9.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo (Spanje) op 19 november 2007 — Compañía Española de Comercialización de Aceite, SA/Asociación Española de la Industria y Comercio Exportador de Aceite de Oliva (ASOLIVA), Asociación Nacional de Industriales Envasadores y Refinadores de Aceites Comestibles (ANIERAC) y Administración del Estado

(Zaak C-505/07)

(2008/C 37/06)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Compañía Española de Comercialización de Aceite, SA

Verwerende partijen: Asociación Española de la Industria y Comercio Exportador de Aceite de Oliva (ASOLIVA), Asociación Nacional de Industriales Envasadores y Refinadores de Aceites Comestibles (ANIERAC) y Administración del Estado

Prejudiciële vragen

1)

Kan ingevolge artikel 12bis van verordening nr. 136/66/EEG (1) van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1638/98 (2), een naamloze vennootschap die hoofdzakelijk bestaat uit producenten, raffinaderijen en coöperaties in de olijfoliesector, alsmede uit financiële instellingen, gerekend worden tot de „organismen” die contracten mogen sluiten voor de opslag van olijfolie? Is een vennootschap met deze kenmerken gelijk te stellen aan de erkende producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen in de zin van verordening (EG) nr. 952/97 (3)?

2)

Ingeval de vennootschap gerangschikt kan worden onder de „organismen” die opslagmaatregelen kunnen nemen, kan de in artikel 12bis van verordening nr. 136/66 voorgeschreven „erkenning door de lidstaten” van deze organismen dan worden verleend in het kader van een aanvraagprocedure voor een bijzondere ontheffing („machtiging”) bij de nationale mededingingsautoriteiten?

3)

Schrijft artikel 12bis van verordening nr. 136/66 dwingend voor dat de Commissie in elk individueel geval machtiging moet verlenen voor de particuliere opslag van olijfolie of is met dit artikel verenigbaar een door producenten onderling overeengekomen mechanisme, dat mede particulier gefinancierd wordt en dat uitsluitend in werking wordt gesteld onder de voorwaarden waaronder ook de met financiële steun van de Gemeenschap gefinancierde particuliere opslag plaatsvindt, om zo de met gemeenschapssteun gefinancierde opslag aan te vullen en te stroomlijnen en zonder de daarvoor geldende grenzen te overschrijden?

4)

Dient de in het arrest van 9 september 2003 (zaak C-137/00, Milk Marque) door het Hof van Justitie gevestigde rechtspraak betreffende de toepassing van de nationale mededingingsregels door de mededingingsautoriteiten van de lidstaten op overeenkomsten van producenten die in beginsel onder artikel 2 van verordening nr. 26 van de Raad (4) inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten kunnen vallen, eveneens te worden toegepast op de overeenkomsten die gezien hun kenmerken en de kenmerken van de betrokken sector, de gemeenschappelijke markt voor olijfolie in haar geheel kunnen beïnvloeden?

5)

Indien de nationale mededingingsautoriteiten bevoegd zijn de nationale regels toe te passen op de bedoelde overeenkomsten die de gemeenschappelijke marktordening voor oliën en vetten kunnen beïnvloeden, kunnen die autoriteiten een vennootschap als de onderhavige eiseres in cassatie dan onherroepelijk verbieden om maatregelen te treffen voor de opslag van olijfolie, zelfs in gevallen van „ernstige verstoring van de markt” als bedoeld in artikel 12bis van verordening nr. 136/66?


(1)  PB L 172, blz. 3025.

(2)  Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad van 20 juli 1998 tot wijziging van verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (PB L 210, blz. 32).

(3)  Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad van 20 mei 1997 betreffende producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen (PB L 142, blz. 30).

(4)  PB L 30, blz. 993.