Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2007 – É.R. e.a. / Raad en Commissie

(Zaak C‑100/07 P)

„Hogere voorziening – Niet-contractuele aansprakelijkheid van Gemeenschap – ‚Boviene spongiforme encefalopathie’ –Ontbreken van passende maatregelen van Raad en Commissie om verspreiding van ziekte te voorkomen – Hogere voorziening die kennelijk ongegrond is”

1.                     Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden (Art. 288, tweede alinea, EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 46) (cf. punt 27)

2.                     Hogere voorziening – Middelen – Middel voorgedragen tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum – Falend middel (Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punt 40)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 13 december 2006, É.A. e.a./Raad en Commissie (T‑138/03), waarbij het door rekwiranten krachtens de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG, ingestelde beroep tot vergoeding van de schade die zij zouden hebben geleden door het overlijden van familieleden als gevolg van besmetting met een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, die verband zou houden met het uitbreken en de verspreiding in Europa van boviene spongiforme encefalopathie, waarvoor de Raad en de Commissie aansprakelijk zouden zijn, gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond is verklaard – Voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschappen

Dictum

 

De hogere voorziening wordt afgewezen.

 

É.R., O.O., J.R., A.R., B.P.R., T.D., J.D., D.D., V.D., D.E., É.E., C.R., H.R., M.S.R., I.R., B.R., M.R. en C.S. worden verwezen in de kosten.