern, de taalkundige programma’s en de woordenboeken een broncode hebben die in machinetaal moet worden omgezet. Na een ingreep in de taalkundige programma’s moeten deze programma’s en de kern dus worden gehercompileerd, maar de kern wordt door deze operatie niet gewijzigd. Volgens de Commissie is voor het upgraden van de taalkundige programma’s geen wijziging van de kern, van de datastructuur of van het voorbereidende materiaal vereist, maar enkel een wijziging van het taalkundige deel van de broncode. De codering van de woordenboeken vereist evenmin enige wijziging van de kern of de datastructuur van het systeem, zodat de broncode en het voorbereidende materiaal niet hoeven te worden gewijzigd. Voorts zijn de utiliteitsprogramma’s over het algemeen scripts die als zodanig, zonder enige wijziging, kunnen worden gebruikt.
132 Op het argument dat de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie bijna identiek zijn, antwoordt de Commissie dat de EG‑Systran Unix‑versie niet op basis van de Systran Unix‑versie is ontwikkeld, zoals verzoeksters stellen, maar op basis van de oudere EG‑Systran Mainframe‑versie. De term „migratie” die wordt gebruikt in de migratieovereenkomsten die met Systran Luxemburg zijn gesloten, betekent dus dat enkel de IT-omgeving van de software verandert, terwijl de logische structuren ervan behouden blijven. De Systran‑groep heeft dus geen „volledig nieuwe versie van het Systran‑systeem voor Unix” geleverd, zoals verzoeksters stellen. In dit verband beklemtoont de Commissie dat zij nog steeds beschikt over de rechten die zij in het kader van de overeenkomsten betreffende EG‑Systran Mainframe heeft verworven.
133 Dienaangaande stelt de Commissie dat de wijzigingen die in het kader van de door haar gebruikte EG‑Systran Mainframe‑versie aan de door WTC ontwikkelde Systran Mainframe‑versie zijn aangebracht, niet enkel betrekking hadden op de woordenboeken, die geregeld door het personeel van de Commissie werden uitgebreid, maar ook op de kern en vooral op de linguïstische routines. Volgens de Commissie waren de linguïstische routines van de Systran Mainframe‑versie die WTC in de jaren zeventig heeft ontwikkeld, embryonaal en heeft zij veel tijd en aanzienlijke bedragen besteed om deze routines te verbeteren om deze in de EG‑Systran Mainframe‑versie aan haar specifieke behoeften te laten voldoen. De EG‑Systran Mainframe‑versie omvat eveneens linguïstische routines die specifiek door en voor de Commissie zijn ontwikkeld [zie technische nota van het directoraat-generaal Vertaling van de Commissie (hierna: „DGV”) van 16 januari 2008 betreffende de „[v]erwantschap tussen EG‑Systran Unix en EG‑Systran Mainframe”; hierna: „eerste nota van het DGV”].
134 Voorts merkt de Commissie op dat, indien de migratie was doorgevoerd met de taalkundige programma’s van de Systran Unix‑versie in de EG‑Systran Unix‑versie, dit niets had opgeleverd voor de talenparen Grieks-Frans, Engels-Grieks, Spaans-Frans, Frans-Duits en Spaans-Italiaans-Nederlands, aangezien deze talenparen niet bestonden in de Systran Unix‑versie (zie rapport Atos van 4 mei 1998, „Haalbaarheid van de migratie van EG‑Systran en van de fusie van EG‑Systran en het Systran‑systeem” , blz. 32; hierna: „rapport van 4 mei 1998”). Voorts waren de codes van de woordenboeken van de EG‑Systran Mainframe‑versie grotendeels incompatibel met de taalkundige programma’s van de Systran Unix‑versie, zodat de taalkundige programma’s van de andere talenparen ook moesten worden gemigreerd om aan de specifieke behoeften van de Commissie te voldoen. Bijgevolg zijn alle taalkundige programma’s van de EG‑Systran Mainframe‑versie door Systran Luxemburg geconverteerd door middel van het conversieprogramma Eurot. Deze programma’s zijn niet door overeenkomstige elementen van de Systran Unix‑versie vervangen. In alle gevallen konden de door de Commissie gebruikte woordenboeken slechts worden gebruikt met de daarmee verbonden taalkundige programma’s. Zij konden dus niet worden hergebruikt door de loutere integratie ervan in de Systran Unix‑versie.
135 In dit verband stelt de Commissie dat de EG‑Systran Unix‑versie door Systran Luxemburg is ontwikkeld op basis van de gemigreerde EG‑Systran Mainframe‑versie, waarvan de kern door WTC is ontwikkeld, maar waarvan vele elementen op verzoek van de Commissie waren gewijzigd in het kader van verschillende overeenkomsten die bepaalden dat de ontwikkelingen die voor haar werden doorgevoerd haar eigendom waren. De migratie van de EG‑Systran Mainframe‑versie naar de EG‑Systran Unix‑versie betekent dat deze laatste versie meer is dan een loutere versie van de Systran‑software Unix.
136 Voorts stelt de Commissie dat de verschillende gelijkenissen tussen de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie die naar voren komen uit de vergelijking die is gemaakt in het rapport van de IT-expert van verzoeksters, de heer Bitan (hierna: „rapport van Bitan”), niet bewijzen dat zij een onrechtmatige handeling heeft verricht of een auteursrechtelijke inbreuk heeft gepleegd. Volgens de Commissie kan uit het feit dat de twee betrokken versies van de Systran‑software bijna identiek zijn enkel worden afgeleid dat de Systran‑groep elementen van haar voorafbestaande systeem heeft gebruikt, zodat de vraag rijst waarom er vier jaar werk en honderdduizenden euro’s nodig waren om uiteindelijk tot een dergelijke gelijkenis te komen, en dat de Systran‑groep waarschijnlijk de voor rekening van de Commissie doorgevoerde ontwikkelingen heeft gebruikt door ze te integreren in het door haarzelf verkochte systeem, terwijl zij daar volgens de verschillende migratieovereenkomsten geen rechten op bezat. De gemaakte vergelijking is dus a priori onjuist, aangezien geen vergelijking moet worden gemaakt tussen de versies die de Systran‑groep bezat, maar wel tussen die welke Systran in het kader van de migratieovereenkomsten voor rekening van de Commissie heeft ontwikkeld. De Commissie behoudt zich het recht voor om haar rechten dienaangaande te verdedigen.
b) Beoordeling door het Gerecht
137 Om aan te tonen dat de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld, stellen verzoeksters dat de Systran Unix‑versie een primair werk is en dat de EG‑Systran Unix‑versie, waarmee de auteursrechtelijke inbreuk is gepleegd en via welke de knowhow openbaar is gemaakt, van deze versie van de Systran‑software is afgeleid. Dit bewijs berust voornamelijk op de vergelijking van de inhoud van de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie die is verricht door Bitan, de IT‑expert van verzoeksters, die doctor in de rechten, ingenieur telecommunicatie en informatica, door de Cour de cassation (Frankrijk) erkend IT‑expert, expert bij het Tribunal administratif en de Cour d’appel de Paris (Frankrijk) is en les geeft aan de universiteit Panthéon-Assas Paris-II.
138 Op basis van het onderzoek van de gegevens die verzoeksters dienaangaande hebben verstrekt en waarover de Commissie haar opmerkingen heeft kunnen maken, kunnen drie reeksen feitelijke vaststellingen worden verricht.
139 In de eerste plaats zijn de partijen het erover eens dat de structuur van de Systran‑software, of het nu gaat om de Systran Unix‑versie of om de EG‑Systran Unix‑versie, verschillende onderdelen omvat (zie rapport van Bitan, technisch verslag van Bitan, hierna: „eerste technisch verslag van Bitan”, en tweede technisch verslag van Bitan):
– de kern – het voornaamste deel van de software – die het gehele vertaalproces stuurt met behulp van de andere onderdelen van de software waarvan het de activiteiten controleert; de kern omvat het mechanisme voor het beheren van het vertaalproces, datastructuren die compatibel zijn met de linguïstische routines en de woordenboeken, alsook modules die tijdens het vertaalproces worden gebruikt; voorts omvat het algoritmen voor het beheer van de woordenboeken, algoritmen voor het interpreteren van de in de woordenboeken gebruikte „macro’s”, filters voor de verschillende documentformaten en de segmentering in zinnen;
– de taalkundige programma’s (ook „linguïstische routines” genoemd), door middel waarvan de homografische en lexicale routines in verschillende opeenvolgende fasen worden geanalyseerd, de brontaal in de doeltaal wordt omgezet en een synthese wordt verricht; deze routines bestaan uit een geheel van taalkundige regels die tijdens het vertaalproces in een vooraf bepaalde volgorde worden gebruikt; zij hebben als functie de informatie in de analysezone die door de kern is gecreëerd, tijdens het vertaalproces te wijzigen;
– de woordenboeken, die door de kern en de taalkundige programma’s gebruikte databanken zijn, en de utiliteitsprogramma’s, die met name de interfaces en de instrumenten voor het beheer van de woordenboeken omvatten; de in de woordenboeken gebruikte datastructuren zijn omschreven in de vertaalregels en in de coderingshandleidingen.
140 Voorts verloopt het door de kern aangestuurde vertaalproces in drie grote fases, namelijk de voorbehandeling – waarbij het te vertalen brondocument wordt gefilterd en in zinnen wordt opgedeeld, de woordenboeken worden geraadpleegd, de verschillende taalkundige voorbehandelingen plaatsvinden en de „initiële analysezone” wordt opgebouwd – de toepassing van de linguïstische routines op de analysezone, die in fases wordt georganiseerd (analyse, omzetting en synthese), en de nabehandeling, die het mogelijk maakt om de zinnen opnieuw samen te stellen en het vertaalde document in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen.
141 Deze uitleg betreffende de architectuur en de werking van de Systran‑software betreft zowel de Systran Unix‑versie als de EG‑Systran Unix‑versie. Hieruit blijkt dat de verschillende onderdelen van de software weliswaar deel uitmaken van een geheel, maar niettemin een bijzondere rol spelen binnen dit geheel. Met name moet worden gewezen op het bijzondere karakter en het belang van de kern, die de brontekst voorbereidt door hem te filteren en in zinnen op te delen, en vervolgens voor elke zin de analysezone opbouwt op basis van informatie uit het woordenboek. De linguïstische routines werken in op deze zone.
142 De rechten op de verschillende versies van de in casu aan de orde zijnde Systran‑software waarop de partijen aanspraak maken, moeten worden onderzocht tegen de achtergrond van deze – door verzoeksters afdoende bewezen – structuur van de Systran‑software, die als zodanig niet door de Commissie wordt betwist.
143 In de tweede plaats blijkt uit de door verzoeksters verstrekte resultaten van de vergelijking tussen de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie – de enige versies waarop verzoeksters zich baseren om te stellen dat het aan de Commissie verweten gedrag onrechtmatig is – dat de twee versies van de Systran‑software een grote gelijkenis vertonen.
144 De voornaamste vaststellingen op basis waarvan in het rapport van Bitan wordt gesteld dat de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software identiek zijn of althans een grote gelijkenis vertonen, zijn de volgende:
– wat de datastructuren betreft, wordt vastgesteld dat minstens 72 % van de datastructuren van de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie identiek zijn of weinig van elkaar verschillen (zie punt 5, „Synthese”, en punt 3.1, „Vergelijkende analyse van de beschrijvingen van de datastructuren”);
– wat de coderingshandleidingen betreft, wordt vastgesteld dat de meeste codes die in de coderingshandleiding van de Systran Unix‑versie worden genoemd, zijn overgenomen in de EG‑Systran Unix‑versie (zie punt 5, „Synthese”, en punt 3.2, „Vergelijkende analyse van de coderingshandleidingen”);
– wat de broncodes betreft, wordt vastgesteld dat de kernen van de twee versies van de Systran‑software, die het voornaamste deel van de software vormen, voor 80 tot 95 % gelijk zijn; er zijn ook gelijkenissen tussen de linguïstische routines, aangezien een groot deel van de routines van de Systran Unix‑versie kunnen worden teruggevonden in de EG‑Systran Unix‑versie (zie punt 5, „Synthese”, en punt 4, „Vergelijkende analyse van de broncodes”).
145 Deze feitelijke vaststellingen worden als zodanig niet betwist door de Commissie, die stelt dat de EG‑Systran Unix‑versie een van de EG‑Systran Mainframe‑versie afgeleid werk is en dat de Systran Unix‑versie een werk is waarin ontwikkelingen zijn geïntegreerd die haar toebehoren als onderdeel van de EG‑Systran Mainframe‑versie, die zelf van de Systran Mainframe‑versie of van de EG‑Systran Unix‑versie is afgeleid (zie punten 132‑136 hierboven en punten 150‑157 hierna).
146 Zo heeft de Commissie ter terechtzitting verklaard dat zij Bitan, die in de bij het verzoekschrift gevoegde documenten had vastgesteld dat de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie gelijkenissen vertoonden, niet kon tegenspreken.
147 Bijgevolg moet, gelet op de gegevens die verzoeksters hebben verstrekt en op de opmerkingen die dienaangaande tijdens de procedure zijn gemaakt (zie punten 137‑146 hierboven), worden vastgesteld dat verzoeksters genoegzaam hebben aangetoond dat er in casu een grote gelijkenis is tussen de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie en dat zij zich dus met een beroep op de rechten van de Systran‑groep op de Systran Unix‑versie, die sinds 1993 door Systran is ontwikkeld, ertegen kunnen verzetten dat de afgeleide EG‑Systran Unix‑versie, die Systran Luxemburg vanaf 22 december 1997 heeft aangepast om aan de behoeften van de Commissie te voldoen, zonder hun toestemming aan een derde wordt vrijgegeven.
148 Deze conclusie doet geen afbreuk aan de rechten die de Commissie mogelijkerwijs heeft op de afgeleide EG‑Systran Unix‑versie op grond van de migratieovereenkomsten of op grond van het feit dat zij woordenboeken heeft samengesteld en ontwikkeld die aan haar taalkundige behoeften voldoen. Met deze conclusie wordt enkel erkend dat verzoeksters het bewijs hebben geleverd dat bepaalde elementen van de Systran‑software, met name 80 tot 95 % van de kern en een groot deel van de linguïstische routines, door Systran zijn ontwikkeld en in de door deze onderneming in de handel gebrachte Systran Unix‑versie zijn terug te vinden, zonder dat uit de stukken ook maar enigszins blijkt dat de eigendom van deze elementen aan de Commissie is overgedragen.
149 Aldus kan worden vastgesteld dat Systran Luxemburg, zoals overigens in het rapport van Bitan wordt verklaard, voor de ontwikkeling van de EG‑Systran Unix‑versie een zeer groot deel van de door Systran in de handel gebrachte Systran Unix‑versie heeft overgenomen en de woordenboeken van de EG‑Systran Mainframe‑versie daarin heeft geïntegreerd.
150 De Commissie betwist deze conclusie op basis van de overweging dat de EG‑Systran Unix‑versie in werkelijkheid slechts het resultaat is van de migratie van de oudere EG‑Systran Mainframe‑versie van de ene naar de andere IT-omgeving. De Commissie heeft dit argument ontwikkeld in de eerste nota van het DGV, waarvan de conclusies in wezen als volgt luiden:
– „[d]e activiteitenrapporten bewijzen dat EG‑Systran Unix op basis van EG‑Systran Mainframe is ontwikkeld, zodat deze software van meet af aan met de middelen van de Commissie is ontwikkeld”;
– „[h]et door WTC ontworpen oorspronkelijke systeem [de Systran Mainframe‑versie] was vrij rudimentair, gelet op het uiterst grote aantal modules [en] programma’s dat de Commissie zelf heeft moeten laten ontwikkelen om dit systeem aan haar kwaliteitsverwachtingen te laten voldoen”;
– „[h]et was des te gemakkelijker voor Systran [...] om de Commissie haar gemigreerde basissysteem[, namelijk de Systran Unix‑versie,] voor te stellen, omdat dit gemigreerde systeem reeds bepaalde specifieke elementen van EG‑Systran Mainframe bevatte die waren voortgesproten uit de samenwerking en de ontwikkeling in de periode vóór 1993/1994, de datum waarop Systran SI voor rekening van de Commissie is begonnen met de migratie [van] EG‑Systran Mainframe”.
151 De Commissie is dus van mening dat zij, gelet op de verwantschap tussen de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie, nog steeds de rechten bezit die zij krachtens de overeenkomsten betreffende EG‑Systran Mainframe heeft verworven. Voorts stelt de Commissie met betrekking tot de door Bitan vastgestelde gelijkenissen tussen de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie dat deze in wezen slechts aantonen dat de Systran‑groep waarschijnlijk de ontwikkelingen die in het kader van de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie voor de Commissie zijn doorgevoerd heeft gebruikt om ze in de Systran Unix‑versie te integreren.
152 Dit betoog van de Commissie komt erop neer dat zij de Systran‑groep elk recht op de Systran‑software ontzegt, of het nu gaat om de Systran Mainframe‑versie die van de WTC‑groep en de schepper ervan is overgenomen, dan wel om de Systran Unix‑versie, die de Systran‑groep heeft ontwikkeld en in de handel heeft gebracht, meerdere jaren voordat deze groep de EG‑Systran Unix‑versie heeft ontwikkeld om te voldoen aan de behoeften van de Commissie toen de EG‑Systran Mainframe‑versie verouderd geraakte.
153 Zoals reeds is uiteengezet bij het onderzoek van de bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van het onderhavige beroep (zie punten 70‑77 hierboven), berust het betoog van de Commissie op algemene verklaringen die onvoldoende nauwkeurig zijn, gelet op de kenmerken van de software en de door verzoeksters overgelegde juridische en technische deskundigenrapporten.
154 De Commissie verwijst immers in het kader van haar betoog primair naar de rol die haar diensten hebben gespeeld bij de verdere ontwikkeling van de woordenboeken die door de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie worden gebruikt, die door verzoeksters niet wordt betwist, en, in mindere mate, naar de invloed die haar diensten kunnen hebben gehad op de verdere ontwikkeling van bepaalde linguïstische routines van de EG‑Systran Unix‑versie. De Commissie verdoezelt het belang van de werkzaamheden die Systran met betrekking tot de kern en het grootste deel van de linguïstische routines heeft verricht. Zij verwijst nergens naar de rechten die de Systran‑groep hieruit kan putten. Zoals hierboven in punt 147 is opgemerkt, hebben verzoeksters evenwel genoegzaam aangetoond op welke grond zij wegens de ontwikkeling en de verhandeling van de vroegere Systran Unix‑versie aanspraak kunnen maken op rechten op de EG‑Systran Unix‑versie.
155 Bovendien is de Commissie ondanks een uitdrukkelijk verzoek van het Gerecht in die zin niet in staat gebleken technische bewijzen te leveren waaruit blijkt waarom de Systran‑groep geen auteursrechten geldend kan maken op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software of op enige component van het programma of de operationele broncode ervan (in het bijzonder op de delen die betrekking hebben op de basiskern en de taalkundige programma’s van de software). Ter terechtzitting heeft de Commissie eveneneens erkend dat zij niet in staat is om bewijzen te verstrekken waaruit blijkt op welke onderdelen van Systran Unix zij een eigendomsrecht heeft op grond van de overeenkomsten die met betrekking tot de Systran Mainframe‑versie met de Systran‑groep zijn gesloten. De argumenten van de Commissie dienaangaande (zie punt 136 hierboven) kunnen dus door het Gerecht niet worden aanvaard.
156 Voorts heeft Bitan ter terechtzitting naar aanleiding van het tweede advies van Sirinelli en het tweede technisch verslag van Bitan opgemerkt dat de Systran Unix‑versie en de Systran Mainframe‑versie hoe dan ook volkomen verschillen door het loutere feit dat de gebruikte taal verschilt. Afgezien van het feit dat de in de eerste nota van het DGV gestelde verwantschap niet aantoont waarom verzoeksters niet op basis van hun rechten op de Systran Mainframe‑versie aanspraak kunnen maken op rechten op de EG‑Systran Mainframe‑versie, welke vraag in het onderhavige beroep niet aan de orde is, wordt deze vermeende verwantschap tegengesproken door de aanzienlijke verschillen die op IT-vlak bestaan tussen de versies van de Systran‑software die in de Mainframe-omgeving functioneren, die in de loop der tijd is verouderd, en de versies van deze software die aan de nieuwe IT-omgevingen Unix en Windows zijn aangepast. Wat deze laatste versie betreft, kan niet worden betwist dat de Systran‑groep de oorspronkelijke versie, Systran Unix, heeft ontwikkeld. Deze versie is overigens een flink stuk ouder dan de EG‑Systran Unix‑versie die Systran Luxemburg vanaf 22 december 1997 verder heeft ontwikkeld voor de behoeften van de Commissie, anders dan zou kunnen worden afgeleid uit de eerste nota van het DGV, waarin ten onrechte sprake is van „1993/1994, de datum waarop Systran [Software, Inc.] voor rekening van de Commissie is begonnen met de migratie [van] EG‑Systran Mainframe” (zie punt 150 hierboven).
157 Bijgevolg wordt aan de hierboven in punt 147 gestelde conclusie niet afgedaan door het betoog van de Commissie dat is gebaseerd op de verwantschap tussen de EG‑Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Mainframe‑versie of op het feit dat de verdere ontwikkeling van de EG‑Systran Mainframe‑versie heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de Systran Unix‑versie.
2. Onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
158 Het aan de Commissie verweten onrechtmatige gedrag bestaat hierin dat zij zichzelf het recht heeft aangematigd om de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden te laten verrichten waardoor in de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software overgenomen elementen van de Systran Unix‑versie, die door het auteursrecht of de knowhow van de Systran‑groep worden beschermd, kunnen worden gewijzigd of openbaar kunnen worden gemaakt zonder dat deze groep de eigendom over deze elementen bij overeenkomst aan de Commissie heeft overgedragen of haar de toestemming heeft verleend om dergelijke werkzaamheden te laten verrichten.
a) Argumenten van partijen
Inbreuk op het auteursrecht
159 Wat de inbreuk op het auteursrecht betreft, stellen verzoeksters dat de in het rapport van Bitan opgesomde identieke kenmerken of gelijkenissen betrekking hebben op auteursrechtelijk beschermde elementen, namelijk de architectuur en de broncodes van de Systran‑software. De EG‑Systran Unix‑versie vormt dus een van de Systran Unix‑versie afgeleid werk, dat wil zeggen een werk dat voortbouwt op het Systran‑systeem. Dit heeft tot gevolg dat de auteur van het eerste werk, de Systran‑groep, zich kan verzetten tegen elke wijziging van het afgeleide werk die hij niet heeft toegestaan. Door aan een derde werkzaamheden toe te vertrouwen die erop gericht zijn de door Systran Luxemburg tot stand gebrachte EG‑Systran Unix‑versie te wijzigen, heeft de Commissie dus een auteursrechtelijke inbreuk gepleegd, aangezien zij niet het recht had om deze software zonder de voorafgaande toestemming van de Systran‑groep te wijzigen. Ter bepaling van de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten op dit gebied gemeen hebben, stellen verzoeksters dat de inbreuk door alle rechtsstelsels van de lidstaten wordt bestraft en wordt beschouwd als een strafbaar feit, als een onrechtmatige daad of minstens als een fout die kan leiden tot vergoeding van de door de instellingen veroorzaakte schade.
160 Volgens artikel 4 van richtlijn 91/250, die de lidstaten vóór 1 januari 1993 in nationaal recht moesten omzetten, heeft de maker van een computerprogramma immers „het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan: a) de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm [...]; b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan”. Het verrichten van een van deze handelingen zonder de toestemming van de maker vormt een auteursrechtelijke inbreuk op de software. Deze richtlijn beklemtoont tevens dat computerprogramma’s auteursrechtelijk worden beschermd als werken in de zin van de Berner Conventie. Door de verwijzing naar de Berner Conventie waarbij alle vijftien lidstaten ten tijde van de vaststelling van richtlijn 91/250 waren aangesloten, kan het auteursrecht dus nader worden bepaald op basis van de reeds bestaande algemene beginselen.
161 In het Franse recht, dat van toepassing is op Systran, die de Systran Unix‑versie heeft ontwikkeld en op de markt brengt, is richtlijn 91/250 omgezet bij wet nr. 94‑361 van 10 mei 1994 tot uitvoering van richtlijn 91/250 en tot wijziging van het wetboek van intellectuele eigendom (loi n° 94‑361, du 10 mai 1994, portant mise en œuvre de la directive 91/250 et modifiant le code de la propriété intellectuelle; JORF van 11 mei 1994, blz. 6863), die is gecodificeerd in het Franse wetboek van intellectuele eigendom. De maker van een computerprogramma bezit auteursrechten op deze software op voorwaarde dat deze origineel is, en kan zijn software beschermen door een vordering wegens inbreuk in te stellen. Zo bepaalt artikel L. 122‑6 van dit wetboek dat „het exploitatierecht van de maker van een computerprogramma [...] de volgende rechten omvat: [ten eerste,] de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm, en het verlenen van toestemming daarvoor[, ten tweede,] het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan”. Handelingen waarvoor de toestemming van de maker van het computerprogramma vereist zijn en die zonder diens toestemming worden verricht vormen dus een auteursrechtelijke inbreuk op deze software. Richtlijn 91/250 is ook in de andere lidstaten in nationaal recht omgezet, zoals in Luxemburg (wet van 18 april 2001 op de auteursrechten, naburige rechten en databanken [loi du 18 avril 2001 sur les droits d’auteur, les droits voisins et les bases de données], Mémorial A 2001, blz. 1042; hierna: „Luxemburgse wet op de auteursrechten”, met name artikel 3) en België (wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994, blz. 19315; hierna: „Belgische wet op de computerprogramma’s”).
162 In antwoord op het argument dat de Systran‑groep moet aantonen dat zij houder is van de aangevoerde rechten, merken verzoeksters op dat de Commissie een dergelijk bewijs eist ondanks het feit dat zij tal van overeenkomsten heeft gesloten waarin wordt verklaard dat de ondernemingen van de Systran‑groep de enige houders van deze rechten zijn, en ondanks de op dit gebied toepasselijke algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben – die worden uiteengezet in de adviezen van professor Sirinelli met als titel „Analyse van de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een door een rechtspersoon ingestelde vordering wegens een auteursrechtelijke inbreuk” (hierna: „eerste advies van Sirinelli”) en „Toegang tot auteursrechtelijke bescherming van herschreven software” (tweede advies van Sirinelli) – met name op het gebied van de theorie van de uiterlijke schijn die de kennelijke houder de mogelijkheid biedt om in rechte op te treden zonder dat de inbreukpleger kan eisen dat de keten van overdrachtsovereenkomsten wordt overgelegd, of de niet-ontvankelijkheid kan aanvoeren op basis van twijfels met betrekking tot de vraag wie houder is van de rechten. De Commissie is dus te kwader trouw voor zover zij eist dat het bewijs van de eigendom van de software wordt geleverd teneinde aan een veroordeling wegens auteursrechtelijke inbreuk te ontsnappen.
163 Dit argument wordt overigens regelmatig door inbreukplegers aangevoerd. Thans wordt het gebruikt door de Commissie, die zich tracht te bevrijden van haar aansprakelijkheid door te stellen dat de Systran‑groep niet bewijst dat zij houder is van rechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software en de EG‑Systran Unix‑versie, die daarvan is afgeleid. In het Franse recht, dat van toepassing is op Systran, en het Belgische recht, waarop de Commissie zich baseert, berust de verdediging van de auteursrechten evenwel op een vermoeden van houderschap van rechten, volgens hetwelk de persoon die een werk exploiteert wordt vermoed de houder van dit werk te zijn. De Franse rechtspraak ter zake leidt uit dit vermoeden af dat de rechtspersoon die een inbreukprocedure instelt, in de praktijk is vrijgesteld van de verplichting om de volledige keten van overdrachtsovereenkomsten vanaf de auteur – een natuurlijke persoon en oorspronkelijke houder van het recht – tot de laatste houder over te leggen, terwijl de inbreukpleger niet als verweer kan aanvoeren dat de keten van overdrachtsovereenkomsten niet is overgelegd. Een oplossing die hier zeer nauw bij aansluit is te vinden in het Belgische recht, volgens hetwelk een rechtspersoon waarvan de naam op het werk is aangebracht, zich kan beroepen op het vermoeden van artikel 6, tweede alinea, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994, blz. 19297; hierna: „Belgische wet betreffende het auteursrecht”), dat bepaalt dat „[t]enzij het tegendeel is bewezen, [...] eenieder als auteur [wordt] aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk [...] wordt vermeld”. Het gemeenschapsrecht past hetzelfde vermoeden toe. Artikel 5 van richtlijn 2004/48, met als opschrift „Vermoeden van auteursschap of houderschap van rechten”, bepaalt immers:
„Voor de toepassing van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen
a) opdat de auteur van een werk van letterkunde en kunst, behoudens bewijs van het tegendeel, als zodanig worden beschouwd en bijgevolg gerechtigd is inbreukprocedures in te stellen, is het voldoende dat zijn naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat;
b) is het bepaalde sub a van overeenkomstige toepassing op de houder van een naburig recht met betrekking tot zijn beschermde materiaal.”
164 Systran kan dus wel degelijk een vordering instellen, tenzij de Commissie het bewijs zou leveren dat zij geen rechten bezit. De Commissie heeft tot nu toe evenwel enkel getracht om de bewijslast om te draaien en op verzoeksters te laten rusten. Nu reeds kan worden vastgesteld dat de Commissie dit bewijs niet zal leveren, aangezien Systran de onbetwiste exploitant van het betrokken werk is en de Commissie haar steeds als zodanig heeft erkend. De rechtspersoon die een werk exploiteert, wordt dus vermoed de houder van de rechten te zijn, wat hem de mogelijkheid biedt om te procederen tegen derden die inbreuk maken op haar rechten. Dit vermoeden is van toepassing, ongeacht de aard van het betrokken werk of het aantal betrokken auteurs. Het enige wat telt, is dat de verzoeker het werk exploiteert, voor zover de auteur of de auteurs hier niet tegen zijn opgekomen. Professor Sirinelli stelt dat er een „echte materiële regel bestaat volgens welke de exploitant van een werk door de loutere exploitatie bescherming verdient”. Het lijdt geen twijfel dat Systran eigenaar is van de Systran Unix‑versie van de Systran‑software: Systran heeft licenties voor deze versie van de Systran‑Unix software verleend aan de voornaamste internetportalen en heeft deze aan tal van multinationals en via grote winkels en postordercatalogi verkocht. Systran is tevens houdster van de merken SYSTRAN en van de domeinnamen „systran”, die zij overal ter wereld exploiteert. Uit tal van artikelen en reclameacties blijkt eveneens dat de Systran‑groep publiekelijk heeft gesteld en aangetoond dat zij eigenaar is van deze software. Verzoeksters verwijzen met name naar het feit dat Systran in 2005 in Den Haag (Nederland) de „European IST Prize” heeft gekregen uit handen van het lid van de Commissie, dat bevoegd is voor de informatiemaatschappij. De Systran‑groep, die zich gedraagt als de eigenaar van zowel het werk als de naam ervan, kan de inbreukpleger dus voor het Gerecht vervolgen. Voorts staat de door de Commissie gebruikte software bekend onder de naam „EG‑Systran Unix”, wat duidelijk maakt welke rol Systran dienaangaande heeft gespeeld.
165 Niettegenstaande bovenstaande argumenten willen verzoeksters ten overvloede, teneinde elke mogelijke twijfel weg te nemen, aantonen dat de Systran‑groep de onbetwistbare houdster is van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe‑ en de Systran Unix-versie van de Systran‑software, en in het verleden door de Commissie als zodanig is erkend.
166 Wat de Systran Mainframe‑versie betreft, stellen verzoeksters dat de Systran‑groep houdster is van de rechten op deze versie omdat zij deze heeft verworven van de onderneming Gachot, die in de rechten is getreden van Toma, de uitvinder en auteur van de oorspronkelijke software, en van de ondernemingen die deze software exploiteerden. Voorts is Systran ontegensprekelijk houdster van intellectuele-eigendomsrechten op alle versies van de Systran Mainframe-software, daaronder begrepen EG‑Systran Mainframe. Intellectuele-eigendomsrechten kunnen immers slechts schriftelijk worden overgedragen en twijfel dienaangaande wordt overeenkomstig het beginsel van de strikte interpretatie steeds in het voordeel van de auteur uitgelegd. Het staat vast dat Systran de rechten van de auteur zelf van de software, Toma, heeft verworven, maar zij heeft deze nooit aan de Commissie overgedragen, ondanks de overeenkomsten waarop deze zich beroept met als enig doel om de indruk te wekken dat zij geen inbreuk heeft gepleegd. Verzoeksters begrijpen niet met welk doel de Commissie zich beroept op overeenkomsten betreffende het gebruik van de software die met derde ondernemingen zijn gesloten. Deze kunnen niet aan Systran worden tegengeworpen en kunnen dus geen overdracht van intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie meebrengen. De overeenkomsten die zijn gesloten met Systran of met de ondernemingen waarvan zij de rechten heeft verworven, zijn slechts overeenkomsten waarbij een licentie voor het gebruik van de software wordt verleend of overeenkomsten inzake het verrichten van diensten. Geen van deze overeenkomsten impliceert de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie.
167 De oorspronkelijke overeenkomst verleent de Commissie bijvoorbeeld slechts een gebruiksrecht (artikel 4) voor zowel het bestaande systeem als eventuele nieuwe ontwikkelingen. Volgens het op deze overeenkomst toepasselijke Luxemburgse recht, dat op dit vlak overeenstemt met het Franse en het Belgische recht, moet de overdracht van vermogensrechten door de auteur schriftelijk worden bewezen en wordt deze overdracht strikt uitgelegd in het voordeel van de auteur. De betrokken overeenkomst bevat geen beding dat in strikte of ruime zin als een overdracht van rechten kan worden uitgelegd. Bijgevolg verleent zij de Commissie geen intellectuele-eigendomsrechten op de Systran‑software, daaronder begrepen de EG‑Systran Mainframe‑versie ervan, met uitzondering van de door de Commissie ontwikkelde woordenboeken.
168 De samenwerkingsovereenkomst voorziet evenmin in een overdracht van intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie. Deze overeenkomst is kennelijk voor haar van groot belang, hoewel zij deze zelf in 1991 heeft opgezegd. In tegenstelling tot de opvatting van de Commissie dat deze overeenkomst de basis vormt van haar intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software, bepaalt deze overeenkomst dat de Commissie beschikt over een gebruikslicentie en draagt zij geen rechten over, maar preciseert zij dat de rechten van elk van de partijen op de datum van de ondertekening van de overeenkomsten worden gehandhaafd en gewaarborgd zijn. In de inleiding van deze samenwerkingsovereenkomst wordt immers het volgende verklaard:
„2. Op 22 september 1975 heeft de Commissie met de onderneming WTC een overeenkomst over het gebruik van het Systran‑systeem door de Commissie en de oorspronkelijke ontwikkeling van dit systeem door WTC gesloten.
[...]
5. De partijen stellen dus vast dat de Commissie over een gebruikslicentie voor het basissysteem beschikt [...].”
169 Artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst bepaalt eveneens dat de rechten van elk van de partijen op de datum van de ondertekening gewaarborgd zijn. De Commissie had evenwel geen rechten op de Systran Mainframe-software. De Commissie kan zich er dus niet op beroepen dat de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software aan haar zijn overgedragen, ook al wordt erkend dat zij rechten heeft op de door haar ontwikkelde woordenboeken (punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst). Deze rechten doen geen afbreuk aan Systrans hoedanigheid als auteur noch aan haar rechten op de Systran Mainframe-software (of de EG‑Systran Mainframe‑versie) en in het bijzonder op de kern ervan. In bijlage I bij de samenwerkingsovereenkomst wordt uitdrukkelijk erkend dat WTC, Gachot en Systran de hoedanigheid van auteur hebben. Aan het einde van deze overeenkomst wordt, zoals overigens in de meeste van de overeenkomsten, aan de Commissie het recht verleend om binnen het grondgebied van de Gemeenschap de meest ontwikkelde versie van de software te gebruiken en hiervoor een sublicentie te verlenen (zie artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst, dat uitdrukkelijk bepaalt dat de Commissie over een „gebruiksrecht” beschikt). De Commissie beroept zich tevergeefs op het opzeggingsbeding in de samenwerkingsovereenkomst. Contractuele bedingen kunnen niet ruimer worden geïnterpreteerd dan de bewoordingen ervan aangeven, zelfs niet op basis van de algemene beginselen van het verbintenissenrecht die van toepassing zijn in de gehele Gemeenschap. De opzet van het betrokken beding is duidelijk: gedurende drie jaar is het gebruiksrecht gewaarborgd, zoals bepaald in artikel 5. Gedurende deze drie jaar kan de Commissie de software verder ontwikkelen en/of verbeteren (artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst). Na deze drie jaar kan de Commissie de EG‑Systran Mainframe-software gebruiken in de staat waarin zij zich op dat ogenblik bevindt. De Commissie beschikt dus aan het einde van deze termijn slechts over een gebruiksrecht. Bovendien kan op basis van een restrictieve uitlegging van de overdracht van vermogensrechten, die ook in het Belgische recht geldt, worden gesteld dat de Commissie aan het einde van de samenwerkingsovereenkomst geen intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe-software heeft verworven.
170 Er zijn dus geen intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie overgedragen, noch op de Systran Mainframe-software, noch op de oorspronkelijke idee en geschriften waarop zij berust, noch op het voorbereidend materiaal, noch op de structuur van de gegevens, laat staan op de kern. Verzoeksters preciseren dat de hierboven uiteengezette argumenten, waarmee zij trachten aan te tonen dat Systran houdster is van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Mainframe‑versie van de Systran‑software, slechts een antwoord vormen op het betoog van de Commissie, dat volkomen irrelevant is voor de uitkomst van het geding, aangezien de inbreuk betrekking heeft op de Systran Unix‑versie en niet op de Systran Mainframe‑versie.
171 Voorts stellen verzoeksters dat de Commissie totaal geen aanspraak kan maken op intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software. De Systran Unix‑versie is immers op verzoek van Systran door haar 100 %-dochteronderneming, Systran Software, ontwikkeld (antwoord van Systran op de aanbesteding). De Systran Unix‑versie is een nieuwe versie van de Systran‑software, die verschilt van de Systran Mainframe‑versie, die verouderd was. De Systran‑groep is de enige houdster van rechten op de Systran Mainframe‑versie en op de kern ervan en beschikt als ontwikkelaar van de Systran Unix‑versie over het volle bezit van deze nieuwe software en de kern ervan, zoals door professor Sirinelli is aangetoond.
172 Pas nadat de nieuwe Systran Unix-software was ontwikkeld en op de markt was gebracht, hebben Systran Luxemburg en de Commissie migratieovereenkomsten gesloten. Deze overeenkomsten bepalen dat de EG‑Systran Mainframe‑versie wordt vervangen door de Systran Unix‑versie, waarvan is aangetoond dat zij origineel en nieuw is, en dat de woordenboeken van de Commissie worden gemigreerd om in deze nieuwe versie te kunnen functioneren. Dit blijkt overigens uit het rapport van Bitan, aangezien de EG‑Systran Unix‑versie dezelfde kern heeft als de Systran Unix‑software, daar de twee kernen voor 85 % gelijk zijn. Anders dan de Commissie stelt, is de EG‑Systran Unix‑versie dus louter een versie van de Systran‑software Unix die de door de Commissie ontwikkelde woordenboeken omvat, die in het kader van de migratieovereenkomsten zijn gemigreerd, en niet het resultaat van een migratie van de verouderde EG‑Systran Mainframe-software. Ook al heeft de Commissie dus rechten op de door haar ontwikkelde woordenboeken, zij heeft geen rechten op de Systran Unix-software, die reeds bestond voordat de migratieovereenkomsten werden gesloten.
173 Bovendien leidden deze overeenkomsten evenmin als de vorige tot een overdracht van de intellectuele-eigendomsrechten op de Systran Unix‑software aan de Commissie. Zij zijn overigens gesloten met Systran Luxemburg, die geen rechten op de Systran Unix-software bezit, en niet met Systran, de enige houdster van deze rechten. Daarenboven bepalen zij uitdrukkelijk dat de reeds bestaande intellectuele-eigendomsrechten, vanzelfsprekend met inbegrip van de auteursrechten van Systran op de Systran Unix-software, worden gehandhaafd. Ook al zou de stelling van de Commissie betreffende de migratie van de EG‑Systran Mainframe‑versie moeten worden gevolgd, dan nog zou zij beschikken over een afgeleid recht dat haar in geen geval de mogelijkheid zou bieden om de EG‑Systran Unix-software zonder Systrans toestemming te wijzigen. Zelfs in dit geval zou de Commissie dus een inbreuk hebben gepleegd door de in de aanbesteding bedoelde werkzaamheden te verrichten of te laten verrichten.
174 Verzoeksters zijn verrast en geschokt door het standpunt van de Commissie, ten eerste omdat de instellingen de bestrijding van auteursrechtelijke inbreuken tot een prioritair strijdpunt hebben gemaakt en allerlei initiatieven en maatregelen hebben genomen en regelingen hebben vastgesteld om deze plaag doeltreffend te bestrijden, en ten tweede omdat de Commissie in casu steeds perfect op de hoogte is geweest van het feit dat de Systran‑groep ontegensprekelijk houdster was van de rechten op de Systran‑software, in het bijzonder op de Systran Unix-software. Zo heeft zij tal van licentieovereenkomsten gesloten die aantonen dat zij ervan overtuigd was dat Systran houdster van deze rechten was. Bovendien werd haar steeds meegedeeld dat Systran houdster van intellectuele-eigendomsrechten was op zowel de Systran Mainframe-software als op de Systran Unix-software, en dat deze laatste software de oudste was, zoals blijkt uit:
– de briefwisseling van 27 januari en 5 februari 1987 tussen de directeur van het DG „Telecommunicatie, informatie-industrie en innovatie” en Gachot;
– het rapport van 4 mei 1998, waarin wordt gewezen op het innoverende karakter van de door Systran ontwikkelde Systran Unix-software; wat meer bepaald de kern betreft, preciseert het rapport van 4 mei 1998 dat „[a]lle systeemprogramma’s opnieuw zijn ontwikkeld of zijn herschreven in taal C”;
– de reactie op de aanbesteding die de Commissie in 1997 heeft uitgeschreven om migratieovereenkomsten te sluiten, waaruit blijkt dat de Commissie volkomen op de hoogte was van de oorsprong van de rechten van Systran, die zij toentertijd niet heeft betwist, en van het feit dat Systran Unix reeds bestond.
175 Voorts heeft de Commissie herhaaldelijk erkend dat Systran eigenaar is van zowel de Systran Mainframe‑versie als de Systran Unix‑versie en dat deze laatste versie dateerde van vóór de EG‑Systran Unix‑versie, zoals blijkt uit:
– het faxbericht aan de onderneming Gachot van 5 maart 1987, waarin de Commissie schreef:
„De Systran‑groep is eigenaar van de basissoftware, en de gebruiksrechten van de Commissie op de nieuwe talen[paren] strekken zich enkel uit tot de communautaire instellingen en de officiële instanties van de lidstaten. De Commissie is daarentegen eigenaar van de lexica die zij sinds 1975 heeft ontwikkeld”;
– het rapport van Carpentier aan het raadgevend comité voor aankopen en contracten;
– het rapport van J. Beaven, dat bewijst dat de Systran Unix-software dateert van vóór de EG‑Systran Unix‑versie en dat de Commissie opnieuw commerciële betrekkingen met Systran wilde aanknopen om van de innovaties van de Systran Unix-software te kunnen profiteren en niet langer met verouderde software te hoeven werken;
– de technische bijlage bij bijlage II bij de tweede, de derde en de vierde migratieovereenkomst, waarin de algemene aanpak inzake migratie wordt vastgesteld en waaruit blijkt dat de Commissie wist dat de Systran Unix‑software reeds bestond en dat deze software de mogelijkheid had geboden om de EG‑Systran Unix‑versie te ontwikkelen;
– de door de Commissie met Systran getroffen schikking, waarop bijzondere aandacht moet worden gevestigd: ten eerste heeft de Commissie, die de oorspronkelijke overeenkomst heeft geschonden, aangezien zij geen royalty’s aan Systran heeft betaald, hoewel zij daartoe verplicht was, het nodig geacht om zich met Systran te verzoenen en met haar een schikking getroffen, die is neergelegd in brieven van 19 en 22 december 1997, waarin de directeur-generaal van het DGV verklaarde dat „het werk dat de Commissie reeds 20 jaar heeft geïnvesteerd in het opstellen van woordenboeken die specifiek zijn aangepast aan het administratieve en technische taalgebruik in de documenten van de Commissie, zo goed mogelijk moet worden benut”; dat werk, dat gedurende de 20 vorige jaren is verricht, is het enige waarop de Commissie aanspraak kan maken, aangezien zij geen rechten heeft op de Systran Mainframe-software zelf; ten tweede verzocht de directeur-generaal van het DGV Systran om zich ertoe te verbinden „geen financiële aanspraken te doen gelden op basis van de uitvoering van de tussen de Systran‑groep en de Commissie gesloten overeenkomsten”; de financiële aanspraken van Systran betroffen evenwel destijds juist de rechten die verschuldigd waren op grond van haar auteursrechten op de Systran Mainframe‑versies; ten derde heeft de directeur-generaal van het DGV zelfs toestemming gevraagd om de naam Systran te gebruiken en aldus Systran als auteur erkend; Systran heeft de Commissie de toestemming gegeven om de naam Systran te gebruiken voor het „automatische vertaalsysteem dat is afgeleid van het oorspronkelijke Systran‑systeem”, bevestigd dat de Commissie haar software mocht gebruiken, haar financiële eisen in verband met de schendingen van de oude overeenkomsten laten vallen en gepreciseerd:
„[W]ij hebben er geen bezwaar tegen dat bepaalde delen van de woordenboeken in de door de Commissie gebruikte Systran‑versie openbaar worden gemaakt. Wij moeten er evenwel voor waken dat elementen van het Systran‑systeem die onze eigendom zijn, openbaar worden gemaakt.”
176 Verzoeksters stellen dat de Commissie thans niet kan veinzen dat zij de omvang van hun rechten niet kent, en dat zij zeer goed weet dat zij nooit de toestemming heeft gekregen om de Systran Unix-software en met name de kern ervan te wijzigen. Elke wijziging die zonder toestemming wordt aangebracht, vormt een inbreuk, aangezien de regel ter zake luidt dat een dergelijke wijziging verboden is en niet omgekeerd.
177 De Commissie merkt op dat software in alle lidstaten wordt beschermd door de wetgeving inzake auteursrechten. Zij verwijst naar de situatie in België, waar sotware wordt beschermd door de Belgische wet op de computerprogramma’s en de Belgische wet betreffende het auteursrecht, en in Luxemburg, waar de bescherming wordt verleend door de wet van 24 april 1995 tot wijziging van de wet van 29 maart 1972 betreffende het auteursrecht wat de rechtsbescherming van computerprogramma’s betreft (loi du 24 april 1995 modifiant la loi du 29 mars 1972 sur le droit d’auteur en ce qui concerne la protection juridique des programmes d’ordinateur; Mémorial A 1995, blz. 944; hierna: „Luxemburgse wet op de computerprogramma’s”), de wet van 8 september 1997 tot wijziging van de gewijzigde wet van 29 maart 1972 betreffende het auteursrecht (loi du 8 septembre 1997 portant modification de la loi modifiée du 29 mars 1972 sur le droit d’auteur, Mémorial A 1997, blz. 2662) en de Luxemburgse wet op de auteursrechten.
178 In de eerste plaats stelt de Commissie dat niet is bewezen dat Systran beschikt over de door haar aangevoerde rechten op de Systran‑software. Volgens haar hebben verzoeksters niet uitgelegd hoe zij de rechten die zij naar eigen zeggen bezitten, hebben verworven.
179 Wat de Systran Mainframe‑ en de EG‑Systran Mainframe‑versie betreft, merkt de Commissie op dat verzoeksters betogen dat in de oorspronkelijke overeenkomst duidelijk is bepaald dat WTC de auteur is van de Systran‑software, dat Systran aan het einde van de jaren tachtig in het kader van een gedeeltelijke inbreng van activa de activa van de volledige activiteitensector „Automatisch vertalen” heeft verworven van de onderneming Gachot, die zelf in de rechten was getreden van WTC, Latsec, Systran USA en Systran Institut (Duitsland), die het automatische vertaalsysteem Systran, dat nog steeds bekendstaat onder de naam „Systran‑software” of „Systran‑systeem”, hebben ontworpen, en dat alle tussen 1975 en 1987 met de Commissie gesloten overeenkomsten van rechtswege zijn overgenomen en verder uitgevoerd door Systran. Ondanks deze verklaringen en de specifieke verzoeken van de Commissie (zie brieven aan Systran van 15 februari en 28 april 2005, waarin haar wordt verzocht om aan te geven op welke juridische en contractuele basis haar aanspraken zijn gebaseerd) hebben verzoeksters, en in het bijzonder Systran Luxemburg, geen enkel bewijs (overeenkomst inzake overdracht van rechten, enzovoort) verstrekt waaruit blijkt dat zij de rechten waarvan zij de schending aanvoeren wel degelijk hebben verworven, en hebben zij evenmin gepreciseerd voor welke grondgebieden en voor welke duur zij deze rechten bezitten. Artikel 5, sub c, van de met WTC gesloten oorspronkelijke overeenkomst bepaalt dat geen contractuele rechten of verplichtingen kunnen worden overgedragen zonder de voorafgaande toestemming van de Commissie. De Commissie stelt onder verwijzing naar deze bepaling dat de door verzoekster aangevoerde inbreng of overdracht haar niet vooraf ter kennis is gebracht en dat zij dus nooit met de overdracht van WTC aan verzoeksters heeft ingestemd.
180 Wat het vermoeden betreft volgens hetwelk de hoedanigheid van auteur, behoudens bewijs van het tegendeel, toekomt aan degene(n) onder wiens of wier naam het werk openbaar wordt gemaakt, betwist de Commissie de toepassing van het Franse recht op dit punt. Dit vermoeden, dat in Frankrijk is neergelegd in wet nr. 94‑361, is in casu niet van toepassing en wordt bekritiseerd in de Belgische en Franse rechtsleer. Voorts geldt dit vermoeden slechts tot bewijs van het tegendeel en is het duidelijk dat de Commissie dit vermoeden voor de EG‑Systran Unix‑versie heeft weerlegd, aangezien deze versie niet in een verpakking met de naam van de auteur in de handel wordt gebracht en soms „Commission’s MT system” of „ECMT” wordt genoemd.
181 In de tweede plaats stelt de Commissie dat de contractuele betrekkingen tussen de partijen moeten worden opgevat als een opeenvolging van „opdrachtovereenkomsten” die beogen om haar de eigendom te verlenen over de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie zonder dat de Systran‑groep daarop rechten kan doen gelden. In de verschillende overeenkomsten die de partijen sinds 1975 hebben gesloten, hebben de ondernemingen van de Systran‑groep zich er in het algemeen toe verbonden, ten behoeve van de Commissie alle of een deel van de elementen van het EG‑Systran‑programma te creëren die beantwoorden aan de specifieke behoeften die verband houden met de activiteit van de Commissie, ongeacht of het gaat om de EG‑Systran Mainframe‑versie of om de EG‑Systran Unix‑versie. Systran heeft niet aangetoond dat zij de rechten op de aldus voor de Commissie ontwikkelde programma’s heeft verworven. Deze programma’s zijn naar hun aard door natuurlijke personen gecreëerd en ontwikkeld. Systran kan slechts stellen dat zij rechten op deze programma’s heeft indien zij aantoont dat zij deze van de auteurs ervan heeft verworven. Volgens de Belgische wetgeving, waarop Systran zich baseert, wordt een computerprogramma slechts van de auteur ervan verworven indien deze overdracht schriftelijk is vastgelegd, zelfs al is de auteur de opdrachtgever. Hetzelfde geldt overigens voor de Luxemburgse wet op de auteursrechten. De Belgische wet op de computerprogramma’s bevat slechts één uitzondering op de algemene regeling van artikel 3 van de Belgische wet betreffende het auteursrecht (die evenals de Luxemburgse wet een schriftelijke verklaring van de auteur vereist). Deze uitzondering betreft het geval dat het programma door een werknemer of een statutaire ambtenaar is gecreëerd. In dat geval geldt, behoudens andersluidende contractuele of statutaire bepaling, het vermoeden dat de vermogensrechten aan de werkgever zijn overgedragen. Afgezien van dat geval, waarvan verzoeksters niet hebben bewezen dat het hier aan de orde is, blijft de „opdrachtovereenkomst”, waarbij een persoon een andere, niet-ondergeschikte, persoon ermee belast een computerprogramma of een deel van een computerprogramma te creëren dus onderworpen aan de regels van de Belgische wet betreffende het auteursrecht. Bovendien merkt de Commissie op dat verzoeksters, die rechtspersonen zijn, naar Belgisch recht niet als auteurs kunnen worden beschouwd. De oorspronkelijke houder van de auteursrechten is immers de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd en in België kunnen slechts auteursrechten ontstaan ten gunste van een natuurlijke persoon. Onder verwijzing naar de Belgische rechtspraak beklemtoont de Commissie dat rechtspersonen moeten aantonen van welke personen en op welke wijze zij rechten hebben verworven (arrest Hof van Beroep te Gent van 27 oktober 1993, Ing. Cons., 1993, blz. 366). De Commissie stelt dat verzoeksters niet uitleggen op welke grond zij als rechtspersonen aanspraak kunnen maken op rechten op de Systran Unix‑versie of de daarvan afgeleide EG‑Systran Unix‑versie.
182 Subsidiair stelt de Commissie dat, ook al zou moeten worden erkend dat verzoeksters bepaalde rechten op de Systran‑software bezitten, zij hoe dan ook eveneens eigenaar is van de intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor de handelingen die zij heeft verricht door bepaalde werkzaamheden betreffende de EG‑Systran Mainframe‑versie aan een derde toe te vertrouwen. Dienaangaande verwijst zij naar de inhoud van de oorspronkelijke overeenkomst, naar het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking en naar de samenwerkingsovereenkomst, die betrekking hebben op de EG‑Systran Mainframe‑versie, en naar de migratieovereenkomsten betreffende de EG‑Systran Unix‑versie die in de periode van 1998 tot 2002 met Systran Luxemburg zijn gesloten. De Commissie is van mening dat zij op basis van deze overeenkomsten de stelling van verzoeksters kan betwisten dat haar geen intellectuele-eigendomsrechten betreffende de Systran Unix‑versie zijn overgedragen.
183 Ter betwisting van de stelling van verzoeksters dat het feit dat de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software haast identiek zijn de conclusie wettigt dat de Commissie, door de Systran‑software zonder toestemming te gebruiken, een auteursrechtelijke inbreuk heeft gepleegd en dus een onrechtmatige handeling heeft verricht, beroept de Commissie zich op verschillende rechten.
184 Ten eerste stelt de Commissie dat zij eigendomsrechten heeft op de door haar diensten gefinancierde verdere ontwikkeling en verbeteringen van de Systran‑software, ongeacht om welk deel van het systeem het gaat (kern, taalkundige programma’s en woordenboeken). Bovendien beschikt zij over een exclusief eigendomsrecht op de lexica en de woordenboeken die zij voor haar eigen behoeften heeft ontwikkeld en verbeterd (zie artikel 4, sub a, van de oorspronkelijke overeenkomst, artikel 4 van het memorandum van overeenstemming inzake technische samenwerking, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst en artikel 4 van deze overeenkomst, alsook bijlage I erbij, waarin wordt verklaard dat „[d]e Commissie [...] steeds eigenaar [is] geweest van de lexica en andere onderdelen die zij voor verschillende versies van Systran heeft ontwikkeld, terwijl de eigendomsrechten op de basissoftware door verschillende ondernemingen werden gedeeld”. De Commissie beklemtoont dat de vele specifieke ontwikkelingen die zijn doorgevoerd om van het Mainframe‑systeem naar de Unix‑systemen te migreren, haar eigendom zijn (zie artikel 13, lid 2, van de migratieovereenkomsten en aanhangsel 2 bij de bijlage bij aanvullende overeenkomst nr. 4 bij de eerste migratieovereenkomst).
185 Ten tweede betoogt de Commissie dat zij over gebruiksrechten beschikt. De stelling van verzoeksters dat de Commissie, die de oorspronkelijke Systran‑software niet heeft gecreëerd, geen rechten kan hebben op deze software of op enige ontwikkeling die – overigens zonder toestemming – op basis van de Systran‑software is doorgevoerd, is volgens haar in strijd met artikel 13 van de migratieovereenkomsten. De interpretatie die verzoeksters geven aan de in deze bepaling vervatte beperking – „tenzij wanneer er reeds industriële of intellectuele-eigendomsrechten bestaan” – is in strijd met het beginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgelegd. Volgens de Commissie wordt immers in de migratieovereenkomsten gewezen op het verschil tussen het door de Systran‑groep in de handel gebrachte Systran‑systeem en de door de Commissie gebruikte EG‑Systran‑versies en uitdrukkelijk bepaald dat het systeem genaamd „automatisch vertaalsysteem van de Commissie” met al zijn onderdelen, ongeacht of zij tijdens de uitvoering van de overeenkomst zijn gewijzigd, de eigendom van de Commissie zal blijven. De beperking volgens welke deze rechten „geen afbreuk [doen] aan de reeds bestaande industriële en intellectuele-eigendomsrechten” dient dus slechts ter bescherming van de status quo vóór het einde van de migratie van het systeem en sluit uit dat verzoeksters via de migratie rechten op de EG‑Systran Unix‑versie hebben verworven. Deze verbintenis, die is gesloten met Systran Luxemburg, die de migratieovereenkomsten heeft ondertekend, kan worden uitgebreid tot Systran, aangezien deze onderneming zich in een verbintenisbrief van 12 maart 2001 (bijlage V bij de vierde migratieovereenkomst) garant heeft gesteld voor de goede uitvoering van de gehele vierde migratieovereenkomst door haar dochteronderneming Systran Luxemburg.
186 De Commissie is dan ook van mening dat uit de hierboven genoemde overeenkomsten, en reeds uit de oorspronkelijke overeenkomst van 22 september 1975, blijkt dat het wel degelijk de bedoeling van partijen was om het vertaalsysteem Systran ter beschikking van de Gemeenschap te stellen, en dat zij eigendomsrechten of in elk geval gebruiksrechten op de EG‑Systran‑versies had. Deze versies van de Systran‑software zijn immers op kosten van de Commissie ontwikkeld (met een budget van ongeveer 45 miljoen EUR, waarvan ongeveer 14 miljoen is toegewezen aan de ondernemingen van de Systran‑groep) en hadden overigens autonoom door haar kunnen worden ontwikkeld. Het lijdt geen twijfel dat de Gemeenschap de Systran‑software op haar grondgebied kan gebruiken ten behoeve van de publieke sector in ruime zin. Bovendien bepaalde de oorspronkelijke overeenkomst reeds dat de Gemeenschap vrij was om het systeem tegen betaling van een aanvullend recht aan WTC voor alle doeleinden te gebruiken, dus ook buiten het grondgebied van de Gemeenschap, daaronder begrepen in de private sector. Volgens de Commissie is de „filosofie” achter deze oplossing dat de partner, WTC, die het systeem heeft ontwikkeld en eveneens gerechtigd is om het zelf te gebruiken, na verschillende overeenkomsten voldoende is vergoed om te kunnen aannemen dat de Gemeenschap het recht heeft verworven om dit systeem volledig en vrij te gebruiken, dat wil zeggen het eigendomsrecht hierover verworven heeft.
187 Volgens de Commissie voorziet de samenwerkingsovereenkomst van 1987 weliswaar niet uitdrukkelijk in deze oplossing als zodanig, maar kan deze overeenkomst slechts in die zin worden uitgelegd. Geen enkele andere uitlegging dan die volgens welke aan de Commissie eigendomsrechten op de EG‑Systran Mainframe‑versie van de Systran‑software worden verleend, zonder dat verzoeksters een recht van verzet kunnen doen gelden, kan een verklaring bieden voor de onderlinge samenhang tussen de artikelen 4, 4 bis, 5 en 8 van deze overeenkomst. Volgens de Commissie vormt deze overeenkomst aldus een „schikking” die elke discussie tussen de partijen over de eigendom van de verschillende onderdelen van het Systran‑systeem, daaronder begrepen de woordenboeken, uitsluit.
188 In de derde plaats merkt de Commissie op dat, ook al zou de door haar gebruikte EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software een gewijzigde vorm hebben ten opzichte van de Systran Unix‑versie, zoals blijkt uit het rapport van Bitan, verzoeksters niet het bewijs hebben geleverd dat zij het Belgische of het Luxemburgse recht heeft geschonden. De Commissie beroept zich op verschillende bepalingen van het Belgische en Luxemburgse recht op grond waarvan een computerprogramma zonder de toestemming van de eigenaar ervan kan worden gereproduceerd of aangepast wanneer dit voor de gebruiker noodzakelijk is om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren (zie artikel 6 van de Belgische wet op de computerprogramma’s, artikel 28, lid 4, van de Luxemburgse wet op de computerprogramma’s en artikel 34 van de Luxemburgse wet op de auteursrechten).
189 In de laatste plaats betwist de Commissie formeel dat zij de broncodes van de EG‑Systran Unix‑versie aan de onderneming Gosselies heeft meegedeeld in het kader van de werkzaamheden die in het kader van de betrokken overeenkomst dienden te worden verricht. Anders dan in het rapport van Bitan is gesteld, vereisten de aan deze onderneming toevertrouwde werkzaamheden geen ingreep in de kern van de software. Na de toekenning van de litigieuze opdracht had Gosselies slechts toegang tot de broncodes van de linguïstische onderdelen van de EG‑Systran Unix‑versie, waarop de Commissie exclusieve eigendomsrechten bezat wegens de tussen de partijen gesloten overeenkomsten en de bijdrage die haar diensten aan de ontwikkeling van deze onderdelen hebben geleverd.
190 Het feit dat de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software gelijkenissen vertonen bewijst dus niet dat de Commissie een inbreuk heeft gepleegd. De juridische conclusies die verzoeksters uit deze gelijkenissen trekken, zijn niet correct. De Commissie is volkomen gerechtigd om zonder de voorafgaande toestemming van verzoeksters de software te wijzigen of aan te passen en deze taak aan een derde onderneming toe te vertrouwen.
Op basis van knowhow aangevoerde rechten
191 Verzoeksters stellen dat knowhow wordt omschreven als „een geheel van technische informatie die geheim, wezenlijk en op gepaste wijze geïdentificeerd is”. Zij verwijzen dienaangaande naar de definitie in artikel 10 van verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie van 31 januari 1996 inzake de toepassing van artikel [81], lid 3, [EG] op groepen overeenkomsten betreffende technologieoverdracht (PB L 31, blz. 2). Voorts stellen zij dat uit deze tekst en uit de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, blijkt dat knowhow een actief is dat beschermd is, hetzij in het kader van overeenkomsten inzake de overdracht van knowhow of geheimhoudingsovereenkomsten, hetzij in het kader van aansprakelijkheidsvorderingen die worden ingesteld wegens de openbaarmaking van deze knowhow zonder de toestemming van de houder ervan. In casu beroepen verzoeksters zich op hun knowhow met betrekking tot de Systran‑software, zowel voor de Systran Unix‑versie, die is ontwikkeld en in de handel wordt gebracht door de Systran‑groep, als voor de afgeleide en haast identieke EG‑Systran Unix‑versie, die door Systran Luxemburg is ontwikkeld om door de Commissie te worden gebruikt. Deze knowhow, die verzoeksters beschermen en geheimhouden, bestaat uit technische, IT‑ en linguïstische kennis die in de kern, de linguïstische routines en de woordenboeken, alsook in de begeleidende documentatie is geïncorporeerd (zie rapport van Bitan en eerste technisch verslag van Bitan). De prestaties die zijn beschreven in de openbare aanbesteding van de Commissie kunnen slechts worden verricht indien de broncode van de Systran‑software wordt gewijzigd en dus bekend wordt gemaakt aan degene aan wie de opdracht wordt gegund. Door een dergelijke opdracht aan een derde toe te vertrouwen, heeft de Commissie Systrans knowhow zonder haar toestemming openbaar gemaakt. Deze openbaarmaking is een onrechtmatige daad die kan leiden tot de aansprakelijkheid van de Gemeenschap.
192 In antwoord op het argument dat het begrip knowhow niet is gedefinieerd en dat knowhow niet als zodanig kan worden beschermd, merken verzoeksters op dat de Commissie zelf het begrip knowhow in haar verordeningen heeft gedefinieerd en dat uit deze teksten blijkt dat de waarde van knowhow is gelegen in de aanzienlijke voorsprong die de openbaarmaking ervan kan opleveren, wat impliceert dat hij geheim moet blijven, niet bekend en niet verkrijgbaar mag zijn. Het kan niet worden betwist dat de Systran Unix‑versie van de Systran‑software een belangrijke innovatie van de Systran‑groep is, die blijk geeft van waarachtig technisch meesterschap en van het bestaan van knowhow die het resultaat is van onderzoek en ervaring, zoals blijkt uit het feit dat het voordien in een assembleertaal geschreven Systran‑systeem in taal C++ is herschreven. Indien toegang werd gegeven tot deze elementen, zouden met name de geheimen in verband met de productie van de software bekend kunnen geraken en zou elke onderneming die hier toegang toe heeft in staat zijn om concurrerende software te vervaardigen.
193 In antwoord op het argument dat de Commissie niet gehouden kan zijn tot vergoeding van de schade die door de onrechtmatige openbaarmaking van knowhow zou zijn veroorzaakt, aangezien de gevolgen van een inbreuk op knowhow slechts in het kader van een vordering wegens oneerlijke mededinging kunnen worden hersteld, en dat de Commissie geen handelaar en geen concurrent van verzoeksters is, maar een gemeenschapsinstelling, stellen verzoeksters dat deze vordering wegens oneerlijke mededinging in de eerste plaats een vordering wegens niet-contractuele aansprakelijkheid is die berust op het drieluik fout, schade en oorzakelijk verband, welke elementen in casu wel degelijk aanwezig zijn. Hoe dan ook is in de Franse rechtspraak, evenals in de rechtspraak van een groot aantal andere Europese landen, verklaard dat „de loutere openbaarmaking van knowhow buiten de onderneming schade [veroorzaakt], ongeacht het gebruik dat er mogelijkerwijs van is gemaakt” en dat een „opdrachtgever die aan een onderaannemer de plannen doorgeeft die door een ander zijn opgemaakt, een onrechtmatige handeling verricht die leidt tot zijn burgerlijke aansprakelijkheid” (arrest Cour d’appel de Paris van 31 mei 1995; arresten Cour de cassation, handelskamer, van 28 januari 1982 en 8 november 1994).
194 In antwoord op het argument dat de Commissie degene is die knowhow bezit en dat Systran daarvan heeft geprofiteerd, merken verzoeksters op dat dit argument typerend is voor de houding van de Commissie, die tracht om zich de versies van de Systran‑software die zijn bedoeld om in een Unix-omgeving te functioneren, op onrechtmatige wijze toe te eigenen. De Commissie heeft Systrans knowhow ter zake herhaaldelijk uitdrukkelijk erkend.
195 Wat het argument inzake de geheimhoudingsclausule betreft die in het kader van de gunning van de opdracht aan Gosselies is vastgesteld, stellen verzoeksters dat de Commissie niet kan stellen dat zij de knowhow van de Systran‑groep kan stelen indien deze inbreuk geheim blijft. De redenering van de Commissie houdt geen steek. Zij komt erop neer dat een ontslagen werknemer aan wie niet uitdrukkelijk een verbod is opgelegd om auteursrechtelijke inbreuken te plegen, dit vrij zou kunnen doen zonder zich zorgen te hoeven maken, en beschermde werken vrij aan derden zou kunnen overdragen, zonder toestemming van de houder van de rechten daarop, indien er maar een geheimhoudingsclausule was.
196 De Commissie merkt op dat verzoeksters weliswaar verwijzen naar de definitie van knowhow in verordening nr. 240/96, maar niet de rechtsgrondslag vermelden op basis waarvan zij haar verwijten onrechtmatig te hebben gehandeld. Dienaangaande stelt zij dat knowhow niet beschermd is, althans niet als zodanig. Er zijn immers geen wettelijke bepalingen die een definitie van knowhow bevatten of in de bescherming ervan voorzien. Volgens de Commissie wordt knowhow traditioneel slechts beschermd op basis van de wetgeving inzake oneerlijke mededinging. Zij verwijst dienaangaande, wat België betreft, naar de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1991, blz. 18712) en, wat Luxemburg betreft, naar de wet van 27 november 1986 houdende regeling van bepaalde handelspraktijken en ter bestraffing van oneerlijke mededinging (loi du 27 novembre 1986 réglementant certaines pratiques commerciales et sanctionnant la concurrence déloyale; Mémorial A 1986, blz. 2214) en de wet van 30 juli 2002 houdende regeling van bepaalde handelspraktijken en ter bestraffing van oneerlijke mededinging en tot uitvoering van richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (loi du 30 juillet 2002 réglementant certaines pratiques commerciales, sanctionnant la concurrence déloyale et transposant la directive 97/55/CE du Parlement européen et du Conseil modifiant la directive 84/450/CE sur la publicité trompeuse afin d’y inclure la publicité comparative, Mémorial A 2002, blz. 1630). Volgens deze wettelijke bepalingen is niet voldaan aan de voorwaarden om de knowhow waarover verzoeksters naar eigen zeggen beschikken tegen oneerlijke mededinging te kunnen beschermen, aangezien de Commissie en verzoeksters geen concurrenten zijn, de Commissie geen handelaar, industrieel of ambachtsman is en haar zetel in België en niet in Frankrijk is gevestigd, zodat de Franse wet niet van toepassing is.
197 De Commissie stelt dat zij nooit in het bezit is geweest van de broncodes van de Systran Unix‑versie, maar enkel de broncodes van de EG‑Systran Unix‑versie bezit. Zij betoogt onder verwijzing naar de verschillende overeenkomsten die zij met de Systran‑groep heeft gesloten met betrekking tot de EG‑Systran Mainframe‑versie en de migratie van deze versie naar de Unix-omgeving, dat zij bepaalde eigendomsrechten en gebruiksrechten op de EG‑Systran Unix‑versie bezit. Voorts stelt de Commissie dat de overeenkomsten die zij met de Systran‑groep heeft gesloten, geen geheimhoudingsclausule bevatten die zij in acht zou dienen te nemen. Verder is in geen van deze overeenkomsten sprake van een inbreng van knowhow door de Systran‑groep of van de bescherming daarvan. Bovendien hebben zowel de diensten van de Commissie als ondernemingen die niet behoren tot de Systran‑groep, maar die aan haar zijde hebben gewerkt, in aanzienlijke mate bijgedragen tot de ontwikkeling van de Systran‑software en van de toepassingen ervan. Verzoeksters hebben dus geprofiteerd van de knowhow van de Commissie of van derden en hebben de producten van de Commissie en deze derden voor hun eigen profijt in de handel kunnen brengen. De Commissie merkt op dat sommige van de personen die voor Gosselies aan de EG‑Systran Unix‑versie hebben gewerkt, voordien voor Telindus en vervolgens voor Systran Luxemburg werkten. Telindus, waarmee Systran Systran Luxemburg heeft opgericht, heeft sinds 1990 vertaalovereenkomsten met de Commissie gesloten, wat aantoont dat Systran geen aanspraak kan maken op rechten op de EG‑Systran Unix‑versie of op de knowhow ter zake.
198 Voorts kan de gunning van de opdracht aan Gosselies, gelet op artikel 4, sub a, van de oorspronkelijke overeenkomst, punt 6 van de inleiding van de samenwerkingsovereenkomst, artikel 4 van deze overeenkomst en artikel 1 van aanhangsel 1 bij bijlage II bij de tweede migratieovereenkomst, geen onrechtmatige handeling van de Commissie vormen.
199 Voorts preciseert de Commissie dat de aanbesteding een geheimhoudingsclausule bevat, volgens welke degene aan wie de opdracht wordt gegund de door de Commissie verstrekte informatie niet mag gebruiken en niet aan derden mag doorgeven (zie artikel II.9 van bijlage 1 bij het verzoek om inschrijving van 4 oktober 2003). Volgens deze geheimhoudingsclausule mag Gosselies dus hoe dan ook de vertrouwelijke informatie die de Commissie haar in voorkomend geval heeft verstrekt, niet openbaar maken. Verzoeksters kunnen dus geen schade lijden door het feit dat dergelijke informatie aan deze onderneming wordt doorgegeven. Ten slotte merkt de Commissie op dat de programma’s en de woordenboeken van de EG‑Systran Unix‑versie uitsluitend op haar computers worden bewaard.
b) Beoordeling door het Gerecht
200 Het onrechtmatige gedrag dat in de onderhavige zaak aan de Commissie wordt verweten bestaat hierin dat zij zichzelf zonder de toestemming van verzoeksters het recht heeft aangematigd om de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden te laten verrichten waardoor in de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software overgenomen elementen van de Systran Unix‑versie die auteursrechtelijk zijn beschermd of deel uitmaken van de knowhow van de Systran‑groep, kunnen worden gewijzigd of aan een derde kunnen worden bekendgemaakt.
201 Om te bepalen of een dergelijk gedrag onrechtmatig is, moet om te beginnen worden bepaald of verzoeksters, gelet op de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, het recht hebben om zich ertegen te verzetten dat de Commissie zonder hun toestemming een derde opdraagt werkzaamheden met betrekking tot bepaalde aspecten van de EG‑Systran Unix‑versie te verrichten. Dit recht, dat verzoeksters baseren op het auteursrecht en op de knowhow betreffende de oorspronkelijke en oudere Systran Unix‑versie, wordt betwist door de Commissie, die stelt dat verzoeksters niet het bewijs hebben geleverd van de rechten die zij naar eigen zeggen op deze versie van de software bezitten (zie punten 178‑179 hierboven).
202 Indien blijkt dat verzoeksters zich op een dergelijk recht kunnen beroepen, moet vervolgens de stelling van de Commissie worden onderzocht dat de Systran‑groep haar de toestemming heeft verleend om de in de litigieuze aanbesteding omschreven werkzaamheden te verrichten. De Commissie is immers in wezen van mening dat zij krachtens de verschillende overeenkomsten die sinds 1975 met de Systran‑groep zijn gesloten en op grond van de in dit kader verstrekte financiering over voldoende gebruiksrechten en eigendomsrechten op de verschillende onderdelen van de EG‑Systran Unix‑versie beschikt om geen rekening te hoeven houden met het recht van verzet waarop verzoeksters zich op grond van hun rechten op de Systran Unix‑versie beroepen (zie punten 181‑187 hierboven).
203 Indien blijkt dat de Commissie niet voorbij kon gaan aan het door verzoeksters aangevoerde recht van verzet, dient ten slotte te worden onderzocht wat de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden aan de EG‑Systran Unix‑versie inhouden om uit te maken of zij kunnen leiden tot de wijziging of de bekendmaking van gegevens of informatie die volgens verzoeksters door het auteursrecht en hun knowhow zijn beschermd, wat de Commissie betwist (zie punt 189 hierboven).
Rechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software waarop verzoeksters zich beroepen
204 Ter bepaling van de algemene beginselen inzake auteursrechten die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, verwijzen verzoeksters naar de Berner Conventie en de richtlijnen 91/250 en 2004/48. Zij verwijzen tevens naar het recht van de lidstaten en leggen twee adviezen van professor Sirinelli voor, die betrekking hebben op de vraag of een door een rechtspersoon ingestelde vordering wegens schending van het auteursrecht ontvankelijk is en op de mogelijkheid om aanspraak te maken op auteursrechtelijke bescherming van herschreven software, alsook het tweede technisch verslag van Bitan.
205 Zoals in het kader van het onderzoek naar de bevoegdheid van het Gerecht is uiteengezet (zie punten 68‑73 hierboven), kan de Systran‑groep auteursrechten doen gelden op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software die zij heeft ontwikkeld en die zij onder haar eigen naam in de handel brengt, zonder dat zij nog andere bewijzen hoeft te verstrekken.
206 Zoals de Commissie stelt, moet weliswaar in geval van onenigheid over het bestaan van een recht degene die het bestaan of het ontbreken van een recht aanvoert in de regel hiervan het bewijs leveren (actori incumbit probatio), maar op het gebied van het auteursrecht bestaat er een wettelijk vermoeden op grond waarvan de bewijslast kan worden omgedraaid. Het gemeenschapsrecht bevat een dergelijk vermoeden in artikel 5 van richtlijn 2004/48, met als opschrift „Vermoeden van auteursschap of houderschap van rechten”, volgens hetwelk het „[v]oor de toepassing van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen [...] opdat de auteur van een werk van letterkunde en kunst, behoudens bewijs van het tegendeel, als zodanig worden beschouwd en bijgevolg gerechtigd is inbreukprocedures in te stellen, [...] voldoende [is] dat zijn naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat ”. Verzoeksters hebben daarnaast twee voorbeelden van een dergelijk vermoeden in het recht van de lidstaten aangehaald, zonder dat de Commissie tegenvoorbeelden uit het recht van andere lidstaten heeft aangevoerd. In het Franse recht, dat wil zeggen het recht van de plaats van vestiging van Systran, die zich in casu beroept op haar auteursrechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software die zij in de handel brengt, bepaalt artikel L. 113‑1 van het wetboek van intellectuele eigendom dat „[d]e hoedanigheid van auteur [...], behoudens bewijs van het tegendeel, toekomt aan degene of degenen onder wiens of wier naam het werk openbaar wordt gemaakt”. In het Belgische recht, dat wil zeggen het recht van het land waar de Commissie gevestigd is, is een dergelijk vermoeden neergelegd in artikel 6, tweede alinea, van de Belgische wet betreffende het auteursrecht, volgens hetwelk „[t]enzij het tegendeel is bewezen, [...] eenieder als auteur [wordt] aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk [...] wordt vermeld”. Deze verschillende bepalingen zijn aangehaald ter illustratie van een algemeen beginsel dat de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben.
207 Als voorbeeld van een bepaling die in wezen in alle lidstaten van toepassing is, stellen verzoeksters dat een werk naar Frans recht wordt beschermd door de loutere schepping ervan. Artikel L. 111‑1 van het Franse wetboek van intellectuele eigendom bepaalt dat „[d]e maker van een geestesproduct door de loutere schepping ervan een exclusief immaterieel eigendomsrecht op dit product bezit waarop hij zich tegenover eenieder kan beroepen”. Wat de definitie van het begrip „geestesproduct” betreft, blijkt uit artikel L. 112‑2 van het Franse wetboek van intellectuele eigendom dat „[a]ls een geestesproduct in de zin van dit wetboek word[t] beschouwd: software, met inbegrip van het voorbereidende materiaal”. Dit door verzoeksters aangehaalde voorbeeld wordt door geen van de door de Commissie aangevoerde gegevens ontkracht.
208 Zodra het werk is gecreëerd, wordt de originaliteit ervan vermoed. Het vaakst voorkomende bewijsprobleem houdt verband met de vraag of een bepaald werk ouder is dan een ander. In casu wordt het bewijs dat de Systran Unix‑versie ouder is dan de EG‑Systran Unix‑versie geleverd door het loutere feit dat laatstgenoemde versie na eerstgenoemde versie is ontwikkeld en dat de Commissie, om deze versie te ontwikkelen, een beroep heeft gedaan op de Systran‑groep en heeft voortgebouwd op de Systran Unix‑versie van deze laatste. Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commissie, zoals zij in dupliek stelt, niet betwist dat Systran rechten bezit op de Systran Unix-software die zij in de handel brengt.
209 Voorts blijk uit de informatie die verzoeksters met betrekking tot het Franse en het Belgische recht hebben verstrekt, dat een onderneming volgens de rechtspraak van deze lidstaten de hoedanigheid van auteur kan hebben. Voor Frankrijk blijkt dit uit het arrest van de eerste civiele kamer van de Cour de cassation van 24 maart 1993, volgens hetwelk een rechtspersoon enkel hoeft aan te tonen dat hij het werk exploiteert om een inbreukprocedure te kunnen instellen, zonder de oorsprong van zijn rechten te hoeven aantonen. Voor België blijkt dit uit het arrest van het Hof van Cassatie van 12 juni 1998 (zie eerste advies van Sirinelli, blz. 18 en 26). Ter weerlegging van dit uitvoerige juridische advies voert de Commissie enkel een aantal vage en beknopte argumenten aan die zijn gebaseerd op het feit dat bovengenoemde oplossing door een deel van de rechtsleer wordt bekritiseerd, alsook een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 1993, dat dateert van vóór bovengenoemd arrest van het Belgische Hof van Cassatie. De partijen zijn niet inhoudelijk ingegaan op het recht van andere lidstaten dan die welke professor Sirinelli bij wijze van voorbeeld heeft besproken.
210 De door bovengenoemde hoven ontwikkelde oplossing heeft als voordeel dat zij de mogelijkheid voor de inbreukmaker om een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen beperkt, en voorkomt dat de rechtspersoon de gehele keten van overdrachtsovereenkomsten dient over te leggen vanaf de natuurlijke persoon die als auteur oorspronkelijk de rechten bezat. Op bewijsvlak primeert dus het reële bezit op de dag waarop de vordering wordt ingesteld, op het chronologische overzicht van de stappen die aan de verwerving van het recht zijn voorafgegaan.
211 Met betrekking tot het argument van de Commissie dat het vermoeden betreffende de auteursrechten in het geval van de EG‑Systran Unix‑versie wordt weerlegd door het feit dat deze versie niet in een verpakking met de naam van de auteur in de handel wordt gebracht en soms „Commissie’s MT system” of „ECMT” wordt genoemd, dient te worden opgemerkt dat verzoeksters zich ter ondersteuning van hun beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid baseren op de Systran Unix‑versie en vervolgens deze versie vergelijken met de EG‑Systran Unix‑versie om aan te tonen dat een deel van deze afgeleide versie voortkomt uit de oudere, oorspronkelijke versie. Hieruit volgt dat de EG‑Systran Unix‑versie daadwerkelijk een „Systran”-deel omvat (met name het essentiële deel van de kern), zoals evenmin wordt betwist dat deze versie een „EC”-deel omvat (met name de woordenboeken, die door de Commissie zijn ontwikkeld). De discussie heeft dus geen betrekking op de EG‑Systran Unix‑versie, maar op de aanspraken die verzoeksters op grond van hun rechten op de oudere, oorspronkelijke Systran Unix‑versie kunnen maken wanneer werkzaamheden met betrekkking tot de EG‑Systran Unix‑versie worden uitgevoerd. Bovendien dient bijkomend te worden opgemerkt dat de term „Automatische vertaaldienst (of automatische vertaalsysteem) van de Commissie”, waarnaar de Commissie verwijst, blijkens de definities in de bij de aanbesteding gevoegde modelovereenkomst wordt omschreven als volgt: „Het automatische vertaalsysteem van de Commissie is opgebouwd rond EC Systran, een specifieke versie van het automatische vertaalsysteem Systran, dat oorspronkelijk door het ‚World Translation Center’, La Jolla, USA, is ontworpen en sinds 1976 verder is ontwikkeld door de Commissie” (The Commission’s machine translation service is built around EC Systran, a specific versie of the Systran machine translation system originally developed by the World Translation Center, La Jolla, USA, which since 1976 has been further developed by the European Commissie.) De automatische vertaaldienst of het automatische vertaalsysteem van de Commissie vindt dus volgens de bewoordingen die zijzelf in haar betrekkingen met derden gebruikt, zijn oorsprong in het door WTC‑groep/Systran gecreëerde en ontwikkelde automatische vertaalsysteem.
212 Kortom, verzoeksters kunnen als Systran‑groep auteursrechten doen gelden op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software, die reeds verschillende jaren door Systran in de handel werd gebracht, nog voordat Systran Luxemburg de EG‑Systran Unix‑versie updatete om aan de specifieke behoeften van de Commissie te voldoen.
213 Hoe dan ook kan op basis van de door de Commissie aangevoerde contractuele bepalingen niet worden gesteld dat zij een inspraakrecht had met betrekking tot de overname van de WTC‑groep door de Systran‑groep (zie punt 179 hierboven). De Commissie baseert zich dienaangaande op artikel 5, sub c, van de oorspronkelijke overeenkomst met WTC van 22 december 1975 om te stellen dat geen contractuele rechten of verplichtingen kunnen worden overgedragen zonder haar voorafgaande toestemming. Dit artikel bepaalt evenwel enkel het volgende: „De Contractant kan niet zonder voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de Commissie de contractuele rechten of verplichtingen geheel of gedeeltelijk overdragen, noch de haar vertrouwde taken uitbesteden, noch zichzelf daartoe de facto door derden laten vervangen.” Deze bepaling gold slechts voor de duur van de overeenkomst, dat wil zeggen gedurende enkele maanden, en de verplichtingen die niet konden worden overgedragen betroffen slechts het gebruik van het Systran‑systeem en niet de desbetreffende eigendomsrechten. Deze bepaling ontnam WTC dus niet het recht om over haar eigendom te beschikken door zich eind 1985 te laten overnemen door de onderneming Gachot, die later zou worden omgedoopt tot Systran, zoals blijkt uit de overeenkomsten die verzoeksters bij hun memorie van repliek hebben gevoegd. Het argument van de Commissie dat verzoeksters hadden moeten aangeven op welke juridische en contractuele basis hun auteursrechten waren gebaseerd, dient eveneens te worden verworpen. De hierboven genoemde wettelijke bepalingen verplichten auteurs immers niet om hun werk te laten registreren of te deponeren, zoals dat het geval kan zijn voor octrooien.
214 Voorts moet worden vastgesteld dat de Commissie perfect op de hoogte was van het feit dat de Systran‑groep en de door deze groep overgenomen ondernemingen, met name de onderneming WTC, intellectuele-eigendomsrechten bezaten op de verschillende versies van de Systran‑software die zij sinds de jaren zeventig commercieel exploiteerden, in het bijzonder in het kader van hun betrekkingen met de Commissie. Verzoeksters voeren een groot aantal gegevens aan waaruit blijkt dat ter zake sprake is van een geestesproduct en dat dit product is gecreëerd door Toma en vervolgens is verworven door de ondernemingen van de WTC‑groep en de ondernemingen van de Systran‑groep (zie punten 174 en 175 hierboven).
215 Wat de bescherming van hun knowhow betreft, stellen verzoeksters dat de Commissie een onrechtmatige handeling verricht door geheime technische informatie betreffende elementen van de Systran Unix‑versie die in de EG‑Systran Unix‑versie zijn terug te vinden, aan een derde bekend te maken, en dat deze onrechtmatige handeling op grond van artikel 288, tweede alinea, EG kan leiden tot de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. Zoals in het kader van het onderzoek naar de bevoegdheid van het Gerecht is uiteengezet (zie punten 78‑81 hierboven), kan tevens worden aangenomen dat de Systran‑groep aanspraak kan maken op een dergelijke bescherming van de geheime technische gegevens betreffende de Systran Unix‑versie van de Systran‑software.
De stelling dat de Commissie op grond van haar rechten het recht van verzet van verzoeksters buiten beschouwing kan laten
216 Ter ondersteuning van haar stelling dat zij geen rekening hoefde te houden met het recht van verzoeksters om zich op grond van hun rechten op de Systran Unix‑versie ertegen te verzetten dat bepaalde werkzaamheden met betrekking tot de EG‑Systran Unix‑versie aan een derde werden toevertrouwd, stelt de Commissie dat zij op grond van de overeenkomsten die sinds 1975 met de Systran‑groep zijn gesloten en van de in het kader daarvan verstrekte financiering over de nodige toestemming beschikte.
217 Dit argument dient te worden verworpen. Zoals verzoeksters terecht stellen, kan de overdracht van een recht immers niet worden vermoed. Het feit dat een ontwikkeling op informaticagebied is gefinancierd, betekent nog niet dat het de gefinancierde eigendom hiervan verwerft. Een dergelijk rechtsgevolg dient uitdrukkelijk te zijn vermeld in de betrokken overeenkomst. Overdrachten van rechten worden restrictief geïnterpreteerd in het voordeel van de auteur.
218 Dienaangaande stellen verzoeksters formeel dat zij geen intellectuele-eigendomsrechten aan de Commissie hebben overgedragen, noch op de Systran Mainframe‑versie, noch op de Systran Unix‑versie, noch op de oorspronkelijke idee en geschriften waarop zij berusten, noch op het voorbereidend materiaal, noch op de structuur van de gegevens, laat staan op de kern. De enige rechten van de Commissie die verzoeksters erkennen, hebben betrekking op de woordenboeken die de diensten van de Commissie zonder Systran hebben ontwikkeld.
219 Voorts wordt in de door de Commissie aangevoerde contractuele bepalingen, zowel die met betrekking tot de EG‑Systran Mainframe‑versie als die met betrekking tot de EG‑Systran Unix‑versie, een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt voor reeds bestaande intellectuele-eigendomsrechten, ongeacht of het gaat om rechten op de Systran Mainframe‑versie of op de Systran Unix‑versie. Verder kan op basis van de door de Commissie aangevoerde bepalingen niet worden gesteld dat de auteursrechten van de ondertekenaar (WTC of de ondernemingen van de Systran‑groep) op de verschillende versies van de Systran‑software waarop deze overeenkomsten betrekking hadden, zijn overgedragen. Meer bepaald is de enige contractuele bepaling met betrekking tot de EG‑Systran Unix‑versie waarop de Commissie zich beroept om haar gedrag te rechtvaardigen, artikel 13, leden 1 en 2, van de migratieovereenkomsten. Volgens deze bepaling kan de Commissie slechts eigendomsrechten doen gelden indien er geen oudere intellectuele-eigendomsrechten zijn (zie punten 95‑97 hierboven). Met betrekking tot het door de Commissie aangehaalde uittreksel uit artikel 1 van aanhangsel 1 bij bijlage II bij de tweede migratieovereenkomst, zij opgemerkt dat dit artikel luidt als volgt: „De in deze technische bijlage beschreven migratiewerkzaamheden en de terbeschikkingstelling van delen van het systeem, het personeel en de knowhow van [Systran Software] en [Systran] geven geen aanleiding tot enige extra betaling en doen geen financiële aanspraken op grond van enig eigendomsrecht ontstaan.” Naast het feit dat deze bepaling uitdrukkelijk de knowhow van Systran erkent, kan eveneens worden vastgesteld dat zij slechts geldt voor financiële aanspraken op grond van de migratiewerkzaamheden die Systran Luxemburg voor de Commissie heeft verricht. De onderhavige vordering heeft evenwel betrekking op werk dat de Commissie na een aanbesteding aan een derde heeft toevertrouwd.
220 Bovendien merkt de Commissie zelf op dat de door haar aangevoerde overeenkomsten niet uitdrukkelijk steun bieden aan het argument inzake de „opdrachtovereenkomsten”, volgens hetwelk zij de met de ondernemingen van de WTC‑groep en vervolgens met de ondernemingen van de Systran‑groep gesloten overeenkomsten zou kunnen opvatten als overeenkomsten waarbij deze ondernemingen haar hun auteursrechten hebben willen overdragen. Geen van de door de Commissie aangehaalde contractuele bepalingen kan immers in die zin worden uitgelegd, aangezien deze verschillende bepalingen verwijzen naar een gebruiksrecht en niet naar een eigendomsrecht, of een uitdrukkelijk voorbehoud maken voor reeds bestaande intellectuele-eigendomsrechten.
221 Ten slotte moet het argument van de Commissie inzake de „filosofie” van deze overeenkomsten worden verworpen, aangezien de filosofie van overeenkomsten inzake de terbeschikkingstelling van computersoftware juist hierin bestaat dat de rechten van de gebruiker beperkt zijn tot het gebruik van deze software, zonder dat hij zich deze software kan toe-eigenen.
222 Kortom, de Commissie heeft niet aangetoond dat verzoeksters haar contractueel de toestemming hebben verleend om krachtens het eigendomsrecht op de EG‑Systran Unix‑versie van de Systran‑software waarop zij naar eigen zeggen aanspraak kan maken, deze software te gebruiken en aan derden vrij te geven zoals zij na de gunning van de litigieuze opdracht heeft gedaan.
223 Subsidiair betoogt de Commissie dat zij wijzigingen aan de EG‑Systran Unix‑versie kan aanbrengen zonder inbreuk te maken op de eventuele auteursrechten van de Systran‑groep op de Systran Unix‑versie, aangezien elke persoon die een gebruikslicentie heeft, wettelijk gerechtigd is om dergelijke wijzigingen door te voeren.
224 De Commissie verwijst dienaangaande naar artikel 6 van de Belgische wet op de computerprogramma’s, volgens hetwelk voor de reproductie en de verandering van een computerprogramma zoals bedoeld in artikel 5, sub a en b, geen toestemming van de rechthebbende vereist is wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren. Zij verwijst eveneens naar artikel 28, lid 4, van de Luxemburgse wet op de computerprogramma’s, met als opschrift „Uitzonderingen op de aan beperkingen onderworpen handelingen”, dat bepaalt dat „[t]enzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, voor de in artikel 28[, lid 3, sub] a en b, bedoelde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist is wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren”. Voorts luidt artikel 34 van de Luxemburgse wet op de auteursrechten, met als opschrift „Uitzonderingen op de aan beperkingen onderworpen handelingen”, als volgt: „Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, is voor de in artikel 33 bedoelde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren en het programma in een databank te integreren teneinde deze te laten functioneren”.
225 Deze wettelijke uitzondering op handelingen die aan beperkingen zijn onderworpen, dat wil zeggen op handelingen waarvoor de toestemming van de auteur vereist is, dient evenwel strikt te worden uitgelegd. Deze in artikel 5 van richtlijn 91/250 vastgestelde wettelijke uitzondering op de in artikel 4 van deze richtlijn omschreven handelingen waarvoor de auteur van het programma exclusief bevoegd is, is slechts van toepassing op werk verricht door de rechtmatige verkrijger van het computerprogramma en niet op werk dat door deze verkrijger aan een derde is toevertrouwd (zie het advies van professor Sirinelli over de omvang van het recht van de rechtmatige gebruiker van een computerprogramma om dit programma te wijzigen, en het derde technisch verslag van Bitan over de aard van de aan Gosselies toevertrouwde werkzaamheden; zie eveneens de antwoorden van de partijen op de vragen van het Gerecht betreffende de rechten van de gebruiker). Deze uitzondering is verder beperkt tot handelingen die voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren. De Commissie heeft in casu niet aangegeven waarom de gevraagde wijzigingen aan een derde konden worden toevertrouwd en waarom zij noodzakelijk waren om fouten te kunnen verbeteren of om het programma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel. Er is niets in de stukken waaruit kan worden afgeleid waarom deze uitzondering de mogelijkheid zou bieden om verbeteringen of wijzigingen te laten aanbrengen aan het door de Commissie gebruikte computerprogramma of dit programma te laten uitbreiden (met betrekking tot de aard van de door de Commissie aan een derde toevertrouwde werkzaamheden, zie punten 227‑250 hierna). Deze werkzaamheden behoren immers tot de handelingen die aan beperkingen onderworpen zijn, aangezien het computerprogramma hierdoor wordt bewerkt, gearrangeerd of anderszins veranderd in de zin van artikel 4 van richtlijn 91/250. Ter terechtzitting hebben verzoeksters dan ook verklaard dat haar andere klanten, anders dan de Commissie stelt, om haar toestemming verzoeken wanneer zij wijzigingen willen doorvoeren zoals die welke aan de onderneming Gosselies zijn opgedragen.
226 Kortom, de Commissie heeft in casu niet aangetoond waarom zij zich kon beroepen op de wettelijke uitzondering op de aan beperkingen onderworpen handelingen om de in het kader van de litigieuze opdracht te verrichten werkzaamheden aan een derde toe te vertrouwen. Voorts stelt de Commissie hoe dan ook dat de haar verweten handelingen, namelijk – volgens haar – de correctie en de verbetering van de woordenboeken, minstens gedeeltelijk vallen onder de uitzondering van artikel 5 van richtlijn 91/250 (zie antwoord van de Commissie op de derde reeks vragen, opmerkingen over de prijs van een gebruikslicentie voor de Systran‑software, punt 23), waarmee zij impliciet erkent dat bepaalde in het kader van de litigieuze aanbesteding opgedragen werkzaamheden mogelijkerwijs niet onder deze uitzondering vallen en een aan beperkingen onderworpen handeling in de zin van artikel 4 van richtlijn 91/250 kunnen vormen.
227 Bijgevolg moet worden vastgesteld, ten eerste, dat verzoeksters zich op auteursrechten kunnen beroepen en aanspraak kunnen maken op bescherming op grond van hun knowhow met betrekking tot de elementen van de oudere, oorspronkelijke Systran Unix‑versie die zijn terug te vinden in de afgeleide EG‑Systran Unix‑versie, ten tweede, dat de Commissie niet heeft aangetoond dat verzoeksters niet beschikken over de door hen aangevoerde rechten op de Systran Unix‑versie, en evenmin dat deze rechten uitdrukkelijk of impliciet aan haar zijn overgedragen op grond van de met de Systran‑groep gesloten overeenkomsten of van de financiering die met betrekking tot de EG‑Systran Mainframe‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie is verleend en, ten derde, dat de Commissie evenmin heeft aangetoond dat zij de gevraagde werkzaamheden zonder de voorafgaande toestemming van de Systran‑groep door een derde kon laten uitvoeren.
Aard van de door de Commissie aan een derde toevertrouwde werkzaamheden
228 Om een schending van het door hen aangevoerde recht van verzet te kunnen aantonen, moeten verzoeksters bewijzen dat de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden, waarvoor de Systran‑groep geen toestemming heeft kunnen geven, konden leiden tot de wijziging of de overdracht van elementen van de Systran Unix‑versie die in de EG‑Systran Unix‑versie zijn terug te vinden, of van daarin vervatte informatie.
229 In het kader van het onderzoek of er sprake is van een dergelijke onrechtmatige wijziging of onthulling van informatie, moet om te beginnen worden opgemerkt dat de door de Commissie uitgeschreven aanbesteding betrekking had op het onderhoud en de taalkundige verbetering van het automatische vertaalsysteem van de Commissie. Het ging om de volgende prestaties:
„3.1 Codering van de woordenboeken: codering van de woordenboeken op basis van feedback, woordenlijsten en teksten die door de gebruikers in het automatische vertaalsysteem worden ingegeven, met inbegrip van de onderlinge afstemming van de woordenboeken tussen talenparen. Een utiliteitsprogramma zal ter beschikking worden gesteld om te helpen bij het coderen. [...] Deze taak omvat eveneens:
De revisie en de codering van bestanden van woordenboeken voor automatische vertaling die door andere bronnen zijn voorbereid voor de automatische vertaaldiensten van de Commissie.
Het verzamelen van woordenboekbestanden van gebruikers – de contractant onderzoekt op verzoek de door de gebruikers ingevoerde termen en neemt deze in de hoofdwoordenboeken op wanneer zij algemeen gebruikelijk zijn, en zorgt er daarbij voor dat er geen onverenigbaarheden met bestaande termen ontstaan.
3.2 Verbeteringen, aanpassingen en uitbreidingen van de linguïstische routines: specifieke verbeteringen van analyse-, overdrachts‑ en syntheseprogramma’s op basis van feedback, woordenlijsten en teksten die door gebruikers in het automatische vertaalsysteem worden ingegeven. Bijvoorbeeld: de behandeling van gesplitste woorden in de bron‑ en de doeltekst, het gebruik van hoofdletters, de Engelse genitief ‚s’, homografieën en de inachtneming van de bij de Commissie gangbare gebruiken (met name de schrijfwijze van nummers).
3.3 Updaten van het systeem: de woordenboeken en programma’s worden op verzoek van de Commissie geactualiseerd. De contractant werkt nauw met de Commissie samen met het oog op een vlotte integratie van de actualiseringen.
3.4 Actualisering van de documentatie: de contractant actualiseert, voor zover nodig, de documentatie (bijvoorbeeld de coderingshandleidingen) betreffende de delen van het systeem waarvoor hij verantwoordelijk is, en bewaart de gereviseerde documenten in het datacentrum. De geactualiseerde versies omvatten een beschrijving van, en een toelichting bij, de verbeteringen en de wijzigingen die in het kader van de overeenkomst zijn aangebracht [...]”
(3.1 Dictionary coding: Dictionary coding based on feedback, glossaries and texts submitted to MT by users, including the „levelling-up” of dictionaries between language pairs. A utility will be provided to help with coding. [...] This task also includes:
The revision and encoding of MT dictionary files which have been prepared for the Commission’s MT service by other sources.
The harvesting of users’ custom dictionary files - if requested, the contractor will review user entries, and where terms are of general use, include them in the main dictionaries, ensuring that there is no conflict with existing terms.
3.2 Enhancements, Adaptations and Additions to Linguistic Routines: Specific improvements to Analysis, Transfer and Synthesis programs based on feedback, glossaries and texts submitted to MT by users. For example: the treatment of hyphenated words in source and target output, capitalisation, the English genitive s, homographs, and respect of Commission conventions (amongst others, for the writing of numbers).
3.3 System updates: Updates to dictionaries and programs will take place as required by the Commission. The contractor will work closely with the Commission to ensure the smooth integration of updates.
3.4 Documentation updates: The contractor shall update as required any documentation (e.g. coding manuals) on parts of the system for which he is responsible and shall store revised documents at the Data Centre. The updated versions shall include a description of, and explanation for, improvements and changes made under contract [...])
230 Volgens verzoeksters kunnen deze taken slechts worden uitgevoerd indien de kern van het systeem, de taalkundige programma’s en de gegevensstructuur van de Systran‑software (EG‑Systran Unix‑versie) worden gewijzigd en aangepast, wat impliceert dat de broncode van deze software en het voorbereidende materiaal worden gewijzigd. Dat het nodig is om over de broncodes te beschikken en deze te wijzigen om de in de aanbesteding omschreven taken te kunnen uitvoeren, wordt bevestigd door punt 3.7.5 van de aanbesteding, volgens hetwelk de contractant onder meer ervoor moet zorgen dat de laatste versies van de broncodes, de woordenboeken en de programma’s correct worden geïnstalleerd en gecompileerd op de servers van de Commissie.
231 Voorts wordt in het eerste technisch verslag van Bitan uiteengezet waarom voor de uitvoering van de werkzaamheden die in het kader van de gunning van de opdracht aan Gosselies zijn toevertrouwd dient te worden geraakt aan onderdelen van de EG‑Systran Unix‑versie die uit de Systran Unix‑versie zijn overgenomen, zonder dat dit door de Commissie wordt tegengesproken.
232 De functionele beschrijving van de elementen van de Systran‑software in het eerste technisch verslag van Bitan luidt als volgt:
– de in de aanbesteding (punt 3.2 van de aanbesteding, zie punt 229 hierboven) genoemde functie „splitsen van woorden met koppelteken” wordt uitgevoerd in de kern in het kader van de modules voor de voorbehandeling van documenten;
– de in de aanbesteding (punt 3.2 van de aanbesteding, zie punt 229 hierboven) genoemde functie „gebruik van hoofdletters”, namelijk de behandeling van hoofdletters in verschillende talen, wordt uitgevoerd in de kern in het kader van de modules voor de nabehandeling van de tekst;
– de in de aanbesteding (punt 3.2 van de aanbesteding, zie punt 229 hierboven) genoemde regels inzake typografische formattering (bijvoorbeeld het beheer van getallen of ruimtes) worden uitgevoerd in de kern in het kader van de modules voor de nabehandeling van de tekst;
– de in de aanbesteding (punt 3.2 van de aanbesteding, zie punt 229 hierboven) genoemde regels voor het raadplegen van woordenboeken (bijvoorbeeld voor de reconstructie van de Engelse genitief) worden uitgevoerd in de kern, die specifieke kenmerken per taal bevat.
233 Zoals hierboven is uiteengezet, betwisten de partijen niet dat de kern het hart vormt van de „taalkundige ontwikkeling”. Hij bestaat niet uit statische bibliotheken die losstaan van de „taalkundige ontwikkeling”, maar vormt er integendeel een integrerend en essentieel bestanddeel van. Dienaangaande wordt in het eerste technisch verslag van Bitan verklaard dat de kern „in het kader van een normale taalkundige ontwikkeling” vaak moet worden gewijzigd, met name wanneer de volgende in de aanbesteding genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd: „[V]erbeteringen, wijzigingen en uitbreidingen van de linguïstische routines” (punt 3.2 van de aanbesteding, zie punt 229 hierboven, en eerste technisch verslag van Bitan).
234 Uit het voorgaande volgt dat degene aan wie de aanbesteding is gegund, om de hem toevertrouwde taken te kunnen uitvoeren, toegang moet hebben tot de broncodes van de EG‑Systran Unix‑versie om deze te kunnen aanpassen en wijzigen teneinde de in punt 3.2 van de aanbesteding omschreven specifieke verbeteringen van de analyse-, overdrachts‑ en syntheseprogramma’s en de in de punten 3.3, 3.4 en 3.7.5 van de aanbesteding gevraagde actualiseringen te kunnen doorvoeren.
235 De argumenten van de Commissie doen geen afbreuk aan deze beoordeling. De Commissie betwist formeel dat zij de broncodes van de EG‑Systran Unix‑versie aan Gosselies heeft meegedeeld in het kader van de werkzaamheden die deze diende te verrichten om de haar gegunde opdracht te vervullen. Volgens haar hoefde voor de aan deze onderneming toevertrouwde werkzaamheden niet in de kern van de software te worden ingegrepen.
236 Deze stelling is gebaseerd op een technisch verslag van het DGV van 16 januari 2008, dat een antwoord vormde op het eerste technisch verslag van Bitan; hierna: „tweede nota” of „tweede nota van het DGV”). In de inleiding van haar tweede nota merkt het DGV op dat het eerste technisch verslag van Bitan vooral beoogt aan te tonen dat alle taalkundige wijzigingen plaatsvinden in de „analysezone” en dat zij onvermijdelijk worden behandeld in de kern en dus leiden tot een wijziging van de kern zelf. In de tweede nota van het DGV wordt evenwel beklemtoond dat voor de in de aanbesteding bedoelde werkzaamheden die betrekking hebben op de linguïstische routines, geen wijziging van de kern nodig is.
237 Ter ondersteuning van deze stelling merkt het DGV op dat het omhulsel (de op het niveau van de kern gedefinieerde structuur) niet mag worden verward met de inhoud (de door de taalkundige programma’s toegekende codes met een linguïstische connotatie) van de „analysezone”. Het beginsel van de modulariteit van de componenten van het vertaalsysteem vereist een duidelijk scheiding, niet alleen tussen de verschillende linguïstische modules, maar ook tussen de linguïstische modules en de kern. Volgens het DGV is het linguïstische aspect van de kern te verwaarlozen. Dienaangaande merkt het DGV op dat de kern weliswaar de uitvoering van het vertaalproces controleert, dat er een wisselwerking is tussen de kern en alle componenten en dat de kern bepaalde functionaliteiten omvat die min of meer als linguïstisch zouden kunnen worden omschreven (opdeling in zinnen, behandeling van woorden met koppelteken of niet-gevonden woorden), maar dat de modules van de kern algemeen van aard zijn, terwijl de linguïstische routines specifiek zijn voor een brontaal, een talenpaar of een doeltaal.
238 Na onderzoek van de in de aanbesteding van 4 oktober 2003 verstrekte voorbeelden, waarvan wordt gesteld dat zij noodzakelijkerwijs vereisen dat in de kern wordt ingegrepen, merkt het DGV het volgende op:
– „[a]nders dan Systran stelt, wordt de aard van de te leveren prestaties correct weergegeven in de verwijzing naar de [linguïstische routines] in de aanbesteding [...]; het gaat namelijk om specifieke verbeteringen van de analyse‑, overdrachts‑ en syntheseprogramma’s op basis van de feedback van de gebruikers. De in de aanbesteding genoemde voorbeelden van problemen zijn louter indicatief en duidelijk van linguïstische aard”;
– „[h]et ligt voor de hand dat linguïstische problemen in de eerste plaats in [linguïstische routines] worden opgelost; zoals de naam aangeeft, dienen deze routines daarvoor. En zelfs indien bepaalde problemen op het niveau van de kern worden behandeld, kunnen zij ook worden behandeld – en worden zij de facto ook behandeld – op het niveau van de [linguïstische routines] en de woordenboeken. Zoals in elk complex systeem zijn er vele complexe manieren om taalkundige verschijnselen te behandelen”.
239 Uit het voorgaande volgt dat het DGV de verklaring van Bitan, volgens welke voor bepaalde taken die in het kader van de gegunde opdracht werden uitbesteed, aan de kern dient te worden geraakt, niet echt betwist. Zo erkent het DGV uitdrukkelijk dat de kern van de Systran‑software, waarvan de structuur dezelfde is in de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie, bepaalde functionaliteiten bevat, zoals de in de aanbesteding vermelde behandeling van woorden met een koppelteken. Het DGV stemt ook impliciet in met de verklaringen van Bitan, door louter te verklaren dat „zelfs indien bepaalde problemen op het niveau van de kern worden behandeld, [...] zij ook [kunnen] worden behandeld – en [...] de facto ook [worden] behandeld – op het niveau van de [linguïstische routines] en de woordenboeken”. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel worden alle woorden met een koppelteken rechtstreeks in de woordenboeken gecodeerd, ofwel wordt verzocht om een programma te schrijven of te verbeteren om woorden met een koppelteken systematisch te behandelen zonder dat zij één voor één in de woordenboeken hoeven te worden gecodeerd. Dienaangaande merkt Bitan, zonder door het DGV te worden tegengesproken, op dat de functie „splitsen van woorden met koppelteken”, dat wil zeggen het computerprogramma dat deze vraag systematisch behandelt, in de kern wordt uitgevoerd in het kader van de modules voor de voorbehandeling van documenten. Voorts kan het betoog van het DGV niet overtuigen, voor zover het aanvoert dat de in de aanbesteding gegeven voorbeelden waarvan Bitan stelt dat hiervoor in de kern dient te worden ingegrepen, louter indicatief zijn. Volgens de bewoordingen zelf van de aanbesteding gaat het om door gebruikers van de EG‑Systran Unix‑versie gegeven voorbeelden van specifieke verbeteringen die in het kader van de opdracht dienen te worden doorgevoerd.
240 Wat meer bepaald de behandeling van woorden met een koppelteken betreft (bijvoorbeeld het woord „hospital-based”), merkt het DGV op dat de kern bezwaarlijk kan worden geacht een linguïstische rol te spelen, aangezien hij louter, in een eerste fase, het woord zoals het wordt geschreven in het woordenboek opzoekt en vervolgens, indien dit niets oplevert, de zoekbewerking herhaalt door het koppelteken weg te laten (en te zoeken op het woord „hospitalbased”). Indien de zoektocht nog steeds niets oplevert, worden de twee woorden („hospital” en „based”) afzonderlijk opgezocht. Dit soort woorden kan gemakkelijk worden behandeld indien zij rechtstreeks in het woordenboek worden gecodeerd, zoals dit is gedaan voor het woord „medium-sized”, dat vaak in communautaire documenten voorkomt. Zodra het woord is gecodeerd, hoeft het niet verder te worden behandeld en veroorzaakt het geen problemen. Het grootste deel van de behandeling vindt dan plaats in de taalkundige programma’s, om te beginnen op het niveau van de analyse in het programma Ehmrt000.c. De volgende fase van de behandeling vindt plaats op het niveau van de overdracht. Lexicale routines die woorden met een koppelteken behandelen, worden voor de meeste talenparen op basis van het Engels gecreëerd.
241 Deze elementen nemen evenwel niet weg dat ter uitvoering van de gegunde opdracht in de kern dient te worden ingegrepen. Het is van weinig belang of een andere aanpak mogelijk is, en het is ook niet relevant of de gevraagde functionaliteit inhoudelijk van linguïstische aard is. Wat telt, is de in de EG‑Systran Unix‑versie gevolgde aanpak, die dezelfde is als de in de Systran Unix‑versie gevolgde aanpak. De verklaring van de IT‑expert van verzoeksters dat woorden met een koppelteken door middel van een computerprogramma met deze functionaliteit wel degelijk op het niveau van de kern worden behandeld, wordt dus niet ontkracht. Integendeel, deze verklaring wordt bevestigd door de tweede nota van het DGV (zie punt 239 hierboven). Bovendien is in de aanbesteding niet bepaald dat degene aan wie de opdracht wordt gegund alle woorden met een koppelteken dient te coderen, maar dat hij het computerprogramma met deze functionaliteit dient te verbeteren.
242 Wat de behandeling van hoofdletters betreft, merkt het DGV op dat de kern helemaal geen linguïstische, maar veeleer een mechanische rol speelt. De rol van het programma Rtrprint.c bijvoorbeeld, dat een programma van de kern is en in het eerste technisch verslag van Bitan wordt vermeld, bestaat enkel hierin dat het de door de taalkundige programma’s genomen beslissingen in de doeltaal toepast, met name de lexicale routine Lefweekd.c – een programma dat werkt met linguïstische routines – die de dagen van de week behandelt. Zo ook wordt de beslissing om de functionaliteit „hoofdletter” op basis van de regels van de grammatica en de taalkundige context toe te passen in de taalkundige programma’s genomen. Deze beslissing berust in de eerste plaats op de analyse die wordt verricht door het programma Epropnou.c, dat eigennamen, initialen, acroniemen, enzovoort behandelt. De behandeling kan worden voortgezet op het niveau van de overdracht in de lexicale routines, zoals in het talenpaar Engels-Italiaans. Het DGV merkt eveneens op dat de beslissing om al dan niet een hoofdletter te gebruiken zelfs op het niveau van de woordenboeken kan worden genomen. Zo worden bijvoorbeeld alle eigennamen (Panama, Palestina, Parkinson) en alle Duitse substantieven met een hoofdletter aan het begin van het woord gecodeerd.
243 Deze elementen nemen evenwel niet weg dat ter uitvoering van de gegunde opdracht in de kern dient te worden ingegrepen. Het is dienaangaande van weinig belang of de ingreep van linguïstische of van mechanische aard is, aangezien in casu enkel aan de orde is dat niet-toegestane wijzigingen zijn aangebracht aan elementen die door auteursrechten en knowhow worden beschermd. Het doet ook niet ter zake dat een andere aanpak mogelijk is. Wat telt, is de in de EG‑Systran Unix‑versie gevolgde aanpak, die in casu dezelfde is als de in de Systran Unix‑versie gevolgde aanpak. In de aanbesteding is bepaald dat degene aan wie de opdracht wordt gegund, het computerprogramma met deze functionaliteit dient te verbeteren, en het DGV weerlegt niet de verklaring van de IT‑expert van verzoeksters dat de behandeling van de hoofdletters in verschillende talen in de kern plaatsvindt in het kader van de modules voor de voorbehandeling van de tekst. Integendeel, het DGV erkent uitdrukkelijk dat de kern minstens een bijdrage levert in het kader van dit proces, aangezien de beslissingen die door verschillende routines worden genomen, hier worden uitgevoerd. Wat voorts de broncodes van de Systran Unix‑versie en de EG‑Systran Unix‑versie betreft, dient te worden opgemerkt dat Bitan niet enkel heeft aangetoond dat 80 tot 95 % van de broncodes in de kern van beide versies met elkaar overeenstemden, maar ook dat er andere gelijkenissen waren op het niveau van de linguïstische routines, aangezien een groot deel van de routines van de Systran Unix‑versie in de EG‑Systran Unix‑versie zijn terug te vinden. De Systran Unix‑versie bevat net als de EG‑Systran Unix‑versie een programma om hoofdletters te behandelen. Voorts is in de aanbesteding niet bepaald dat degene aan wie de opdracht wordt gegund alle woorden met een hoofdletter moet coderen, maar dat hij het computerprogramma met deze functionaliteit dient te verbeteren.
244 Het DGV gaat niet in op het feit dat de bij de Commissie gangbare gebruiken in acht moeten worden genomen, wat volgens Bitan impliceert dat in de kern dient te worden ingegrepen.
245 Wat de behandeling van de Engelse genitief „’s” betreft (bijvoorbeeld het woord „operator’s”), beklemtoont het DGV dat de rol van de kern bij de behandeling van dit soort woorden zeer beperkt is en hierin bestaat dat de „’s” wordt weggelaten om de opzoeking van het woord op zich (dat wil zeggen het woord „operator”) in het woordenboek mogelijk te maken. Voorts functioneert deze manier van werken perfect, zodat er geen reden is om haar te veranderen.
246 Deze elementen nemen niet weg dat ter uitvoering van de gegunde opdracht in de kern dient te worden ingegrepen en dat deze hiervoor moet worden gewijzigd. Integendeel, het DGV bevestigt uitdrukkelijk dat de kern een rol speelt bij de behandeling van de Engelse genitief, en merkt enkel op dat het computerprogramma dat is ontwikkeld om in deze functionaliteit te voorzien, zijn rol perfect vervult, terwijl uit de tekst zelf van de aanbesteding blijkt dat degene aan wie de opdracht werd gegund, onder meer op dit vlak specifieke verbeteringen diende door te voeren.
247 Het Gerecht heeft in het kader van zijn tweede reeks vragen en ter terechtzitting verschillende vragen gesteld over de aard van de aan de onderneming Gosselies opgedragen werkzaamheden. Meer bepaald heeft het Gerecht de Commissie gevraagd of zij Gosselies daadwerkelijk toegang heeft verleend tot de broncodes van de kern van de Systran‑software om haar in staat te stellen de aan haar toevertrouwde werkzaamheden te verrichten, ongeacht of deze al dan niet, in ondergeschikte orde of in hoofdorde, betrekking hadden op andere delen van de Systran‑software. Voor het geval dat de Commissie haar standpunt zou handhaven dat de betrokken werkzaamheden geen ingreep in de basiskern vereisten en dat zij de broncodes van het EG‑Systran Unix‑systeem niet aan Gosselies heeft meegedeeld, heeft het Gerecht de partijen verzocht om aan te geven of en hoe deze verklaring technisch kan worden geverifieerd.
248 In haar antwoord op deze vragen bleef de Commissie bij haar standpunt dat „voor de aan Gosselies toevertrouwde werkzaamheden geen ingreep in de basiskern vereist was” en gaf zij te kennen dat „zij geen toegang [had] verleend tot de broncodes van de kern van de Systran‑software, en de broncodes van het EG‑Systran Unix‑systeem niet aan Gosselies bekend [had] gemaakt”. Zij heeft tevens verwezen naar de geheimhoudingsovereenkomst betreffende de aanbesteding van 4 oktober 2003, die niet relevant is voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de Commissie in de onderhavige zaak. Wat de technische verificatie betreft van deze verklaring, die wordt tegengesproken door de tekst van de aanbesteding en het eerste technisch verslag van Bitan, stelt de Commissie in haar antwoord op de tweede reeks vragen het volgende:
„Gelet op de competenties die vereist zijn om de hierboven bedoelde handelingen te verrichten en op het feit dat de werknemers van Gosselies die de overeenkomst met de Commissie moesten uitvoeren, taalkundigen (en geen informatici) zijn, kan worden gesteld dat zij helemaal niet in staat waren om in de basiskern in te grijpen. Dienaangaande kan worden gepreciseerd dat de werkzaamheden die toentertijd door Gosselies werden verricht, thans door taalkundigen van de Commissie worden uitgevoerd.”
249 Dit antwoord dient te worden vergeleken met het antwoord van verzoeksters, waarvan de expert, Bitan, in zijn derde technisch verslag, dat betrekking heeft op de methode voor de verificatie van de technische verklaringen van de Commissie, aangeeft op welke wijze de twee versies van de EG‑Systran Unix-software, namelijk die welke dateert van vóór de aanbesteding en die welke dateert van na de aanbesteding en die de mogelijkheid biedt om te voldoen aan de verwachtingen van de Commissie, dienen te worden vergeleken. Dit punt is ter terechtzitting besproken. De Commissie heeft daarbij opgemerkt dat het niet zo moeilijk was om deze vergelijking te verrichten als zij had gedacht.
250 Bijgevolg moet, gelet op de door de partijen aangevoerde argumenten en de antwoorden die zijn gegeven op de vragen van het Gerecht, worden vastgesteld dat de Commissie de gegevens die verzoeksters hebben verstrekt ter ondersteuning van hun stelling dat de aan Gosselies opgedragen werkzaamheden vereisten dat toegang werd verleend tot de broncode van de EG‑Systran Unix‑versie en dat deze broncode werd gewijzigd, niet heeft weerlegd. Het standpunt van de Commissie wordt zowel tegengesproken door de technische gegevens die verzoeksters op dit punt hebben verstrekt als door haar eigen aanbesteding. Voorts stellen verzoeksters dat „de onderneming Gosselies, die tot op het ogenblik van de aanbesteding slechts in embryonale vorm bestond en bijna geen werknemers had, ex-werknemers van Systran Luxemburg heeft ingehuurd en daardoor het menselijke kapitaal heeft kunnen verwerven dat nodig was om aan de aanbesteding te voldoen en de opdracht binnen te halen”. Uit de activiteitenrapporten van Systran Luxemburg die zijn opgenomen in de bijlagen 4 en 5 bij het antwoord van de Commissie op de laatste reeks vragen, blijkt evenwel dat zij eerder IT‑taken uitvoerde dan taalkundige taken. Ter terechtzitting heeft de Commissie de curricula vitae van de werknemers van Gosselies overgelegd. Op basis daarvan kon worden vastgesteld dat het niet enkel gaat om taalkundigen, maar ook om informatici die perfect in staat zijn om zich toegang te verschaffen tot de broncodes van de Systran‑software en daaraan te werken, ook aan de codes die overeenstemden met de kern of andere ermee verbonden linguïstische routines.
251 Ten slotte heeft de Commissie in antwoord op de derde reeks vragen betreffende de factoren die bij de evaluatie van de schade in aanmerking moeten worden genomen, als bijlage een deskundigenverslag van 3 mei 2010 overgelegd dat is opgesteld door L. Golvers, burgerlijk ingenieur en IT‑expert bij de Belgische rechtbanken, en betrekking heeft op de onrechtmatige handelingen die de Commissie zou hebben verricht door de kern van de EG‑Systran Unix‑versie te wijzigen en de knowhow van Systran openbaar te maken (hierna: „rapport Golvers”; zie eveneens de nota met opmerkingen over het rapport Golvers die Bitan heeft opgesteld onder voorbehoud van de beslissing van het Gerecht over de ontvankelijkheid van het rapport Golvers, dat is opgenomen in een bijlage bij de antwoorden van verzoeksters op de vierde reeks antwoorden), alsook de verklaring van A. Seck, een bestuurder van Gosselies, van 23 april 2010, waarin nader wordt ingegaan op de inhoud van de werkzaamheden die deze onderneming voor de Commissie heeft verricht (hierna: „verklaring van Gosselies”).
252 Het rapport Golvers en de verklaring van Gosselies zijn evenwel uiterst laat ingediend, zonder dat op het ogenblik van de overlegging van deze stukken ook maar enige reden voor deze vertraging is opgegeven. Dit gebrek aan motivering is des te onbegrijpelijker daar de verschillende punten waarop de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld, alsook in het bijzonder het deskundigenverslag dat zij werd geacht over te leggen ter weerlegging van de door de IT‑expert van verzoeksters aangevoerde argumenten en de informatie die zij kon verstrekken om een beter inzicht te verschaffen in de werkzaamheden die waren verricht door de onderneming waaraan de opdracht was gegund, in de eerste twee reeksen vragen aan bod waren gekomen en ter terechtzitting uitvoerig waren besproken.
253 Bijgevolg moet overeenkomstig artikel 48, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering worden geoordeeld dat het rapport Golvers en de verklaring van Gosselies niet ontvankelijk zijn en dat er bij de beoordeling van de argumenten van de partijen geen rekening mee mag worden gehouden.
254 Hoe dan ook dient te worden vastgesteld dat het rapport Golvers dan wel door een burgerlijk ingenieur en IT‑expert bij de Belgische rechtbanken mag zijn opgesteld, maar de resultaten van het verslag van de deskundige van verzoeksters op dit punt niet ontkracht. Golvers baseert zijn verslag immers niet op de verschillende versies van de Systran‑software – of het nu gaat om Systran Unix of om de verschillende EG‑Systran Unix‑versies – voor en na de uitvoering van de in de litigieuze aanbesteding beoogde werkzaamheden, en hij heeft evenmin het resultaat van de door Gosselies voor rekening van de Commissie verrichte werkzaamheden onderzocht. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de IT‑expert van verzoeksters in zijn antwoord op een schriftelijke vraag van het Gerecht en ter terechtzitting duidelijk heeft uiteengezet op welke wijze de Commissie de verschillende versies van de EG‑Systran Unix-software kon vergelijken teneinde de aanwijzingen dat voor de verschillende in de aanbesteding beoogde werkzaamheden toegang tot de kern en de hiermee verbonden linguïstische routines nodig was en dat deze werkzaamheden tot een wijziging van deze kern en routines leidden, te bevestigen of te weerleggen. De Commissie heeft aldus herhaaldelijk de kans gekregen om zich vrij te pleiten door het materiële bewijs te leveren dat de uitvoering van de in de aanbesteding beoogde werkzaamheden niet had geleid tot enige wijziging van de door de auteursrechten en de knowhow van Systran beschermde gegevens. Het rapport Golvers levert niet dit materiële bewijs.
255 Het rapport Golvers is uitsluitend gebaseerd op de memories, de bijlagen en de procedurestukken in de onderhavige zaak, daaronder begrepen de verschillende technische nota’s van de IT‑expert van verzoeksters, alsook op gesprekken met ambtenaren van het DGV en met D. Buisoni, een bestuurder van Gosselies en voormalig programmeur van Systran Luxemburg. Op technisch vlak wijst Golvers in wezen op het belang dat de Commissie hecht aan de woordenboeken die zij heeft opgesteld, wat niet ter discussie staat en de Systran‑groep geenszins belet om haar intellectuele-eigendomsrechten op de kern van de Systran‑software te doen gelden, zowel voor de oorspronkelijke Systran Mainframe‑versie als – vooral – ook voor de Systran Unix‑versie, de enige versie die relevant is in de onderhavige zaak.
256 Golvers beklemtoont eveneens dat het personeel van Gosselies per definitie niet de vereiste technische competenties had om in te grijpen in ingewikkelde, in taal C geschreven programma’s, hoewel hij eveneens verklaart dat Gosselies personeel van Systran Luxemburg tewerkstelde, dat perfect in staat was om te werken aan de verschillende versies van de Systran‑software.
257 Bovendien legt Golvers in zijn beschrijving van de werkzaamheden die Gosselies ter uitvoering van de aanbesteding heeft verricht, vooral de nadruk op de werkzaamheden ter uitvoering van punt 3.1 van de aanbesteding, namelijk de codering van de woordenboeken, en gaat hij nauwelijks in op de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van punt 3.2, dat wil zeggen de verbeteringen, aanpassingen en uitbreidingen van de linguïstische routines.
258 De codering is verricht door middel van externe software, „DMP”, die niet in de aanbesteding is vermeld en waarvan het bestaan voor het eerst in dit stadium van de procedure, namelijk op 5 mei 2010, is aangevoerd. Volgens het rapport Golvers bestond de codering van de woordenboeken in de toevoeging en de correctie van 10 577 termen. Dienaangaande wordt in de verklaring van Gosselies opgemerkt dat Gosselies „tot taak had de elektronische woordenboeken, die in de loop der jaren op duizenden punten dienden te worden aangepast, aan te zuiveren” en dat zij daarvoor „gebruik heeft gemaakt van de DMP-software, die de mogelijkheid biedt om incoherenties gemakkelijker visueel voor te stellen, ze te corrigeren en [...] de woordenboeken in een open format van databanken op te slaan”. Gelet op de opmerkingen die de expert van verzoeksters dienaangaande heeft ingediend, moet worden vastgesteld dat het weinig waarschijnlijk is dat de Commissie ongeveer 2 miljoen EUR heeft betaald aan een externe dienstverrichter om 10 577 termen in een programma te corrigeren, wat volgens de berekeningen van Bitan, rekening houdend met de duur van de opdracht, neerkomt op 2,5 termen per dag per werknemer van Gosselies, terwijl een lexicograaf van Systran gemiddeld 400 termen per dag ingeeft.
259 Wat de andere werkzaamheden betreft, wordt in het rapport Golvers summier uiteengezet dat Gosselies „voornamelijk de woordenboeken heeft geactualiseerd en de linguïstische routines op enkele punten heeft aangepast, niet in de ‚kern’, maar in de bestanden die automatisch uit Mainframe Amdhal werden gehaald”. In de verklaring van Gosselies wordt zelfs niet op dit aspect van de verrichte werkzaamheden ingegaan, tenzij dan misschien op een dubbelzinnige wijze, voor zover hierin wordt gesteld dat „de aanpassingen op het niveau van de woordenboeken uiteindelijk slechts tot doel hadden voor een betere vertaling te zorgen”. De stelling van Golvers komt erop neer dat, zelfs indien zou blijken dat het voor de „enkele” aanpassingen van de linguïstische routines die Gosselies heeft verricht, nodig was om in te grijpen in de broncode van de EG‑Systran Unix‑versie, de Systran‑groep dienaangaande niet over enig auteursrecht of enige knowhow beschikt, aangezien het slechts gaat om de Unix-versie van een broncode die voordien enkel bestond in de EG‑Systran Mainframe‑versie, waarop de Systran‑groep helemaal geen rechten kon doen gelden en die geen verband met de Systran Unix‑versie vertoonde. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat uit het onderzoek blijkt dat de Systran Unix‑versie een primair, oorspronkelijk en beschermenswaardig werk is, dat de EG‑Systran Unix‑versie is afgeleid van Systran Unix en verschillende wezenlijke gelijkenissen op het niveau van de kern en de linguïstische routines vertoont en dat de Commissie nooit heeft aangetoond welke elementen van de kern en de linguïstische routines van Systran Unix haar eigendom zijn op grond van de rechten die zij heeft op de woordenboeken en de hiermee verbonden linguïstische routines van EG‑Systran Mainframe, zonder dat verzoeksters zich dienaangaande zouden kunnen beroepen op de rechten die zij hebben op de oorspronkelijke Systran Mainframe‑versie.
260 Anderzijds stellen verzoeksters, en tonen zij genoegzaam aan, dat voor de in punt 3.2 van de aanbesteding gevraagde wijzigingen toegang tot en een wijziging van de uit de Systran Unix‑versie overgenomen elementen van de EG‑Systran Unix‑versie vereist is. De Commissie heeft niet het tegenbewijs geleverd door de verschillende versies van de Systran‑software te vergelijken om aan te tonen dat geen van de gegevens in de kern van de Systran Unix‑versie is gewijzigd door de werkzaamheden die in het kader van de aanbesteding zijn uitgevoerd.
261 Uit het voorgaande volgt dat de Commissie, door zichzelf het recht aan te matigen, zonder de voorafgaande toestemming van de Systran‑groep werkzaamheden uit te voeren die noodzakelijkerwijs leiden tot een wijziging van elementen van de Systran Unix‑versie van de Systran‑software die in de EG‑Systran Unix‑versie zijn terug te vinden, inbreuk heeft gemaakt op de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten ter zake gemeen hebben. Deze onrechtmatige handeling, die een voldoende gekwalificeerde schending van de auteursrechten van de Systran‑groep op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software en van haar knowhow dienaangaande vormt, brengt de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap mee.
B – Geleden schade en causaal verband
1. Door Systran Luxemburg geleden schade en causaal verband
a) Argumenten van partijen
262 Verzoeksters stellen dat de door Systran Luxemburg geleden schade minstens 1 170 328 EUR bedraagt. Deze schade omvat om te beginnen het verlies van 571 000 EUR dat deze onderneming in 2003 heeft geleden. Alvorens in 2003 de aanbesteding uit te schrijven, heeft de Commissie immers haar commerciële betrekkingen met Systran Luxemburg stopgezet, wat heeft geleid tot het ontslag van de werknemers van deze onderneming. Deze verliezen moeten dus in aanmerking worden genomen, aangezien het besluit om het personeel te ontslaan pas is genomen na de stopzetting van de commerciële betrekkingen met de Commissie. De door Systran Luxemburg geleden schade omvat tevens de winstderving op de opdracht die in strijd met de rechten van de Systran‑groep in het kader van de aanbesteding aan Gosselies is gegund. Verzoeksters ramen deze winstderving op 30 % van de omzet. Aangezien de overeenkomst met Gosselies voorzag in een omzet van 800 000 EUR per jaar en dit voor een periode van vier jaar, bedraagt deze schade 30 % van 3 200 000 EUR, dat wil zeggen 960 000 EUR. In repliek hebben verzoeksters gepreciseerd dat deze schade 599 328 EUR bedraagt, gelet op de door de Commissie overgelegde berekening, volgens welke 30 % van een bedrag van 1 997 760 EUR dient te worden genomen. De door Systran Luxemburg geleden schade vloeit rechtstreeks voort uit de handelingen van de Commissie. Het feit dat deze onderneming personeel heeft ontslagen, is enkel aan deze handelingen te wijten. Het feit dat Systran Luxemburg winst heeft gederfd houdt eveneens rechtstreeks verband met het besluit van de Commissie om de opdracht in strijd met de rechten van de Systran‑groep aan Gosselies te gunnen.
263 De Commissie betoogt dat verzoeksters niet het bewijs hebben geleverd dat Systran Luxemburg daadwerkelijk schade heeft geleden. Bovendien liggen de haar ten laste gelegde gedragingen niet aan de oorsprong van de verliezen die deze onderneming in 2003 heeft geleden en van de winstderving die zij voor de jaren 2003 tot en met 2007 heeft aangevoerd. Systran Luxemburg en Systran hebben immers niet gereageerd op de aanbesteding van 4 oktober 2003. Zelfs al zou de schade bestaan, dient bij de berekening ervan te worden uitgegaan van de totale omzet uit de overeenkomsten die in het kader van de aanbesteding van 4 oktober 2003 met Gosselies zijn gesloten, dat wil zeggen van een bedrag van 1 997 760 EUR over vier jaar en niet van 3 200 000 EUR, zoals verzoeksters stellen. Bovendien is het maatschappelijke doel van Systran Luxemburg meervoudig. Het omvat „informaticaontwikkelingen, met name op het gebied van de natuurlijke talen, de verkoop en het verstrekken van informaticadiensten en software, de behandeling, het invoeren en de vertaling van tekst in welke vorm dan ook”. Het feit dat Systran Luxemburg haar activiteiten heeft stopgezet kan dus niet aan de Commissie worden toegeschreven.
b) Beoordeling door het Gerecht
264 Verzoeksters vorderen een bedrag van 1 170 328 EUR ter vergoeding van de schade die Systran Luxemburg zou hebben geleden, namelijk 571 000 EUR voor het verlies dat verband houdt met de stopzetting van haar activiteiten in 2003 en 599 328 EUR voor de winstderving die samenhangt met de gunning van de opdracht aan Gosselies.
265 Evenwel moet worden opgemerkt dat de gebeurtenis die de schade in verband met de stopzetting van de activiteiten heeft veroorzaakt, volgens hetgeen verzoeksters ter terechtzitting hebben gesteld, bestaat in een manœuvre van de Commissie om Systran Luxemburg te dwingen haar personeel te ontslaan. Zo een dergelijk manœuvre, dat zou hebben geleid tot de stopzetting van de commerciële betrekkingen, al zou zijn aangetoond, dient te worden opgemerkt dat het geen verband houdt met de auteursrechten van Systran op Systran Unix of met haar knowhow dienaangaande. De door verzoeksters aangevoerde, en in casu vastgestelde, onrechtmatige handeling bestaat in de schending van deze auteursrechten en knowhow. Voorts kan de schade die bestaat in de winstderving niet rechtstreeks aan de Commissie worden toegerekend, aangezien Systran Luxemburg niet heeft ingeschreven op de litigieuze aanbesteding, die tot de gunning van de opdracht aan Gosselies heeft geleid.
266 Aangezien er geen causaal verband is tussen de aan de Commissie verweten gedraging en de door Systran Luxemburg aangevoerde schade, kan deze niet worden vergoed voor de door haar gestelde schade.
267 Bijgevolg dient de vordering van Systran Luxemburg tot vergoeding van de verliezen die zij heeft geleden door de stopzetting van haar activiteiten in 2003, en van de winst die zij heeft gederfd door de gunning van de opdracht aan Gosselies, te worden afgewezen.
2. Door Systran geleden schade en causaal verband
268 In deze fase zij eraan herinnerd dat voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG, vereist is dat de schade waarvoor vergoeding wordt gevraagd, reëel en zeker is (zie arrest Agraz e.a./Commissie, aangehaald in punt 126, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak) en dat een voldoende direct causaal verband tussen het gedrag van de instelling en de schade bestaat (zie in die zin arrest Hof van 4 oktober 1979, Dumortier e.a./Raad, 64/76, 113/76, 167/78, 239/78, 27/79, 28/79 en 45/79, Jurispr. blz. 3091, punt 21).
a) Argumenten van partijen
Verschillende soorten schade, daadwerkelijk bestaan ervan en causaal verband
269 In de eerste plaats betogen verzoeksters dat de door Systran geleden materiële schade in totaal 46 804 000 EUR bedraagt. Deze schade vloeit volgens hen rechtstreeks voort uit de handelingen van de Commissie. Hij vloeit om te beginnen voort uit de waardevermindering van Systrans aandelen in Systran Luxemburg. De waarde van deze aandelen, waarvoor in de boekhouding van Systran voor 100 % voorzieningen zijn aangelegd, bedraagt 1 950 000 EUR, waaraan nog eens een voorziening van 64 000 EUR dient te worden toegevoegd, wat neerkomt op een totaalbedrag van 2 014 000 EUR. De materiële schade van Systran bestaat eveneens in het verlies van de economische waarde van haar immateriële activa. Door de opdracht aan Gosselies te gunnen en aldus de knowhow van Systran zonder haar toestemming openbaar te maken, heeft de Commissie deze activa hun economische waarde ontnomen, die in het geheime karakter ervan gelegen is. De schade die de Commissie integraal dient te herstellen, stemt dus overeen met de waarde van de openbaar gemaakte knowhow. Voorts beklemtonen verzoeksters dat zij door de auteursrechtelijke inbreuk en de openbaarmaking van hun knowhow daadwerkelijk schade lijden. Zij leggen verschillende verklaringen over van distributeurs, financiers en accountants waaruit blijkt dat zij zware schade lijden door de houding die de Commissie ten aanzien van hun auteursrechten aanneemt.
270 De Commissie betwist deze evaluatie van de materiële schade. Volgens haar staat niet vast dat daadwerkelijk schade is geleden en hebben de haar verweten onrechtmatige handelingen, zo zij deze al zou hebben verricht, niet geleid tot een totale waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg of tot een schade die overeenstemt met het totale verlies van de financiële waarde van de immateriële activa van Systran. Verzoeksters hebben ook niet aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de aangevoerde onrechtmatigheden en de materiële schade die zij zouden hebben geleden. Voorts blijkt uit het jaarrapport van Systran voor het jaar 2005, dat de resultaten voor 2001 tot en met 2005 bevat, dat 2003 een zeer goed jaar was ten opzichte van de vorige jaren (2001 en 2002) en de volgende jaren (2004 en 2005). In dit jaarrapport wordt de daling van de omzet niet toegeschreven aan het verlies van de Commissie als klant of aan het feit dat deze een auteursrechtelijke inbreuk zou hebben gepleegd. Dienaangaande wordt in het jaarrapport het volgende opgemerkt:
„Computerprogramma’s vormen over het algemeen geen octrooieerbare uitvindingen. De groep behoudt alle auteursrechten op haar technologie en producten. Tot op heden was de groep niet betrokken bij geschillen over intellectuele-eigendomsrechten [...] Er zijn geen gerechtelijke of scheidsrechterlijke gedingen aanhangig die een aanzienlijke impact kunnen hebben, of in het recente verleden hebben gehad, op de financiële situatie, de activiteit of het resultaat van de groep.”
271 Wat de verschillende verklaringen betreft die zijn overgelegd om aan te tonen dat daadwerkelijk schade is geleden, betwist de Commissie om te beginnen de verklaring van de accountants, omdat daarin wordt aangegeven dat de haar verweten openbaarmaking de door Systran aangelegde voorziening gedeeltelijk rechtvaardigt. Zij stelt in wezen dat de betrokken boeking is ingegeven door opportuniteitsoverwegingen en betrekking heeft op één jaar, 2008, waarin alle ondernemingen voorzichtig waren. De Commissie stelt voorts dat het kennelijk onjuist is dat haar gedrag de commerciële betrekkingen van de Systran‑groep heeft verstoord, aangezien Systran zelf het geschil in de media heeft gebracht en de Commissie en Gosselies geen concurrenten van de Systran‑groep zijn. De door de distributeurs van Systran verstrekte documenten zijn duidelijk a posteriori opgesteld en het is absurd om te stellen dat de vermeende auteursrechtelijke inbreuk een weerslag op die distributeurs kan hebben gehad. De commerciële problemen zijn veeleer te wijten aan het feit dat concurrerende oplossingen zijn opgedoken, dat verschillende versies van de software verouderd zijn of dat in 2008/2009 een economische crisis is uitgebroken. Voorts acht de Commissie het onjuist dat haar gedrag een belangrijke hinderpaal kan vormen voor investeerders die in de Systran‑groep geïnteresseerd zijn. Hun gedrag valt immers te verklaren door het feit dat de Systran‑groep de Commissie als klant heeft verloren. Dienaangaande is geen causaal verband aangetoond.
272 In de tweede plaats ramen verzoeksters de door Systran geleden morele schade op minstens 2 miljoen EUR. Deze morele schade kan enkel worden geschat, ook al is zij zeker, aangezien de Systran‑groep aanzienlijke verliezen heeft geleden door het feit dat de Commissie haar knowhow openbaar heeft gemaakt. Ook wordt de reputatie van de Systran‑groep geschaad door het feit dat verzoeksters gedwongen waren om een procedure tegen een institutionele klant in te stellen. Hun imago en hun commerciële betrekkingen hebben hier erg onder geleden. Voorts kan het gedrag van de Commissie andere bestaande en potentiële klanten van de Systran‑groep er enkel toe aanzetten te proberen haar systeem via andere dan commerciële wegen te bemachtigen.
273 Dienaangaande merkt de Commissie op dat Systran alleen verantwoordelijk is voor het feit dat het geding in de media is gekomen en dat dus geen morele schade hoeft te worden vergoed. De Commissie merkt voorts op dat schadevergoeding kan worden geweigerd of tot een „symbolische frank” kan worden beperkt indien het slachtoffer van een auteursrechtelijke inbreuk zijn schade of de omvang ervan niet kan bewijzen. Het is niet bewezen dat voor 2 miljoen EUR morele schade is geleden en evenmin dat een causaal verband bestaat tussen het haar verweten gedrag en de gestelde schade.
Oorspronkelijke begroting van het waardeverlies van de immateriële activa
274 In antwoord op de opmerkingen van de Commissie over het waardeverlies van de immateriële activa hebben verzoeksters een nota van hun financiële expert overgelegd (nota van A. Martin, boekhoudkundig expert en accountant in Frankrijk, erkend door verschillende Franse rechterlijke instanties, waaronder de Cour de cassation, betreffende de evaluatie van de immateriële activa van Systran; hierna: „eerste financiële nota van verzoeksters”). Wat Systran – een „eenproductsonderneming” – betreft, zijn de enige „waardeerbare” immateriële activa de software en de knowhow, die gedeeltelijk als vaste activa in de boekhouding zijn opgenomen. De boekhoudkundige waarde vormt evenwel niet de reële waarde van deze activa, die kan worden geschat op basis van de beurswaarde van de onderneming. In casu kan aan de hand van de evolutie van de koers van het aandeel van Systran een duidelijk verband worden vastgesteld tussen de onrechtmatige handelingen van de Commissie en de vermindering van de beurswaarde van deze onderneming en dus van haar immateriële activa. In de eerste financiële nota van verzoeksters komt Martin tot de volgende conclusie: „De immateriële activa van Systran [konden] op basis van de beurskapitalisatie in het begin van 2004 worden berekend op 43 [tot] 45 miljoen EUR. Deze immateriële activa bestaan in wezen uit de automatische vertaalsoftware, het enige product van Systran, en de daarmee verbonden knowhow. Eind 2004 waren deze immateriële activa nog slechts 23 [tot] 24 miljoen EUR waard. De waardevermindering met 20 [tot] 21 miljoen EUR kon slechts worden verklaard door de handelingen van de Commissie [...] die hebben geleid tot de openbaarmaking van deze elementen en het litigieuze gebruik ervan.” Verzoeksters stellen in dit stadium dan ook dat de Commissie wegens het waardeverlies van de immateriële activa tot een schadevergoeding van 44 790 000 EUR dient te worden veroordeeld, aangezien deze activa door de openbaarmaking hun volledige economische waarde verliezen. De Commissie dient minstens te worden veroordeeld tot de zekere en reeds vastgestelde schade, die bestaat in het verlies van de marktwaarde die uit de openbaarmaking voortvloeit, namelijk 21 miljoen EUR.
275 In antwoord op de eerste financiële nota van verzoeksters legt de Commissie een nota van haar financiële expert over (nota van P. Tytgat, bedrijfsrevisor in België). Op de verklaring dat „de omzet [van Systran] na een daling in 2004, die grotendeels te wijten was aan het verlies van de Commissie [als klant], in 2005 stabiel is gebleven, alvorens opnieuw te dalen in 2006”, antwoordt de expert van de Commissie dat Systran Luxemburg en niet Systran de Commissie als klant had en dat deze verklaring lijkt aan te tonen dat de daling van de omzet van Systran niet het gevolg was van de gestelde auteursrechtelijke inbreuk. Ter weerlegging van de stelling dat „de waardevermindering van de beurskapitalisatie in 2004 [...] slechts [kon] worden verklaard door de handelingen van de Commissie” en dat „de koers van [het aandeel] van Systran in 2004 regelmatig daalde naargelang het nieuws zich verspreidde dat de Commissie de software en de daarmee verbonden knowhow openbaar had gemaakt, terwijl de beurswaarden stegen en de CAC 40 steeg van een gemiddelde maandelijkse waarde van 3 636 [punten] in januari naar 3 796 [punten] in december 2004”, merkt de expert van de Commissie op dat de evolutie van het aandeel van Systran niet moet worden vergeleken met die van de CAC 40-index, maar met de sectorale index „Software en informaticadiensten” van de beurs van Parijs. Deze evolutie toont aan dat het aandeel van Systran de sectorale index heeft gevolgd, wat aantoont dat de gestelde auteursrechtelijke inbreuk niet aan de oorsprong ligt van de aangevoerde schade. Bovendien wordt de waarde van een immaterieel actief bepaald door een financiële evaluatie op een bepaald tijdstip en hangt deze waarde niet af van de koers van het aandeel, die van een hele reeks andere factoren afhangt. Verzoeksters stellen dus ten onrechte dat de waarde van de immateriële vaste activa van een onderneming automatisch en zonder onderscheid afhangt van haar beurskapitalisatie. De expert van de Commissie beklemtoont voorts dat de activa van Systran niet enkel bestaan uit de Systran‑software. Deze onderneming brengt ook andere software in de handel en bezit een merk dat, gelet op haar positie op de markt voor vertaalsoftware, een ander belangrijk onderdeel van haar immateriële activa vormt. Systran is dus geen „eenproductsonderneming” en er kan niet worden gesteld dat de waarde van haar gehele handelsfonds is aangetast.
Andere schadebegroting
276 Na de terechtzitting hebben verzoeksters in antwoord op de derde en de vierde reeks vragen betreffende de begroting van de schade verwezen naar de twee in artikel 13 van richtlijn 2004/48 bedoelde begrotingsmethodes, namelijk de methode van „de negatieve economische gevolgen”, waarbij „alle passende aspecten” in aanmerking worden genomen, waaronder de winstderving en het waardeverlies van de immateriële activa, en de methode van de „forfaitaire schadevergoeding”, waarbij het bedrag van de schadevergoeding forfaitair wordt vastgesteld op basis van factoren zoals het bedrag aan royalty’s dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken. Bij de antwoorden van verzoeksters zijn twee nota’s van hun financiële expert gevoegd (nota van Martin van 23 april 2010 en nota van Martin van 2 juni 2010; hierna respectievelijk: „tweede financiële nota van verzoeksters” en „derde financiële nota van verzoeksters”).
277 Vooraf herhalen verzoeksters dat daadwerkelijk schade is geleden door het waardeverlies van de immateriële activa. Zij merken op dat deze immateriële activa in 2004, in een periode van amper twaalf maanden na de gunning van de opdracht, met 46 %, dat wil zeggen voor een bedrag van 20 tot 21 miljoen EUR, in waarde zijn verminderd, terwijl de beurskapitalisatie van de aandelen in deze sector volgens de index „Software en informaticadiensten” van de Beurs van Parijs in dezelfde periode met 1,5 % is gestegen. Een dergelijke sterke daling van de koers van Systrans aandeel kan enkel worden verklaard door het feit dat de Commissie haar knowhow openbaar heeft gemaakt. Dit waardeverlies is vervolgens nog groter geworden en was in maart 2010 gestegen naar 43 tot 45 miljoen EUR.
278 Voorts betogen verzoeksters dat het waardeverlies van de immateriële activa zowel volgens de methode van de negatieve economische gevolgen als volgens die van de forfaitaire schadevergoeding in aanmerking moet worden genomen. Bij de begroting van dit waardeverlies kunnen twee benaderingen worden gevolgd: ofwel wordt het waardeverlies bepaald aan de hand van het verlies aan toekomstige cashflow, zoals Tytgat, de financiële expert van de Commissie, ter terechtzitting heeft voorgesteld, ofwel wordt uitgegaan van een vergelijking met de beurskapitalisatie, zoals oorspronkelijk door Martin is voorgesteld. Verzoeksters stellen dat de eerste methode minder relevant is dan de tweede, aangezien zij berust op prognoses en hypothetische gegevens. Niettemin heeft Martin in de tweede financiële nota van verzoeksters deze benadering gevolgd. Hij komt tot de conclusie dat de schade van Systran in dat geval 33,5 miljoen EUR bedraagt (18,5 miljoen EUR voor de periode 2004‑2010 en 15 miljoen EUR voor de toekomst volgens de op basis van de eerste jaarhelft van 2010 geactualiseerde gegevens). Wat de tweede benadering betreft, merken verzoeksters op dat de stelling dat het waardeverlies van de beurskapitalisatie door andere factoren dan het onrechtmatige gedrag van de Commissie kan worden verklaard, in theorie relevant is, maar in casu niet ter zake doet, aangezien geen enkele andere factor kan verklaren dat de beurskapitalisatie in 2004 met 46 % is gedaald, terwijl de referentie-index met 1,5 % is gestegen. Welke benadering ook wordt gevolgd, de schade ten gevolge van het waardeverlies van de immateriële activa bedraagt hoe dan ook minstens 20 miljoen EUR.
279 In antwoord op de vraag van het Gerecht of het waardeverlies van de immateriële activa kan worden begroot door de toepassing van een percentage van 5 % op de omzet die sinds 2004 is behaald, stellen verzoeksters dat een dergelijke benadering slechts kan worden gevolgd indien de methode van forfaitaire vergoeding wordt toegepast, en niet wanneer de methode van de negatieve economische gevolgen wordt toegepast. Volgens de methode van de forfaitaire schadevergoeding dienen de volgende factoren in aanmerking te worden genomen: het bedrag van de royalties die de Commissie had moeten betalen om de broncode van Systran te mogen wijzigen (10,9 miljoen EUR voor de periode van 2004 tot de eerste jaarhelft van 2010), vermeerderd, ten eerste, met een „aanvullend bedrag”, rekening houdend met andere factoren, zoals de verzwakking van de concurrentiepositie van Systran, het verlies van clientèle en de aantasting van het vermogen om zich verder te ontwikkelen, die niet door de loutere toekenning van de hierboven bedoelde royalties kunnen worden goedgemaakt – dienaangaande merkt Martin op dat dit aanvullende bedrag kan worden bepaald door de toepassing van een percentage op de omzet, met dien verstande dat de wereldwijde en niet de Europese omzet in aanmerking dient te worden genomen, dat de omzet van 2003 als berekeningsbasis wordt genomen en dat een percentage van 10 % in plaats van 5 % wordt toegepast – en, ten tweede, met de toekomstige schade, die door Martin wordt geraamd op 15 miljoen EUR.
280 De Commissie betwist om te beginnen dat de Systran‑groep daadwerkelijk materiële schade heeft geleden, aangezien er geen voldoende direct causaal verband is tussen de schade en het haar verweten gedrag. Zij stelt onder verwijzing naar haar rechten op de woordenboeken dat zij de aan Gosselies opgedragen werkzaamheden zonder de toestemming van de Systran‑groep mocht laten uitvoeren. Voorts merkt zij op dat de werknemers van Gosselies werknemers van Systran Luxemburg waren en dus de knowhow bezaten die zij volgens verzoeksters openbaar heeft gemaakt. Bij de antwoorden van de Commissie waren nota’s van haar financiële expert gevoegd (nota van Tytgat van 3 mei 2010 en nota van Tytgat van 10 juni 2010; hierna respectievelijk: „tweede financiële nota van de Commissie” en „derde financiële nota van de Commissie”).
281 In antwoord op de vraag van het Gerecht betreffende de begroting van een deel van de geleden schade door de toepassing van een percentage van 5 % op de omzet die sinds 2004 is behaald, verwijst de Commissie naar de analyse van Tytgat, volgens welke „de verwijzing naar 5 % van de omzet die Systran sinds 2004 heeft behaald, niet relevant is”. Tytgat beklemtoont dat uit geen enkel feitelijk gegeven valt af te leiden dat de waarde van het handelsfonds van Systran sinds 2004 kan zijn gewijzigd. Door in 2004 niet in te schrijven op de aanbesteding van de Commissie, heeft Systran „zich op een bepaald moment in een slechte positie gemanoeuvreerd op een van de domeinen waarop zij actief was”. Het is onmogelijk om in het kader van het complexe geheel van activiteiten, kosten, marges en omzetcijfers van Systran de financiële gevolgen van een bepaalde handeling op een precieze, zekere en bewijskrachtige manier te bepalen, zoals het ook niet mogelijk is om de schade te begroten aan de hand van het waardeverlies van de beurskapitalisatie. Voorts kan de waarde van de Systran‑groep sinds 2005 door verschillende factoren zijn aangetast. De enige manier om eventuele schade te begroten bestaat erin om uit te gaan van het „verlies aan toekomstige cashflow die rechtstreeks door het verloren gegaan actief wordt gegenereerd”, waarbij van beneden af dient te worden vertrokken, „dat wil zeggen [van de] overeenkomsten, [de] kostencentra, een inkomsten genererende eenheid”, en niet van bovenaf, dat wil zeggen „van de gecumuleerde omzetcijfers voor alle producten, alle overeenkomsten, alle landen, met forfaitaire, niet‑gestaafde coëfficiënten”. Bovendien bestrijkt de activiteit van Systran „vele producten, vele sectoren, vele grondgebieden, vele portalen en, bijgevolg, vele klanten”. Volgens het jaarverslag van Systran voor 2008 kennen de cyclisch verlopende activiteiten op het gebied van de uitgifte van software een teruggang omdat versie 6 van de Systran‑software bijna verouderd is en iedereen wacht op versie 7. De door Tytgat aangevoerde multidimensionale matrix en de korte levensduur van bepaalde door Systran in de handel gebrachte producten brengen met zich dat bepaalde componenten van de omzet volatiel zijn en dat het dus gevaarlijk is om naar de omzet te verwijzen. Ten slotte is het grootste deel van de omzet van Systran afkomstig van grote internetproviders, wat bewijst dat er geen schade is, aangezien deze klanten nog steeds bestaan.
b) Beoordeling door het Gerecht
282 Verzoeksters vorderen een bedrag van 46 804 000 EUR ter vergoeding van de materiële schade die Systran door het gedrag van de Commissie heeft geleden, namelijk 2 014 000 EUR voor de waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg en 44 790 000 EUR voor het waardeverlies van de immateriële activa, dat het reeds vastgestelde verlies van 21 miljoen EUR omvat.
Waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg
283 Wat de schade betreft die zou zijn geleden door de waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg nadat deze onderneming haar activiteiten had stopgezet, zij opgemerkt dat Systran hiervoor geen vergoeding kan eisen, aangezien de stopzetting van de activiteiten van Systran Luxemburg volgens verzoeksters te wijten is aan een manœuvre van de Commissie om haar te dwingen haar personeel te ontslaan (zie punt 265 hierboven). Een dergelijk manœuvre, zo dit al zou zijn aangetoond, houdt geen verband met de auteursrechten van Systran op Systran Unix of met haar knowhow dienaangaande, waarvan de niet-inachtneming de in casu vastgestelde onrechtmatige handeling vormt. Voor zover het betrokken manœuvre zou bestaan in de gunning van de litigieuze opdracht aan een andere onderneming, kan de op die grond aangevoerde schade ook niet rechtstreeks aan de Commissie worden toegerekend, aangezien Systran Luxemburg niet heeft ingeschreven op de litigieuze aanbesteding, die heeft geleid tot de gunning van de opdracht aan Gosselies.
284 Aangezien er geen causaal verband is tussen het aan de Commissie verweten gedrag en de gestelde schade, dient de vordering van Systran tot vergoeding van het verlies ten gevolge van de waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg te worden afgewezen.
Waardeverlies van de immateriële activa
285 Wat de schade ten gevolge van het waardeverlies van de immateriële activa van Systran betreft, dienen verzoeksters te worden vergoed indien blijkt dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, reëel en zeker is en dat een voldoende direct causaal verband tussen het gedrag van de Commissie en de schade bestaat.
– Oorspronkelijk door verzoeksters voorgestelde begroting
286 Vooraf zij opgemerkt dat de oorspronkelijk door verzoeksters voorgestelde begroting van het waardeverlies van de immateriële activa van Systran niet kan worden aanvaard. Deze begroting berust immers op een vergelijking tussen de beurswaarde van Systran en een aandelenindex van de 40 belangrijkste ondernemingen aan de beurs van Paris (CAC 40-index) (zie punt 274 hierboven en eerste financiële nota van verzoeksters). In casu heeft een dergelijke vergelijking geen enkele bewijskracht, aangezien zij te algemeen is om op basis daarvan genoegzaam te kunnen vaststellen welke schade het aan de Commissie verweten gedrag heeft veroorzaakt.
287 Zoals de financiële expert van de Commissie terecht heeft opgemerkt, kan de waardevermindering van de beurskapitalisatie door tal van factoren worden verklaard en niet alleen door het gedrag van de Commissie.
288 Dienaangaande merkt de financiële expert van verzoeksters op dat de koersdaling van het aandeel in 2004 volgens hem door niets anders dan de onrechtmatige openbaarmaking van de knowhow van Systran valt te verklaren en ook aanzienlijk zou zijn indien zij met een relevante sectorale index, namelijk die voor „Software en informaticadiensten” van de beurs van Parijs, en niet met de CAC 40-index, werd vergeleken.
289 Anders dan verzoeksters stellen, is evenwel niet afdoende bewezen dat de aandelenkoers van Systran in 2004 regelmatig is gedaald naargelang het nieuws zich verspreidde dat de Commissie de software en de daarmee verbonden knowhow openbaar had gemaakt. Uit de verschillende stukken van het dossier blijkt immers dat dit nieuws zich veeleer in 2005 heeft verspreid of althans in 2006 algemeen bekend is geraakt. Zo is op 28 juli 2005 bij de Europese Ombudsman een klacht tegen de Commissie ingediend en heeft de Ombudsman op 28 september 2006 de resultaten van zijn onderzoek bekendgemaakt. Voorts merkt Tytgat in de tweede financiële nota van de Commissie, na te hebben vastgesteld dat „uit geen enkel feitelijk gegeven valt af te leiden dat de waarde van het handelsfonds [...] van Systran sinds 2004 kan zijn gewijzigd (zie site en andere communiqués)”, op dat „bijvoorbeeld ook bekend is dat het feit dat Systran in haar perscommuniqué van 18 oktober 2006, 6 uur 48, en in haar jaarverslag van 2006 over het geschil heeft bericht, een negatieve weerslag heeft gehad op de waarde van de groep”. In Systrans jaarverslag van 2005 was niet naar dit geschil verwezen (zie punt 270 hierboven). Bovendien dateren alle persartikelen die verzoeksters in een bijlage bij hun verzoekschrift hebben opgenomen om aan te tonen dat de onderhavige zaak in de media aan bod is gekomen, van eind 2005 of van 2006.
290 Bijgevolg kan, gelet op de door de partijen verstrekte gegevens, niet worden uitgesloten dat de aandelenkoers van Systran in de betrokken periode afhing van tal van factoren die hierop een invloed konden uitoefenen, zodat verzoeksters zich niet kunnen beroepen op het totale waardeverlies van de immateriële activa van Systran, dat volgens hen voor de periode sinds 2004 43 tot 45 miljoen EUR bedraagt.
– Daadwerkelijk bestaan van de door Systran geleden schade en causaal verband tussen deze schade en het gedrag van de Commissie
291 Ondanks het feit dat deze oorspronkelijke begroting onvoldoende precies is, kan het Gerecht er niet aan voorbijgaan dat de Systran‑groep in casu een reële en zekere schade heeft geleden, die een voldoende direct causaal verband vertoont met het aan de Commissie verweten gedrag.
292 In antwoord op de tweede reeks vragen, die met name ertoe strekken het effect van het gedrag van de Commissie op de activiteiten van de Systran‑groep op een andere wijze te meten dan op basis van een vergelijking met de beurswaarde van Systran, hebben verzoeksters een hele reeks gegevens meegedeeld om het waardeverlies van de knowhow van Systran na de openbaarmaking ervan door de Commissie toe te lichten.
293 Ten eerste hebben verzoeksters twee verklaringen van hun distributeurs overgelegd, waarin wordt uiteengezet in welke mate de houding van de Commissie ten tijde en na de gunning van de litigieuze opdracht in concreto een negatieve weerslag heeft op de commerciële activiteiten van de Systran‑groep. De schade bestaat in het verlies van potentiële klanten en in het feit dat de gesprekken met de bestaande klanten moeilijker verlopen. Deze klanten begrijpen niet waarom zij moeten betalen voor iets wat geen waarde heeft voor de Commissie (zie de verklaringen die in naam van twee distributeurs als bijlagen bij het antwoord van verzoeksters op de tweede reeks vragen zijn opgenomen).
294 Anders dan de Commissie stelt (zie punt 271 hierboven), illustreren deze verklaringen het – volkomen plausibele – feit dat een geding tussen een onderneming die door haar ontwikkelde software in de handel brengt, en een van haar institutionele klanten, die stelt dat hij het recht heeft om een derde te verzoeken te werken aan software die van de vorige software is afgeleid, zonder dat hij daarvoor de toestemming van de auteur van het oorspronkelijke werk nodig heeft, de commerciële betrekkingen tussen deze onderneming en haar bestaande en potentiële klanten bemoeilijkt. In dit verband kan de Commissie Systran, een beursgenoteerde onderneming, niet verwijten dat zij overeenkomstig haar verplichtingen het publiek erover heeft ingelicht dat een geding betreffende de intellectuele-eigendomsrechten op de door haar in de handel gebrachte software tussen hen aanhangig was. Zo ook neemt het feit dat de Commissie geen software in de handel brengt niet weg dat de klanten van de Systran‑groep door haar gedrag kunnen gaan twijfelen over de juiste omvang van de rechten van Systran op de software die zij in de handel brengt. Niets wijst er dus op dat de door verzoeksters overgelegde verklaringen buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat zij door opportuniteitsoverwegingen zouden zijn ingegeven. Integendeel, deze verklaringen tonen aan welke specifieke weerslag het gedrag van de Commissie op de commerciële activiteiten van Systran heeft gehad.
295 Ten tweede hebben verzoeksters verschillende verklaringen of getuigenissen van financiële ondernemingen overgelegd waaruit blijkt dat Systran door het gedrag van de Commissie minder aantrekkelijk is geworden voor haar aandeelhouders, huidige of potentiële investeerders of overnemers (zie de documenten in de bijlagen bij het antwoord van verzoeksters op de tweede reeks vragen die in naam van verschillende investeringsmaatschappijen en een bank zijn overgelegd).
296 Anders dan de Commissie stelt (zie punt 271 hierboven), wordt in deze verschillende getuigenissen en verklaringen op voldoende overtuigende wijze uiteengezet hoe verschillende investeerders reageren wanneer zij moeten beslissen of zij hun deelneming in een onderneming die software in de handel brengt waarvan de rechten door de Commissie worden betwist, zullen behouden, of zij hierin zullen investeren dan wel of zij deze onderneming zullen overnemen. Zo hebben bepaalde investeerders geweigerd om in Systran te investeren. Een andere investeerder heeft besloten om een aanzienlijke deelneming met verlies te verkopen en in dit verband uitdrukkelijk verklaard dat „het geding tussen Systran en de Commissie en vooral het feit dat deze laatste [...] de rechten en de knowhow van Systran betwist, deze onderneming beletten om zich commercieel te ontwikkelen en de investeerders aldus een klare kijk op het aandeel ontnemen”. Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commissie niet zomaar een klant is, maar een institutionele klant die over een bijzonder uitgebreide juridische dienst en een grote kennis op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten beschikt. De aard van het geschil moet eveneens in aanmerking worden genomen, aangezien dit geschil niet louter van commerciële aard is, maar betrekking heeft op de auteursrechten en de knowhow van Systran met betrekking tot software die haar naam draagt en het belangrijkste actief vormt van deze onderneming, waarvan de activiteit volledig is toegespitst op de ontwikkeling en de verkoop van haar automatische vertaalsoftware Systran.
297 Het betoog van de Commissie dat de problemen van Systran hun oorsprong vinden in het feit dat de verschillende versies van de Systran‑software verouderd geraken, kan niet worden aanvaard. Zoals verzoeksters in hun antwoord op de vierde reeks vragen opmerken, doet het feit dat een nieuwe softwareversie in de handel wordt gebracht geen afbreuk aan de intellectuele-eigendomsrechten die de auteur ervan heeft op de vorige versie, die een economische waarde behoudt. De Systran‑groep haalt nog steeds voordeel uit de vorige versies, door onderhoud voor haar klanten te verrichten, door hun extra licenties voor nieuwe talenparen of andere servers te verkopen of verwante diensten te leveren of door integratieovereenkomsten met andere uitgevers van software te sluiten. Voorts betogen verzoeksters op overtuigende wijze dat de EG‑Systran Unix‑versie, die met de Systran Unix 4-versie overeenstemt, dezelfde architectuur heeft als de volgende versies (dat wil zeggen de versies 5 tot en met 7). Al deze versies hebben een gemeenschappelijke broncode en zijn op dezelfde software gebaseerd, namelijk de Systran‑software in de Unix-versie. Deze verschillende versies onderscheiden zich niet door hun architectuur, maar door de toevoeging van nieuwe functionaliteiten, de verbetering van de vertaalalgoritmen en de verrijking van de taalkundige bronnen.
298 Ten derde betogen verzoeksters dat het waardeverlies van de intellectuele-eigendomsrechten van Systran door het gedrag van de Commissie nog toeneemt naarmate de tijd verstrijkt. Zij merken op dat Systran op 31 december 2008 een belangrijke voorziening heeft moeten aanleggen voor de waardevermindering van haar immateriële activa, „gelet op de aanzienlijke schade die zij lijdt door de schending van haar intellectuele-eigendomsrechten en de openbaarmaking van haar knowhow door de Commissie, de moeilijkheden waarmee zij in 2008 werd geconfronteerd en de uitzonderlijke instabiliteit van het huidige economische klimaat” (zie de verklaring van de accountants van Systran van 13 oktober 2009). Het gedrag van de Commissie rechtvaardigde dus, althans gedeeltelijk, deze boekhoudkundige voorziening.
299 Op basis van deze verklaring kan worden vastgesteld dat de voorziening van 11,6 miljoen EUR die in 2008 is aangelegd wegens de waardevermindering van de immateriële activa is ingegeven door de drie daarin genoemde redenen, waarvan de eerste het geding met de Commissie is. Niettegenstaande de opmerkingen van de Commissie (zie punt 271 hierboven), die de nadruk legt op een andere in deze verklaring aangevoerde reden, namelijk de uitzonderlijke financiële crisis die in 2008 is begonnen, kan niet worden uitgesloten dat een geding betreffende de schending van de intellectuele-eigendomsrechten en de onrechtmatige openbaarmaking van de knowhow van Systran een weerslag kan hebben op de waardering van de immateriële activa van deze onderneming.
300 Bijgevolg is er een voldoende direct causaal verband tussen het gedrag van de Commissie in de onderhavige zaak en de schade die Systran heeft geleden, ten eerste op commercieel vlak door het verlies van potentiële klanten en het feit dat de besprekingen met de bestaande klanten moeilijker verliepen, ten tweede op financieel vlak door het feit dat zij minder aantrekkelijk werd voor de aandeelhouders, de investeerders en eventuele overnemers en, ten slotte, door het feit dat Systran eind 2008 een deel van de voorziening van 11,6 miljoen EUR voor de waardevermindering van haar immateriële activa heeft moeten aanleggen wegens het aan de Commissie verweten gedrag. Deze door het gedrag van de Commissie veroorzaakte schade is reëel en zeker, zoals blijkt uit de documenten die verzoeksters dienaangaande hebben overgelegd, ook al kan zij niet nauwkeurig worden berekend. De vraag naar de morele schade wordt hierna in de punten 324 en 325 onderzocht.
– Forfaitaire begroting van de schade
301 In dit verband heeft het Gerecht de partijen gevraagd volgens welke methode de reële en zekere schade, die een voldoende direct causaal verband vertoont met het gedrag van de Commissie, in de onderhavige zaak kan worden begroot.
302 In antwoord op de derde reeks vragen hebben verzoeksters artikel 13 van richtlijn 2004/48 aangehaald, dat luidt als volgt:
„1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de benadeelde partij de inbreukmaker die wist of redelijkerwijs had moeten weten dat [hij een] inbreuk pleegde, gelasten de rechthebbende een passende vergoeding te betalen tot herstel van de schade die deze wegens de inbreuk heeft geleden.
De rechterlijke instanties die de schadevergoeding vaststellen:
a) houden rekening met alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen,
waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in passende gevallen, andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die de rechthebbende door de inbreuk heeft geleden;
of
b) kunnen, als alternatief voor het bepaalde onder a, in passende gevallen de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag, op basis van elementen als ten minste het bedrag aan royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken.
[...]”
303 De toepassing van de methode van de negatieve economische gevolgen doet in casu grote problemen rijzen, aangezien de financiële expert van de Commissie systematisch elke poging van de financiële expert van verzoeksters om de schade te begroten verwerpt. Tytgat doet in wezen niets anders dan kritiek uitoefenen op de ramingen van Martin en op de criteria die deze hanteert om de verschillende negatieve economische gevolgen voor Systran, met name de gederfde winst, te evalueren, zonder evenwel zelf een parallelle evaluatie te verrichten.
304 Wanneer Martin bijvoorbeeld een poging onderneemt om de schade ten gevolge van het waardeverlies van de immateriële activa te begroten op basis van de methode die Tytgat ter terechtzitting heeft voorgesteld, namelijk door uit te gaan van het verlies aan toekomstige cashflow die rechtstreeks door het betrokken actief wordt gegenereerd, krijgt hij het verwijt dat niet is aangetoond dat de door hem gebruikte gegevens, die zijn verkregen op basis van een door een onderzoeksbureau verrichte financiële analyse, op een „juiste correlatie” berusten (derde financiële nota van de Commissie, blz. 4). Tytgat stelt evenwel geen concreet alternatief criterium voor, ook al heeft Martin verklaard dat deze financiële analyse, die door een onafhankelijk onderzoeksbureau is verricht, is uitgevoerd naar aanleiding van het plan om voor 7 miljoen EUR aan obligaties met warrant uit te geven, dat Systran begin 2004 vergeefs heeft trachten uit te voeren, op een tijdstip dat met de in aanmerking te nemen periode overeenstemt (tweede financiële nota van verzoeksters, voetnoot 2, en bijlage bij deze nota).
305 Wanneer verzoeksters, zonder serieus door de Commissie te worden tegengesproken, opmerken dat de auteursrechten van Systran op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software de kern vormen van de activiteit van deze onderneming en dat de weigering van de Commissie om deze rechten in acht te nemen een weerslag kan hebben op de omzet en de ontwikkeling van de onderneming, herhaalt Tytgat dat een omstandige, met stukken onderbouwde evaluatie dient te worden verricht, en dit van beneden af, „dat wil zeggen op basis van een overeenkomst, een kostencentrum, een inkomsten genererende eenheid”, om rekening te houden met de vele producten die Systran volgens haar verkoopt of de vele activiteiten die zij volgens haar verricht, die niettemin allemaal verband lijken te houden met de ontwikkeling en de verkoop van de Systran‑software (tweede financiële nota van de Commissie, blz. 8). Wanneer Martin daarentegen de schade tracht te begroten op basis van de economische waarde van de opdracht die de Commissie specifiek aan Gosselies heeft gegund, die overeenstemt met een nettomarge die wordt geraamd op 30 % van de daadwerkelijk behaalde omzet, wat volgens de door verzoeksters verstrekte gegevens lager is dan de reële marge van de Systran‑groep op dit soort opdrachten (antwoord van verzoeksters op de vierde reeks vragen, punt 12), wordt deze beoordeling door Tytgat bekritiseerd op grond dat „het voorstel om de nettomarge te berekenen op basis van een forfaitair percentage van de omzet uit één enkele activiteit [...] niet rigoureus onderbouwd [is aangezien e]en forfaitair bedrag slechts geldig kan worden vastgesteld op basis van een steekproef van bewijskrachtige gegevens die een zekere periode bestrijken” (tweede financiële nota van de Commissie, blz. 3, en derde financiële nota van de Commissie, blz. 5). Voortgaande op de opmerkingen van de financiële expert van de Commissie is het praktisch onmogelijk om de schade die Systran door het gedrag van de Commissie heeft geleden, in concreto te begroten, ongeacht het criterium op basis waarvan deze begroting wordt verricht, aangezien uitputtende of voldoende nauwkeurige gegevens op dit vlak ontbreken.
306 Gelet op de moeilijkheid om de criteria ter beoordeling van de negatieve economische gevolgen voor Systran vast te stellen, moet in casu een forfaitair bedrag ter vergoeding van de schade worden vastgesteld overeenkomstig de methode van de forfaitaire schadevergoeding, op basis van elementen als – ten minste – het bedrag aan royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken. Overeenkomstig deze methode moeten de hierna genoemde elementen in aanmerking worden genomen.
307 Het eerste element dat in aanmerking moet worden genomen, is het bedrag van de royalty’s dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker Systran toestemming had gevraagd om de desbetreffende intellectuele-eigendomsrechten te gebruiken met het oog op de uitvoering van de in de aanbesteding genoemde werkzaamheden ter verbetering, aanpassing en uitbreiding van de linguïstische routines waarvoor toegang tot de in de EG‑Systran Unix‑versie overgenomen elementen van de Systran Unix‑versie, alsook de wijziging daarvan, noodzakelijk is.
308 Gelet op de aard van deze werkzaamheden moet een dergelijk forfaitair bedrag om de redenen die verzoeksters overtuigend hebben uiteengezet in hun antwoorden op de derde en de vierde reeks vragen, worden vastgesteld op basis van de prijs van een licentie waarbij aan de houder ervan de toestemming wordt gegeven om de broncode van de software te wijzigen, en niet op basis van de prijs van een licentie die louter het recht verleent om deze software te gebruiken. Een dergelijke licentie voor het wijzigen van de broncode is ongebruikelijk, aangezien zij niet beantwoordt aan het traditionele economische model waarin uitgevers van software passen. Een dergelijke licentie ontneemt de uitgever immers elke mogelijkheid om de houder ervan licenties voor nieuwe versies van de software te verkopen, maar ook om diensten te verlenen die normalerwijs enkel de uitgever met betrekking tot deze software mag verrichten. Bovendien kan een dergelijke licentie de knowhow van de uitgever in gevaar brengen, aangezien zij ertoe kan leiden dat de broncode aan derden wordt meegedeeld. Wanneer een licentie voor het wijzigen van de broncode wordt verkocht waarbij aan de houder ervan de toestemming wordt verleend om de software zelf verder te ontwikkelen, komt dit er dus op neer dat afstand wordt gedaan van toekomstige inkomsten uit gebruikslicenties die uit deze software kunnen worden gehaald.
309 In deze context moet het theoretische bedrag van een dergelijke licentie voor het wijzigen van de broncode worden bepaald volgens de financiële methode die de financiële expert van verzoeksters in het antwoord op de derde reeks vragen heeft voorgesteld. Volgens deze methode dient bij de bepaling van de theoretische prijs van een licentie voor het wijzigen van de broncode te worden uitgegaan van de prijs van een jaarlijkse licentie voor het gebruik van de Systran‑software door de Commissie.
310 De financiële expert van verzoeksters, Martin, raamt de prijs van een jaarlijkse licentie voor het gebruik van de Systran‑software door de Commissie op 760 000 EUR. Bij deze raming is hij uitgegaan van de prijs die een wereldwijd actieve onderneming die internetdiensten verleent elk jaar betaalt voor het recht om de Systran‑software te gebruiken, de jaarlijkse prijs die in het verleden is betaald door twee andere wereldwijd actieve Amerikaanse ondernemingen, waarvan de één een internetzoekmachine beheert en de andere gespecialiseerd is in de uitgifte van software, en de prijs van ongeveer 1,3 miljoen EUR die een nationale administratie die minstens even groot is als de Commissie en die evenals de Commissie reeds beschikte over een permanente licentie voor het gebruik van de software, zonder dat zij het recht had om deze licentie te wijzigen, heeft betaald voor een loutere update die haar in staat stelde om versie 7 van deze software te gebruiken.
311 De financiële expert van de Commissie, Tytgat, komt op tegen het feit dat Martin verwijst naar particuliere ondernemingen, op grond dat de betrokken tarieven geen geschikte voorbeelden zijn en veel hoger zijn dan de tarieven die voor de Commissie gelden. De genoemde licenties zijn immers licenties met een commerciële inslag en geen licenties voor particulier gebruik. De Commissie gebruikt de Systran‑software niet om haar commerciële aanbod voor het grote publiek te verbeteren, maar stelt deze software ter beschikking van honderden ambtenaren. Bijgevolg is de waarde die bij de bepaling van de prijs van een licentie voor het wijzigen van de broncode als uitgangspunt is genomen, onjuist en dient de redenering die daarop voortbouwt, te worden verworpen.
312 Volgens de Commissie had de financiële expert van verzoeksters moeten uitgaan van een prijs van ongeveer 15 000 EUR, die overeenstemt met de prijs van een niet-commerciële gebruikslicentie voor administraties, zoals blijkt uit de prijs die door een distributeur van software is voorgesteld aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor een jaarlijkse licentie voor de Systran‑software Enterprise Server 7, Standard Edition (dat wil zeggen ongeveer 15 000 EUR voor het gebruik van deze software door 2 500 gebruikers en ongeveer 15 000 EUR voor het „English World Pack”, dat meerdere talen omvat, namelijk Engels, Arabisch, Chinees, Nederlands, Frans, Duits, Grieks, Italiaans, Japans, Koreaans, Pools, Portugees, Russisch, Spaans en Zweeds). De Commissie verwijst in haar antwoorden op de derde en de vierde reeks vragen eveneens naar de prijsklasse van 15 000 EUR (tot 100 gebruikers) tot 150 000 EUR of meer (voor een onbepaald aantal gebruikers en voor de complexe behoeften van grote ondernemingen waarvoor de software dient te worden geïntegreerd) die in een perscommuniqué van Systran met betrekking tot de verschillende soorten gebruikslicenties voor de Systran‑software Enterprise Server 6 (Workgroup Edition, Standard Edition en Global Edition) wordt genoemd.
313 Om te beginnen zij opgemerkt dat de financiële experts van de partijen het erover eens zijn dat de prijs van een jaarlijkse licentie voor het gebruik van de Systran‑software door de Commissie als uitgangspunt kan worden genomen bij de vaststelling van de prijs van een hypothetische licentie voor het wijzigen van de broncode van deze software, maar dat zij het niet eens zijn over de waarde die aan een dergelijke licentie dient te worden toegekend. Dienaangaande zij ter vergelijking opgemerkt dat de Commissie in haar antwoorden op de derde en de vierde reeks vragen heeft verklaard dat een bedrag van 1 925 280 EUR aan Gosselies is betaald voor de uitvoering van de haar opgedragen werkzaamheden, die een periode van drie jaar, van 2004 tot en met 2006, bestreken. Gosselies heeft dus gemiddeld 641 760 EUR per jaar ontvangen voor de uitvoering van de door de Commissie gevraagde werkzaamheden.
314 Wat de kritiek van de Commissie betreft met betrekking tot de prijs van de verschillende gebruikslicenties die jaarlijks wordt betaald door de drie wereldwijd actieve ondernemingen die door de expert van verzoeksters zijn genoemd (zie punt 310 hierboven), blijkt uit de financiële documenten betreffende de Systran‑groep dat het grootste deel van de inkomsten van deze onderneming afkomstig is van zeer grote klanten. Zo blijkt uit het referentiedocument voor het jaar 2008, dat op 29 april 2009 is ingediend bij de Franse toezichthoudende autoriteit voor de financiële markt, dat de vijf grootste klanten van de Systran‑groep in 2004 goed waren voor 60,9 % van haar omzet, dat de eerste twee klanten in dat jaar exact dezelfde inkomsten opleverden (14,8 % van de omzet), dat deze vijf grootste klanten in 2008 goed waren voor 42,3 % van haar omzet en dat de grootste klant in dat jaar goed was voor 10,9 % van de omzet van 7,6 miljoen EUR, dat wil zeggen een omzet van iets meer dan 760 000 EUR opleverde. Dit element kan dus worden aangevoerd als een factor die in aanmerking dient te worden genomen bij de raming van de prijs van een jaarlijkse gebruikslicentie. Het gaat hier in zekere zin om een maximumbedrag.
315 Anders dan de Commissie betoogt, die zich dienaangaande baseert op documenten van de Systran‑groep waarin wordt verwezen naar gebruikslicenties voor versie 6 of 7 van de Systran‑software Enterprise Server, hanteert deze onderneming ook geen speciale tarieven voor administraties wanneer zij software distribueert of laat distribueren. Zoals de Commissie erkent, hangt het prijsbeleid van de Systran‑groep met betrekking tot gebruikslicenties voor haar software voornamelijk af van de verkochte uitgave. Zo blijkt uit een vergelijking van de gegevens die de Commissie met betrekking tot de versies 6 en 7 van de Systran‑software Enterprise Server heeft verstrekt, dat de goedkoopste uitgave van deze software, de „Workgroup Edition”, die op één enkele productieserver onder het besturingssysteem Windows kan worden gebruikt door maximaal 100 personen, beschikbaar is vanaf 15 000 EUR, dat de tussenversie, de „Standard Edition”, die op twee productieservers onder de besturingssystemen Windows en Linux kan worden gebruikt door maximaal 2 500 personen, beschikbaar is vanaf 30 000 EUR, en dat de meest ontwikkelde uitgave, de „Global Edition”, die op een onbeperkt aantal productieservers onder de besturingssystemen Windows, Linux en Solaris kan worden gebruikt door een onbeperkt aantal personen, beschikbaar is vanaf 150 000 EUR. In hun opmerkingen over de stelling van de Commissie dat de prijs voor een gebruikslicentie maximaal 150 000 EUR kan bedragen, beklemtonen verzoeksters dat de prijs die op basis van een perscommuniqué van de Systran‑groep met betrekking tot versie 6 van de Systran‑software Enterprise Server wordt genoemd, duidelijk een minimumprijs is, zoals blijkt uit de term „vanaf”. Volgens verzoeksters gaat het in casu om een uitgangsprijs voor één enkel talenpaar en één enkele server.
316 Gelet op deze verschillende argumenten en op de documenten die ter ondersteuning ervan worden aangehaald, dient het bedrag van de hypothetische jaarlijkse licentie voor het gebruik van de Systran‑software door de Commissie, die wordt gebruikt als uitgangspunt voor de berekening van de prijs van een jaarlijkse licentie voor het wijzigen van de broncode, op 450 000 EUR te worden vastgesteld. Het door de expert van verzoeksters voorgestelde bedrag is te hoog, aangezien de door de Commissie gebruikte versie weliswaar aan meer dan 2 500 gebruikers ter beschikking wordt gesteld, maar dit aantal veel lager is dan het aantal gebruikers binnen de drie door hem genoemde wereldwijd actieve ondernemingen, waarmee de Systran‑groep wellicht de grootste overeenkomsten heeft gesloten. Voorts is het door de Commissie voorgestelde bedrag te laag, aangezien het bedrag van 150 000 EUR overeenstemt met het uitgangsbedrag voor de door de Commissie gewenste oplossing, en een nationale administratie die minstens zo groot is als de Commissie, zoals verzoeksters hebben aangevoerd, zonder door de Commissie te zijn tegengesproken, een bedrag heeft betaald dat gelijk is aan 1,3 miljoen EUR om de door haar gebruikte versie van de Systran‑software te laten updaten.
317 Op basis van dit uitgangsbedrag van 450 000 EUR dient het bedrag van de royalty’s te worden bepaald dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker Systran toestemming had gevraagd om de desbetreffende intellectuele-eigendomsrechten te gebruiken voor de uitvoering van de in de aanbesteding beoogde werkzaamheden. Volgens de door de financiële expert van verzoeksters voorgestelde berekeningsmethode, die niet serieus door de Commissie wordt betwist (zie punt 319 hierna), kan het bedrag van de jaarlijkse royalty’s voor het wijzigen van de broncode worden vastgesteld op tweemaal het bedrag van een jaarlijkse gebruikslicentie, dat wil zeggen 900 000 EUR. Hierbij houdt het Gerecht, evenals de financiële expert van verzoeksters, rekening met het feit dat de Commissie reeds over een gebruiksrecht op deze software beschikte en dat deze software niet door het grote publiek wordt gebruikt.
318 Voor de periode van 2004 tot 2010 kan het bedrag van deze jaarlijkse royalty’s voor het wijzigen van de broncode aldus worden vastgesteld op 7 miljoen EUR (dat wil zeggen 0,9 miljoen EUR – zijnde het bedrag van de jaarlijkse royalty’s voor het wijzigen van de broncode – maal 7,76 – zijnde de actualiseringsfactor die de financiële expert van verzoeksters heeft berekend, rekening houdend met een risicoloze rentevoet van 4 % voor de periode 2004‑2010; dit levert een totaalbedrag op van 6 984 000 EUR, wat wordt afgerond op 7 miljoen EUR).
319 Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commissie de door de financiële expert van verzoeksters voorgestelde en door het Gerecht gevolgde methode niet echt betwist. De Commissie herhaalt dienaangaande enkel de stelling van haar financiële expert, die in antwoord op de vierde reeks vragen slechts opmerkt dat de expert van verzoeksters „een kapitalisatieberekening uitvoert in plaats van de actuele waarde voor een afgesloten periode te berekenen” en dat „de meest vooraanstaande financiële theorie aanbeveelt om de observatietijdvakken in verschillende horizonten met verschillende parameters op te splitsen, in plaats van zonder onderscheid te kapitaliseren”. De door de financiële expert van verzoeksters gehanteerde methode is evenwel niet gebaseerd op de „kapitalisatie”, zoals de financiële expert van de Commissie stelt, maar op de actualisatie van de gegevens tegen een risicoloze rentevoet van 4 % voor de periode 2004‑2010, een redelijk percentage dat op de betrokken periode kan worden toegepast. De Commissie voert geen relevante redenen aan waarom het Gerecht deze methode niet zou mogen gebruiken om het bedrag van de royalty’s vast te stellen dat verschuldigd was geweest indien zij Systran toestemming had gevraagd om de litigieuze werkzaamheden uit te voeren.
320 Het tweede element dat in aanmerking dient te worden genomen, is het „aanvullende” bedrag dat noodzakelijk is om rekening te houden met andere materiële schadefactoren die niet kunnen worden goedgemaakt door de loutere toekenning van bovengenoemde royalty’s. De door deze onderneming sinds 2004 geleden schade kan immers niet volledig worden vergoed door de loutere betaling achteraf van het bedrag aan royalty’s dat verschuldigd was geweest indien de Commissie Systran toestemming had gevraagd om de intellectuele-eigendomsrechten te gebruiken.
321 Gelet op de stukken van het dossier en met name op de verschillende verklaringen die verzoeksters hebben overgelegd om de weerslag van het onrechtmatige gedrag van de Commissie op de activiteit en de ontwikkeling van Systran aan te tonen, dient te worden geoordeeld dat de negatieve weerslag op de activiteit en de ontwikkeling van deze onderneming sinds 2004 forfaitair dient te worden geraamd op 650 000 EUR per jaar (dit is ongeveer 6 % van de in 2003 behaalde omzet).
322 Dit aanvullende bedrag, geactualiseerd voor de jaren 2004 tot en met 2010, kan dus op 5 miljoen EUR worden vastgesteld (dat wil zeggen 0,65 miljoen EUR – bovengenoemd forfaitair jaarlijks bedrag – maal 7,76 – de actualiseringsfactor die de financiële expert van verzoeksters heeft berekend, rekening houdend met een risicoloze rentevoet van 4 % voor de periode 2004‑2010; dit levert een totaalbedrag van 5 044 000 EUR op, wat wordt afgerond op 5 miljoen EUR).
323 Gelet op de stukken hoeft daarentegen in de onderhavige zaak bij de forfaitaire begroting van de geleden schade geen rekening te worden gehouden met de „toekomstige” schade, die door de financiële expert van verzoeksters is geraamd op 15 miljoen EUR. Deze raming berust niet op voldoende bewijskrachtige materiële gegevens die de toekenning van dit bedrag kunnen rechtvaardigen.
324 Het laatste element dat bij de forfaitaire begroting van het bedrag van de schadevergoeding in aanmerking moet worden genomen, is de geleden morele schade. Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commissie door haar handelwijze Systran de rechten heeft ontzegd waarop zij op grond van haar schepping aanspraak kon maken. Dit gedrag is des te meer te veroordelen daar de Commissie als instelling aan de oorsprong ligt van de verschillende in de onderhavige zaak niet‑nageleefde bepalingen die het gemeenschapsrecht op het gebied van het auteursrecht harmoniseren. Bijgevolg moet Systran worden vergoed voor de morele schade die zij door het gedrag van de Commissie heeft geleden.
325 Aangezien verzoeksters evenwel niet hebben uitgelegd waarom het bedrag van deze schadevergoeding op minstens 2 miljoen EUR moet worden vastgesteld, is het in het kader van de forfaitaire begroting van de schadevergoeding passend om de vergoeding die de Commissie dient te betalen ter vergoeding van de morele schade die zij door haar gedrag heeft veroorzaakt, vast te stellen op het symbolische bedrag van 1 000 EUR.
326 Gelet op het voorgaande dient een forfaitaire schadevergoeding van 12 001 000 EUR aan Systran te worden toegekend ter vergoeding van de schade die zij door het gedrag van de Commissie heeft geleden, namelijk:
– 7 miljoen EUR voor de royalty’s die in de periode van 2004 tot 2010 verschuldigd waren geweest indien de Commissie toestemming had gevraagd om de intellectuele-eigendomsrechten van Systran te gebruiken voor de werkzaamheden ter verbetering, aanpassing en uitbreiding van de linguïstische routines waarvoor toegang tot de in de EG‑Systran Unix‑versie overgenomen elementen van de Systran Unix‑versie, alsook de wijziging daarvan, noodzakelijk is;
– 5 miljoen EUR als aanvullend bedrag ter vergoeding van de weerslag die het gedrag van de Commissie heeft gehad op de omzet die Systran in de periode van 2004 tot 2010 heeft behaald, en meer bepaald op de ontwikkeling van deze onderneming;
– 1 000 EUR ter vergoeding van de morele schade.
C – Andere maatregelen dan de toekenning van schadevergoeding
1. Argumenten van partijen
327 Verzoeksters betogen dat de algemene beginselen van artikel 288, tweede alinea, EG, anders dan de Commissie stelt, niet alleen het herstel van de reeds veroorzaakte schade mogelijk moeten maken, maar ook de beëindiging van de veroorzaakte hinder. Met hun verzoek tot onmiddellijke beëindiging van de auteursrechtelijke inbreuk beogen verzoeksters de nuttige werking van het te wijzen arrest te garanderen.
328 De Commissie is van mening dat het Gerecht de maatregelen die verzoeksters naast de toekenning van een financiële schadevergoeding hebben gevraagd, niet kan nemen. Het Gerecht kan immers in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden geen bevelen tot de instellingen richten en zich evenmin in hun plaats stellen.
2. Beoordeling door het Gerecht
329 Verzoeksters vorderen, ten eerste, de onmiddellijke staking van de door de Commissie gepleegde inbreuk en van de openbaarmaking van haar software, ten tweede, de inbeslagneming van alle gegevensdragers die in het bezit zijn van de Commissie en van Gosselies en waarop de IT-ontwikkelingen zijn gekopieerd die deze laatste, in strijd met de rechten van Systran, op basis van de EG‑Systran Unix‑versie en de Systran Unix‑versie tot stand heeft gebracht, alsook de teruggave ervan aan Systran of althans de vernietiging ervan onder toezicht, en, ten derde, de publicatie van het arrest, op kosten van de Commissie, in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites, naar keuze van Systran.
330 Dienaangaande zij eraan herinnerd dat een instelling waarvan het gedrag onrechtmatig is verklaard, gehouden is de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van het arrest van het Gerecht (zie naar analogie artikel 266 VWEU). De Commissie moet dus alle passende conclusies trekken om ervoor te zorgen dat de rechten van Systran op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software in acht worden genomen wanneer werkzaamheden met betrekking tot de EG‑Systran Unix‑versie van deze software worden verricht die afbreuk zouden doen aan de auteursrechten en de knowhow van Systran. Indien deze rechten niet in acht werden genomen, zou Systran, gelet op het feit dat de toegewezen schadevergoeding in de onderhavige zaak slechts betrekking heeft op de periode van 2004 tot op de dag van uitspraak van het arrest, een nieuwe vordering bij het Gerecht kunnen instellen tot vergoeding van de schade die zij nog zou kunnen lijden.
331 Wat ten slotte het verzoek tot publicatie in verschillende kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde internetsites betreft, zal het Gerecht vandaag een perscommuniqué met betrekking tot het onderhavige arrest uitgeven. Dit perscommuniqué kan dan door de gespecialiseerde pers worden overgenomen en verspreid. Verzoeksters beschikken aldus over een rechterlijke beslissing waarin uitspraak wordt gedaan over de wijze waarop de Commissie zich ten opzichte van hen heeft gedragen, alsook over een perscommuniqué dat ruim kan worden verspreid, wat hun op dit punt genoegdoening kan verschaffen. Dit perscommuniqué biedt het Gerecht eveneens de mogelijkheid om de morele schade die Systran heeft geleden ten gevolge van de aantasting van haar reputatie ten gevolge van het onrechtmatige gedrag van de Commissie, in natura te herstellen.
332 Bijgevolg is het Gerecht van oordeel dat de belangen van Systran voldoende worden beschermd door het financiële herstel en dat haar verzoek om herstel in natura niet hoeft te worden ingewilligd.
Kosten
333 Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien de Commissie op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van verzoeksters te worden verwezen in de kosten.
334 Voorts dient te worden vastgesteld dat de kosten in verband met de voorbereiding van de verschillende documenten die verzoeksters hebben overgelegd om hun memories te onderbouwen of te antwoorden op de vragen van het Gerecht betreffende de technische aspecten van de Systran‑software (rapport, technische nota’s en nota met opmerkingen van Bitan), de juridische aspecten ervan (advies van professor Sirinelli) en de begroting van de geleden schade (financiële nota’s van Martin) noodzakelijke kosten zijn die verband houden met de onderhavige procedure en dus als invorderbare kosten in de zin van artikel 91, sub b, van het Reglement voor de procesvoering dienen te worden beschouwd.
HET GERECHT (Derde kamer),
rechtdoende, verklaart:
1) De Europese Commissie wordt veroordeeld tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding van 12 001 000 EUR aan Systran SA.
2) Het beroep wordt verworpen voor het overige.
3) De Commissie wordt verwezen in de kosten.
Azizi |
Cremona |
Frimodt Nielsen |
ondertekeningen
Inhoud
Feiten
I – Verschillende versies van de Systran‑software
II – Verloop van de betrekkingen tussen de partijen
A – Eerste periode: van Systran Mainframe naar EG‑Systran Mainframe
1. Oorspronkelijke overeenkomsten tussen WTC (en andere ondernemingen) en de Commissie
2. Samenwerkingsovereenkomst tussen de Systran‑groep en de Commissie
B – Tweede periode: van Systran Unix naar EG‑Systran Unix
C – Derde periode: vanaf de aanbesteding van 4 oktober 2003
Procesverloop en conclusies van partijen
In rechte
I – Ontvankelijkheid
A – De vordering tot veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de gestelde schade
1. Grondslag van het beroep
a) Argumenten van partijen
b) Beoordeling door het Gerecht
Opmerkingen over de bevoegdheden op contractueel en niet-contractueel gebied
Onderzoek van de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding
Onderzoek van de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd ter ondersteuning van de stelling dat zij de contractuele toestemming heeft gekregen om informatie die mogelijkerwijs auteursrechtelijk en op grond van de betrokken knowhow beschermd is, aan een derde bekend te maken
2. Onduidelijkheid van het verzoekschrift
a) Argumenten van partijen
b) Beoordeling door het Gerecht
3. Onbevoegdheid van het Gerecht om een auteursrechtelijke inbreuk vast te stellen in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid
a) Argumenten van partijen
b) Beoordeling door het Gerecht
B – Andere onderdelen van de vordering
II – Ten gronde
A – Door verzoeksters aangevoerde rechten en onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
1. Vergelijking van de verschillende versies van de Systran‑software
a) Argumenten van partijen
b) Beoordeling door het Gerecht
2. Onrechtmatigheid van het gedrag van de Commissie
a) Argumenten van partijen
Inbreuk op het auteursrecht
Op basis van knowhow aangevoerde rechten
b) Beoordeling door het Gerecht
Rechten op de Systran Unix‑versie van de Systran‑software waarop verzoeksters zich beroepen
De stelling dat de Commissie op grond van haar rechten het recht van verzet van verzoeksters buiten beschouwing kan laten
Aard van de door de Commissie aan een derde toevertrouwde werkzaamheden
B – Geleden schade en causaal verband
1. Door Systran Luxemburg geleden schade en causaal verband
a) Argumenten van partijen
b) Beoordeling door het Gerecht
2. Door Systran geleden schade en causaal verband
a) Argumenten van partijen
Verschillende soorten schade, daadwerkelijk bestaan ervan en causaal verband
Oorspronkelijke begroting van het waardeverlies van de immateriële activa
Andere schadebegroting
b) Beoordeling door het Gerecht
Waardevermindering van de aandelen van Systran Luxemburg
Waardeverlies van de immateriële activa
– Oorspronkelijk door verzoeksters voorgestelde begroting
– Daadwerkelijk bestaan van de door Systran geleden schade en causaal verband tussen deze schade en het gedrag van de Commissie
– Forfaitaire begroting van de schade
C – Andere maatregelen dan de toekenning van schadevergoeding
1. Argumenten van partijen
2. Beoordeling door het Gerecht
Kosten
* Procestaal: Frans.