22.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/9


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 september 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk) — The Commissioners of Her Majesty's Revenue & Customs/Isle of Wight Council, Mid-Suffolk District Council, South Tyneside Metropolitan Borough Council, West Berkshire District Council

(Zaak C-288/07) (1)

(Zesde btw-richtlijn - Artikel 4, lid 5 - Werkzaamheden verricht door publiekrechtelijk lichaam - Exploitatie van parkeerterreinen waarvoor moet worden betaald - Concurrentievervalsing - Betekenis van uitdrukkingen „zou leiden tot’ en „van enige betekenis’)

(2008/C 301/16)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: The Commissioners of Her Majesty's Revenue & Customs

Verwerende partijen: Isle of Wight Council, Mid-Suffolk District Council, South Tyneside Metropolitan Borough Council, West Berkshire District Council

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — High Court of Justice (Chancery Division) (England and Wales) — Uitlegging van artikel 4, lid 5, van richtlijn 77/388/EEG: Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Werkzaamheden of handelingen die een publiekrechtelijk lichaam als overheid verricht — Parkeervoorzieningen buiten de openbare weg waarvoor moet worden betaald — Behandeling als niet-belastingplichtige leidend tot concurrentievervalsing — Begrip „concurrentievervalsing” — Beoordelingscriteria

Dictum

1)

Artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd dat de concurrentievervalsing van enige betekenis waartoe de behandeling als niet-belastingplichtige van publiekrechtelijke lichamen die werkzaamheden als overheid verrichten, zou leiden, moet worden beoordeeld met betrekking tot die werkzaamheden als zodanig zonder dat die beoordeling betrekking heeft op een specifieke plaatselijke markt.

2)

De term „zou leiden tot” in de zin van artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd dat hij niet alleen ziet op daadwerkelijke concurrentie, maar ook op potentiële concurrentie, voor zover de mogelijkheid dat een particuliere marktdeelnemer werkzaam wordt op de relevante markt, reëel en niet zuiver hypothetisch is.

3)

De uitdrukking „van enige betekenis” in de zin van artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden begrepen dat de daadwerkelijke of potentiële concurrentievervalsing van meer dan onbeduidende omvang dient te zijn.


(1)  PB C 199 van 25.8.2007.