Zaak C-155/07

Europees Parlement

tegen

Raad van de Europese Unie

„Beroep tot nietigverklaring — Besluit 2006/1016/EG — Garantie van Gemeenschap voor verliezen van Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten Gemeenschap — Keuze van rechtsgrondslag — Artikel 179 EG — Artikel 181 A EG — Verenigbaarheid”

Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 26 juni 2008   I ‐ 8107

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 november 2008   I ‐ 8130

Samenvatting van het arrest

  1. Ontwikkelingssamenwerking – Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen – Artikelen 179 EG en 181 A EG

    (Art. 177 EG, 179 EG en 181 A EG)

  2. Handelingen van de instellingen – Keuze van rechtsgrondslag – Garantie van Gemeenschap voor verliezen van Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten Gemeenschap – Besluit 2006/1016

    (Art. 177 EG, 179 EG en 181 A EG; besluit 2006/1016 van de Raad)

  3. Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door Hof

    (Art. 231, tweede alinea, EG; besluit 2006/1016 van de Raad)

  1.  De woorden „derde landen” in artikel 181 A EG, betreffende de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen, zijn ruim genoeg om zowel ontwikkelingslanden als andere derde landen te omvatten. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat elke vorm van economische, financiële en technische samenwerking met ontwikkelingslanden in de zin van artikel 177 EG alleen kan worden gebaseerd op artikel 181 A EG; anders zou de werkingssfeer van artikel 179 EG, dat deel uitmaakt van titel XX van het EG-Verdrag, betreffende de ontwikkelingssamenwerking, worden beperkt. Ofschoon enkel artikel 181 A EG uitdrukkelijk voorziet in „economische, financiële en technische samenwerking”, terwijl in artikel 179 EG slechts in het algemeen sprake is van „maatregelen”, neemt dat immers niet weg dat een dergelijke samenwerking, naargelang van de concrete uitwerking ervan, een typische vorm van ontwikkelingssamenwerking kan zijn.

    Artikel 181 A EG begint trouwens met de woorden „Onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag, met name titel XX”. Die woorden weerspiegelen de opvatting dat titel XX specifiek betrekking heeft op de ontwikkelingssamenwerking.

    Artikel 179 EG begint ook met de woorden „Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag”. Niettemin moet worden opgemerkt dat artikel 179 EG is geformuleerd toen artikel 181 A EG nog niet bestond. Bovendien is het voorbehoud in artikel 179 EG minder specifiek dan dat van artikel 181 A EG, dat uitdrukkelijk ziet op titel XX van het Verdrag. Derhalve heeft het voorbehoud van artikel 181 A EG voorrang op dat van artikel 179 EG.

    Daaruit volgt dat, nu artikel 181 A EG van toepassing is onverminderd titel XX van het EG-Verdrag, dat artikel niet de rechtsgrondslag kan vormen voor maatregelen waarmee de in artikel 177 EG genoemde doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking in de zin van titel XX worden nagestreefd.

    (cf. punten 39-45, 47)

  2.  Voor zover besluit 2006/1016 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank (EIB) op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap ziet op ontwikkelingslanden in de zin van titel XX van het Verdrag, valt het onder die titel en dus onder artikel 179 EG, aangezien de financiële samenwerking met derde landen waaraan het besluit door middel van de garantieverlening aan de EIB gestalte wil geven, voor zover het daarbij gaat om ontwikkelingslanden, eveneens is gericht op de sociaaleconomische doelstellingen van artikel 177 EG, met name de duurzame economische en sociale ontwikkeling van die landen.

    Besluit 2006/1016 heeft dus een dubbele component, één betreffende ontwikkelingssamenwerking, die onder artikel 179 EG valt, en één betreffende economische, financiële en technische samenwerking met derde landen die geen ontwikkelingslanden zijn, die onder artikel 181 A EG valt. Die twee componenten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat een hoofddoel of een overwegende component kan worden ontdekt.

    Het gebruik van een dubbele rechtsgrondslag is echter uitgesloten wanneer de procedures welke voor de twee rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, onverenigbaar zijn. De Raad beslist zowel in de procedure van artikel 179 EG als in die van artikel 181 A EG met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Bovendien doet het gebruik van een dubbele rechtsgrondslag bestaande in de artikelen 179 EG en 181 A EG geen afbreuk aan de rechten van het Europees Parlement. Gebruikmaking van artikel 179 EG impliceert immers een grotere betrokkenheid van het Parlement, aangezien het bepaalt dat de handeling wordt vastgesteld volgens de zogenoemde „medebeslissingsprocedure”, terwijl artikel 181 A EG — de enige rechtsgrondslag die voor de vaststelling van besluit 2006/1016 is gehanteerdenkel voorziet in de raadpleging van het Parlement door de Raad. Mede gelet op de complementaire relatie tussen de titels XX en XXI van het Verdrag en de nagenoeg interdependente verhouding van de artikelen 179 EG en 181 A EG, kunnen de procedures waarin die twee artikelen voorzien, niet onverenigbaar worden geacht.

    Derhalve had besluit 2006/1016 bij wijze van uitzondering moeten worden gebaseerd op de dubbele rechtsgrondslag van de artikelen 179 EG en 181 A EG. Het moet dus nietig worden verklaard voor zover het enkel is gebaseerd op artikel 181 A EG.

    (cf. punten 37, 66, 67, 72, 75-77, 79, 83-85, dictum 1)

  3.  Artikel 231, tweede alinea, EG, dat bepaalt dat het Hof, zo het dit nodig oordeelt, die gevolgen van een nietig verklaarde verordening aanwijst, welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd, kan mutatis mutandis ook worden toegepast op een besluit wanneer er sprake is van ernstige redenen van rechtszekerheid die vergelijkbaar zijn met die welke aan de orde zijn bij de nietigverklaring van bepaalde verordeningen en die rechtvaardigen dat het Hof gebruikmaakt van de bevoegdheid die dat artikel hem toekent.

    Nietigverklaring van besluit 2006/1016 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap zonder handhaving van de gevolgen ervan, zou ongunstige consequenties kunnen hebben voor de kredietwaardigheid van de Europese Investeringsbank (EIB) en zou kunnen leiden tot onzekerheid die nadelig is voor haar huidige en toekomstige financieringsverrichtingen.

    Derhalve dient het Hof de gevolgen van besluit 2006/1016 te handhaven voor financieringen van de EIB die worden overeengekomen tot de inwerkingtreding, binnen een termijn van twaalf maanden vanaf de datum van uitspraak van het arrest, van een nieuw besluit dat is vastgesteld op de juiste rechtsgrondslag, namelijk de artikelen 179 EG en 181 A EG tezamen.

    (cf. punten 87-89, dictum 2)