Zaak C-405/07 P
Koninkrijk der Nederlanden
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Hogere voorziening — Artikel 95, lid 5, EG — Richtlijn 98/69/EG — Maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen — Afwijkende nationale bepaling waarmee vooruit wordt gelopen op verlaging van communautaire grenswaarde voor deeltjesemissie door bepaalde nieuwe voertuigen met dieselmotor — Weigering van Commissie — Specificiteit van probleem — Zorgvuldigheids- en motiveringsplicht”
Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 17 juli 2008 I ‐ 8304
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 november 2008 I ‐ 8329
Samenvatting van het arrest
Harmonisatie van wetgevingen – Maatregelen ter verwezenlijking van interne markt – Invoering van afwijkende nieuwe nationale bepalingen
(Art. 95, lid 5, EG)
Milieu – Communautaire beleidsvorming – Verplichting om rekening te houden met alle beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens
(Art. 95, leden 5 en 6, EG en 174, lid 3, EG)
Artikel 95, lid 5, EG vereist dat de invoering van afwijkende nationale bepalingen wordt gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, welke bescherming noodzakelijk is vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel was genomen, en dat de Commissie van de voorgenomen bepalingen alsmede van de redenen voor vaststelling ervan in kennis wordt gesteld. Deze voorwaarden zijn cumulatief, zodat zij alle moeten zijn vervuld op straffe van afwijzing van de afwijkende nationale bepalingen door de Commissie.
Bij de beoordeling of deze voorwaarden daadwerkelijk zijn vervuld, waarvoor in voorkomend geval ingewikkeld technisch onderzoek noodzakelijk kan zijn, beschikt de Commissie over een ruime beoordelingsvrijheid. Het gebruik van deze vrijheid is evenwel niet onttrokken aan rechterlijke toetsing. De gemeenschapsrechter dient immers niet enkel de materiële juistheid van de aangevoerde bewijselementen alsook de betrouwbaarheid en samenhang daarvan te controleren, maar moet ook nagaan of die elementen het relevante feitenkader vormen voor de beoordeling van een complexe toestand en of zij de daaruit getrokken conclusies kunnen schragen.
Bovendien is in gevallen waarin een communautaire instelling over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt, het toezicht op de inachtneming van de door de communautaire rechtsorde in administratieve procedures verleende waarborgen van fundamenteel belang. Tot die waarborgen behoren met name de verplichting voor de bevoegde instelling om alle relevante gegevens van het geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken en de verplichting om haar beschikking toereikend te motiveren. Het toezicht op de inachtneming van die procedurele waarborgen blijkt des te belangrijker in de context van de procedure van artikel 95, lid 5, EG, aangezien het beginsel van hoor en wederhoor niet van toepassing is op die procedure.
(cf. punten 52-57)
Uit artikel 174, lid 3, eerste streepje, EG volgt dat de Commissie in haar beschikkingen op milieugebied in beginsel rekening dient te houden met alle beschikbare nieuwe wetenschappelijke en technische gegevens. Deze verplichting geldt met name voor de procedure krachtens artikel 95, leden 5 en 6, EG, waaraan juist ten grondslag ligt dat rekening wordt gehouden met nieuwe gegevens.
(cf. punt 61)