16.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 113/4


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 maart 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — Hartlauer Handelsgesellschaft mbH/Wiener Landesregierung, Oberösterreichische Landesregierung

(Zaak C-169/07) (1)

(Vrijheid van vestiging - Sociale zekerheid - Nationaal gezondheidsstelsel dat door staat wordt gefinancierd - Stelsel van prestaties in natura - Stelsel van vergoeding van door verzekerde betaalde kosten - Toelating voor oprichting van particuliere polikliniek voor tandheelkunde - Criterium van behoeftetoets ter rechtvaardiging van oprichting van zorginstelling - Doelstelling die erin bestaat kwalitatief hoogstaande, evenwichtige en voor iedereen toegankelijke medische verzorging of ziekenhuisverpleging te handhaven - Doelstelling die erin bestaat risico van ernstige aantasting van financieel evenwicht van socialezekerheidsstelsel te voorkomen - Coherentie - Evenredigheid)

2009/C 113/07

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hartlauer Handelsgesellschaft mbH

Verwerende partijen: Wiener Landesregierung, Oberösterreichische Landesregierung

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgerichtshof — Uitlegging van de artikelen 43 EG en 48 EG — Toelating voor de oprichting van een particuliere zorginstelling voor ambulante tandheelkundige zorg — Toelating onderworpen aan beoordeling van de marktbehoeften

Dictum

De artikelen 43 EG en 48 EG verzetten zich tegen nationale bepalingen als die in het hoofdgeding, krachtens welke voor de oprichting van een particuliere zorginstelling in de vorm van een zelfstandige tandheelkundige polikliniek toelating is vereist en deze toelating moet worden geweigerd wanneer er gelet op het reeds bestaande zorgaanbod door fondsartsen geen enkele behoefte bestaat die een rechtvaardiging vormt voor de oprichting van deze polikliniek, daar deze bepalingen groepspraktijken niet eveneens aan een dergelijke regeling onderwerpen en niet berusten op een voorwaarde die de uitoefening door de nationale autoriteiten van hun beoordelingsbevoegdheid afdoende kan begrenzen.


(1)  PB C 155 van 7.7.2007.