26.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 22/38 |
Beroep ingesteld op 10 december 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Helleense Republiek
(Zaak C-548/07)
(2008/C 22/68)
Procestaal: Grieks
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: Μ. Patakia en M. van Beek)
Verwerende partij: Helleense Republiek
Conclusies
— |
vast te stellen dat de Helleense Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens richtlijn 96/34/EG (1) van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, en inzonderheid krachtens de clausules 1, lid 2, 2, lid 1, 2, lid 3, sub b, 2, lid 3, sub e en f, 2, lid 4, en 2, lid 6, van de aan deze richtlijn gehechte raamovereenkomst; |
— |
de Helleense Republiek te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
1. |
Na onderzoek van de gehele Griekse wetgeving tot omzetting van richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof in Grieks recht, heeft de Commissie vastgesteld dat een onvolledige en onjuiste omzetting wordt gehandhaafd van bepaalde clausules van de door genoemde richtlijn bekrachtigde raamovereenkomst met betrekking tot de werknemers in de koopvaardij. |
2. |
Meer bepaald heeft de betrokken Griekse wetgeving, die de collectieve overeenkomsten in die sector bekrachtigt, een beperkt toepassingsgebied, aangezien zij niet voor de werknemers van alle koopvaardijschepen geldt. |
3. |
Bovendien moet voor de toekenning van ouderschapsverlof aan de voormelde werknemers, volgens de Griekse wetgeving zijn voldaan aan de navolgende vereisten, bovenop die waarin de richtlijn voorziet:
|
4. |
Ten slotte stelt de Commissie vast dat in de collectieve overeenkomsten en de ministeriële besluiten waarbij zij worden bekrachtigd, nergens wordt verwezen naar de kwestie van de bescherming van de werknemers tegen ontslag wegens het aanvragen of nemen van ouderschapsverlof. |
5. |
Bijgevolg is de Commissie van mening dat de Helleense Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, en inzonderheid krachtens de clausules 1, lid 2, 2, lid 1, 2, lid 3, sub b, 2, lid 3, sub e en f, 2, lid 4, en 2, lid 6, van de aan deze richtlijn gehechte raamovereenkomst. |
(1) PB L 145 van 19.6.1996, blz. 4.