26.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/32


Hogere voorziening ingesteld op 21 november 2007 door Cain Cellars, Inc. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 12 september 2007 in zaak T-304/05, Cain Cellars, Inc. tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-508/07 P)

(2008/C 22/57)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Cain Cellars, Inc. (vertegenwoordiger: J. Albrecht, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12 september 2007 in zaak T-304/05 te vernietigen;

vast te stellen dat de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (1) zich niet tegen inschrijving van het aangevraagde merk verzet;

het BHIM te verwijzen in de kosten van de procedure voor de kamer van beroep, in de kosten van de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg en in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirantes middelen in de hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 12 september 2007 in zaak T-304/05 kunnen worden samengevat als volgt:

Het eerste middel betreft schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94. Rekwirante betoogt dat het Gerecht bij zijn uitspraak de voor de beoordeling van de onderscheidende functie van het aangevraagde merk dat een vijfhoek weergeeft, wezenlijke feiten en de relevante juridische elementen en rechtsbeginselen niet in acht heeft genomen, aangezien het rekwirantes merk dat een vijfhoek weergeeft op basis van zuiver theoretische en abstracte overwegingen heeft beoordeeld en geen rekening heeft gehouden met de algemene, op feiten gerichte criteria voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen van de voorstelling van een vijfhoek, in het bijzonder het unieke karakter („uniqueness”) ervan op de in casu relevante wijnmarkt. Het Gerecht heeft het teken aangemerkt als een eenvoudige „geometrische figuur” en heeft op abstracte wijze a priori verondersteld dat deze categorie van eenvoudige tekens geen onderscheidend vermogen heeft.

Het tweede middel betreft schending van artikel 67 (6) (10) van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

In de eerste plaats bepaalt artikel 67 (6) (10), lid 3, van bedoeld Reglement voor de procesvoering dat het Gerecht enkel rekening houdt met documenten en stukken waarvan de advocaten en gemachtigden van partijen kennis hebben kunnen nemen en waarover zij zich hebben kunnen uitspreken. In punt 34 van het bestreden arrest wordt verwezen naar documenten die het Bureau voor het eerst in zijn verweerschrift heeft aangevoerd en waarover rekwirante zich niet heeft kunnen uitspreken (de schriftelijke procedure is beëindigd na ontvangst van het verweerschrift). Het arrest berust derhalve op ontoelaatbaar bewijsmateriaal. Aangezien rekwirante zich niet heeft kunnen uitspreken, is sprake van schending van het recht van verweer.

Tot slot betoogt rekwirante in de tweede plaats dat afbeeldingen van de waar die ter terechtzitting waren voorgelegd om het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk te bewijzen, die met instemming van het BHIM in de procedure waren ingebracht en die van bijzonder belang waren voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk, niet zijn vermeld in het bestreden arrest en niet in aanmerking zijn genomen bij de uitspraak over het onderscheidend vermogen. Ook hierdoor is sprake van schending van het recht van verweer.


(1)  Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1).