8.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/21


Beroep ingesteld op 18 december 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek

(Zaak C-561/07)

(2008/C 64/32)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: J. Enegren en L. Pignataro, gemachtigden)

Verwerende partij: Italiaanse Republiek

Conclusies

vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door artikel 47, leden 5 en 6, van wet nr. 428 van 29 december 1990, dat betrekking heeft op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van artikel 2, vijfde alinea, sub c, van wet nr. 675 van 12 augustus 1977, te handhaven, zodat de in de artikelen 3 en 4 van richtlijn 2001/23/EG vastgestelde rechten van de werknemers niet worden gewaarborgd bij de overgang van ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij zich in „moeilijkheden” bevinden, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie stelt dat artikel 47, leden 5 en 6, van wet nr. 428 van 29 december 1990 in strijd is met richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (1), voor zover werknemers die onder de regeling van de kas voor vervangingsinkomsten vallen en worden overgedragen aan de overnemer, de bij artikel 2112 van de codice civile (Italiaans burgerlijk wetboek) vastgestelde rechten verliezen, met uitzondering van de eventuele garanties waarin de vakbondsovereenkomst voorziet (de in artikel 47, lid 5, genoemde „gunstigere voorwaarden”).

Dit betekent dat de werknemers van de onderneming die onder de regeling van de kas voor vervangingsinkomsten („CIGS”) vallen wanneer de onderneming in moeilijkheden verkeert, bij overgang van de onderneming niet de waarborgen genieten waarin de artikelen 3 en 4 van de richtlijn voorzien.

Artikel 47, lid 6, bepaalt dat de werknemers die niet door de verkrijger, de huurder of de nieuwe exploitant in dienst worden genomen, een voorrangsrecht hebben voor de indienstnemingen door laatstgenoemden gedurende één jaar na de overgang, of gedurende een langere periode zoals in de collectieve overeenkomsten is vastgesteld. Voor zover deze werknemers na de overgang van de onderneming door de verkrijger, huurder of nieuwe exploitant in dienst worden genomen, is artikel 2112 van het burgerlijk wetboek niet op hen van toepassing.

De Italiaanse regering betwist niet het standpunt van de Commissie dat de werknemers van de onderneming die onder de regeling van de kas voor vervangingsinkomsten („CIGS”) vallen wanneer de onderneming in moeilijkheden verkeert, bij overgang van de onderneming niet de waarborgen genieten waarin de artikelen 3 en 4 van de richtlijn voorzien. Zij stelt evenwel dat in casu artikel 5, lid 3, van de richtlijn van toepassing is.

De Commissie stelt dat deze bepaling weliswaar de mogelijkheid biedt om bij overgang van ondernemingen die in ernstige economische moeilijkheden verkeren, in de arbeidsvoorwaarden wijzigingen aan te brengen die bedoeld zijn om de werkgelegenheid veilig te stellen door het voortbestaan van de onderneming, de vestiging of onderdelen daarvan te verzekeren. Volgens deze bepaling kan de lidstaat evenwel enkel de vervreemder en de vertegenwoordigers van de werknemers toestaan om in dergelijke omstandigheden overeen te komen de arbeidsvoorwaarden te wijzigen. Hij kan daarentegen niet, zoals in artikel 47, leden 5 en 6, van wet nr. 428/90 is gebeurd, de toepassing van de artikelen 3 en 4 van de richtlijn uitsluiten.


(1)  PB L 82, blz. 16.