10.9.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 269/41 |
Arrest van het Gerecht van 13 juli 2011 — Shell Petroleum e.a./Commissie
(Zaak T-38/07) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt van butadieenrubber en van door polymerisatie in emulsie verkregen styreen-butadieenrubber - Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG - Toerekenbaarheid van inbreuk opleverende gedraging - Geldboeten - Zwaarte van inbreuk - Verzwarende omstandigheden)
2011/C 269/89
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Shell Petroleum NV (’s-Gravenhage, Nederland), Shell Nederland BV (’s-Gravenhage) en Shell Nederland Chemie BV (Rotterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk T. Snoep en J. Brockhoff en vervolgens T. Snoep en S. Chamalaun, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Kellerbauer, V. Bottka en J. Samnadda en vervolgens M. Kellerbauer en V. Bottka, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2006) 5700 def. van de Commissie van 29 november 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 [EG] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/F/38.638 — Butadieenrubber en door polymerisatie in emulsie verkregen styreen-butadieenrubber), voor zover deze betrekking heeft op Shell Petroleum NV en Shell Nederland BV, of, subsidiair, tot nietigverklaring of verlaging van de aan Shell Petroleum, Shell Nederland en Shell Nederland Chemie BV opgelegde geldboete
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Shell Petroleum NV, Shell Nederland BV en Shell Nederland Chemie BV worden verwezen in de kosten. |