1.8.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 180/5 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 juni 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus — Finland) — procedure ingeleid door Aberdeen Property Fininvest Alpha Oy
(Zaak C-303/07) (1)
(Vrijheid van vestiging - Richtlijn 90/435/EEG - Vennootschapsbelasting - Uitkering van dividenden - Bronbelasting op dividenduitkeringen aan andere niet-ingezeten vennootschappen dan vennootschappen in de zin van deze richtlijn - Vrijstelling van dividenduitkeringen aan ingezeten vennootschappen)
2009/C 180/07
Procestaal: Fins
Verwijzende rechter
Korkein hallinto-oikeus
Partij in het hoofdgeding
Aberdeen Property Fininvest Alpha Oy
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Korkein hallinto-oikeus — Uitlegging van de artikelen 43, 48, 56 en 58 EG en artikel 2, sub a, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 6) — Bronheffing op dividenduitkeringen aan een in een andere lidstaat gevestigde moedervennootschap, maar vrijstelling voor dividenduitkeringen aan een op het nationale grondgebied gevestigde moedermaatschappij — In de moeder-dochterrichtlijn niet genoemde belastingplichtige — Belastingverdrag — Inbreuk op fundamentele vrijheden — Vergelijkbare situatie
Dictum
De artikelen 43 EG en 48 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de wettelijke regeling van een lidstaat waarbij dividenden die door een in deze staat ingezeten dochtervennootschap worden uitgekeerd aan een in dezelfde staat gevestigde naamloze vennootschap, van bronbelasting worden vrijgesteld, terwijl soortgelijke dividenden die worden uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde moedervennootschap die de rechtsvorm heeft van een beleggingsmaatschappij met variabel kapitaal (SICAV), die onbekend is in het recht van eerstgenoemde staat en niet voorkomt op de lijst van vennootschappen van artikel 2, sub a, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003, en die krachtens de wettelijke regeling van de andere lidstaat is vrijgesteld van inkomstenbelasting, wel aan deze bronbelasting is onderworpen.