Zaak C‑240/06

Procedure ingeleid door

Fortum Project Finance SA

(verzoek van de Korkein hallinto-oikeus om een prejudiciële beslissing)

„Artikel 56, lid 1, EG – Richtlijn 69/335/EEG – Artikel 12, lid 1, sub a en c – Afwijking van verbod van dubbele belasting van inbreng – Inbreng, in vorm van aandelen, in vennootschap gevestigd in andere lidstaat – Aandelenruil – Overdrachtsbelasting”

Conclusie van advocaat-generaal Y. Bot van 5 juli 2007 

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 25 oktober 2007 

Samenvatting van het arrest

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal – Kapitaalrecht geheven van kapitaalvennootschappen

(Richtlijn 69/335 van de Raad, art. 12, lid 1, sub a en c)

Richtlijn 69/335 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal moet aldus worden uitgelegd dat artikel 12, lid 1, sub c, ervan niet van toepassing is op de heffing van een belasting als de Finse overdrachtsbelasting, wanneer effecten als inbreng worden overgedragen aan een kapitaalvennootschap die als tegenprestatie voor die overdracht eigen nieuw uitgegeven aandelen uitreikt. De heffing van die belasting is toegestaan op grond van artikel 12, lid 1, sub a, van die richtlijn.

Artikel 12, lid 1, sub a en b, van richtlijn 69/335 heeft betrekking op specifieke categorieën zaken, namelijk enerzijds effecten en, anderzijds, onroerende goederen en handelseigendommen, terwijl artikel 12, lid 1, sub c, voor een algemeenheid van zaken geldt, namelijk, „zaken van welke aard ook”, en de heffing van overdrachtsrechten bovendien afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de overdracht ervan geschiedt tegen „toekenning van andere waarden dan aandelen”. Onder deze omstandigheden kan het in artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 gehanteerde begrip „zaken van welke aard ook” zich volgens het beginsel van nuttige werking alleen uitstrekken tot andere zaken dan die welke in artikel 12, lid 1, sub a en sub b, worden genoemd, dat wil zeggen „effecten” respectievelijk „onroerende goederen of handelseigendommen”. Wordt artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 aldus uitgelegd dat het betrekking heeft op „zaken van welke aard ook”, daaronder begrepen die welke in artikel 12, lid 1, sub a en sub b, worden genoemd, dan zou dit tot gevolg hebben dat daarin de inhoud van die punten zo geheel zou zijn verwerkt dat het bestaan ervan elke betekenis en nut zou verliezen.

(cf. punten 37‑39, 43 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

25 oktober 2007 (*)

„Artikel 56, lid 1, EG – Richtlijn 69/335/EEG – Artikel 12, lid 1, sub a en c – Afwijking van verbod van dubbele belasting van inbreng – Inbreng, in vorm van aandelen, in vennootschap gevestigd in andere lidstaat – Aandelenruil – Overdrachtsbelasting”

In zaak C‑240/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (Finland) bij beslissing van 26 mei 2006, ingekomen bij het Hof op 29 mei 2006, in de procedure ingeleid door

Fortum Project Finance SA,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, A. Tizzano, A. Borg Barthet, M. Ilešič (rapporteur) en E. Levits, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: C. Strömholm, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 april 2007,

gelet op de opmerkingen van:

–       Fortum Project Finance SA, vertegenwoordigd door M. Tunturi en T. Kanervo, asiamiehet,

–       de Finse regering, vertegenwoordigd door E. Bygglin en J. Heliskoski als gemachtigden,

–       de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door V. Jackson als gemachtigde, bijgestaan door R. Hill, barrister,

–       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. Lyal en P. Aalto als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 juli 2007,

het navolgende

Arrest

1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 56, lid 1, EG alsmede van artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (PB L 249, blz. 25), zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985 (PB L 156, blz. 23; hierna: „richtlijn 69/335”).

2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Fortum Project Finance SA (hierna: „Fortum Project Finance”), een vennootschap naar Luxemburgs recht, en de Uudenmaan verovirasto (belastingdienst van Uusimaa, Finland) betreffende de onderwerping aan de Finse overdrachtsbelasting (varainsiirtovero; hierna: „overdrachtsbelasting”) van de gehele deelneming die Fortum Oyj (hierna: „Fortum”), een vennootschap naar Fins recht, heeft in het kapitaal van Fortum Heat and Gas Oy (hierna: „Fortum Heat and Gas”), een andere vennootschap naar Fins recht, en die zij als inbreng zou overdragen aan Fortum Project Finance, die in ruil voor die overdracht nieuwe eigen aandelen zou uitgeven.

 Toepasselijke gemeenschapsbepalingen

 Gemeenschapsregeling

3       Artikel 56, lid 1, EG luidt:

„1.      In het kader van de bepalingen van dit hoofdstuk zijn alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen lidstaten onderling [...] verboden.”

4       Zoals uit de eerste en de tweede overweging van de considerans ervan blijkt, beoogt richtlijn 69/335 het vrije kapitaalverkeer te bevorderen, een fundamentele vrijheid die essentieel wordt geacht voor de totstandkoming van een interne markt. Daarom beoogt zij fiscale belemmeringen weg te nemen op het gebied van het bijeenbrengen van kapitaal, waaronder, met name, de inbreng in vennootschappen, dat wil zeggen de inbreng door vennoten of door aandeelhouders in hun kapitaalvennootschappen.

5       Daartoe voorzien de artikelen 1 tot en met 9 van richtlijn 69/335 in de heffing van een geharmoniseerd recht op de inbreng in vennootschappen (hierna: „kapitaalrecht”).

6       Artikel 4, lid 1, van de richtlijn stelt de lijst vast van verrichtingen die aan het kapitaalrecht zijn onderworpen. Deze lijst vermeldt sub c „de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal van een kapitaalvennootschap door inbreng van zaken van welke aard ook”.

7       Volgens artikel 7 van de richtlijn kan die inbreng van zaken worden onderworpen aan een uniform tarief van ten hoogste 1 %.

8       Volgens artikel 10 van richtlijn 69/335 heffen de lidstaten behoudens het kapitaalrecht met betrekking tot de op het maken van winst gerichte vennootschappen, verenigingen of rechtspersonen geen enkele andere belasting, in welke vorm ook, ter zake van de in artikel 4 van de richtlijn bedoelde verrichtingen.

9       Artikel 11 van richtlijn 69/335 luidt:

„De lidstaten onderwerpen aan geen enkele belasting, in welke vorm ook:

a)      het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van aandelen, deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van deze stukken, onverschillig door wie zij worden uitgegeven;

b)      leningen, met inbegrip van renten, afgesloten tegen uitgifte van obligaties of andere verhandelbare effecten, onverschillig door wie deze worden uitgegeven, en alle daarmede verband houdende formaliteiten, alsmede het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van deze obligaties of andere verhandelbare effecten.”

10     Artikel 12, lid 1, van richtlijn 69/335 preciseert echter dat in afwijking van het in de artikelen 10 en 11 bepaalde door de lidstaten kunnen worden geheven:

„a)      al dan niet forfaitaire rechten op de overdrachten van effecten;

b)      overdrachtsrechten, daaronder begrepen kadastrale rechten, wegens inbreng van op haar grondgebied gelegen onroerende goederen of handelseigendommen in een op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon;

c)      overdrachtsrechten wegens inbreng van zaken van welke aard ook in een op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon, voor zover de overdracht van deze zaken geschiedt tegen toekenning van andere waarden dan aandelen;

[...]”.

 Nationale regeling

11     Volgens § 15 van de Finse wet inzake de overdrachtsbelasting [varainsiirtoverolaki (931/1996)] is de verkrijger bij de eigendomsoverdracht van effecten belasting aan de Staat verschuldigd.

12     Op grond van § 20, lid 1, van die wet bedraagt de belasting bij de overdracht van effecten 1,6 % van de koopprijs of van de waarde van een andere tegenprestatie.

13     Volgens § 9, lid 1, sub 1, van de Finse wet inzake de inkomstenbelasting [tuloverolaki (1535/1992)] van 30 december 1992 is algemeen belastingplichtig over in en buiten Finland ontvangen inkomsten, iedere natuurlijk persoon of rechtspersoon, belangengemeenschap of nalatenschap die tijdens het betrokken belastingjaar in Finland was gevestigd respectievelijk is opengevallen.

14     De Finse Staat heft geen kapitaalrecht in de zin van richtlijn 69/335.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

15     Fortum zou haar gehele deelneming in het kapitaal van Fortum Heat and Gas overdragen aan Fortum Project Finance. Laatstgenoemde heeft eerst haar vennootschappelijk kapitaal verhoogd met een bedrag gelijk aan de waarde van de ontvangen aandelen en zou vervolgens nieuwe aandelen ten gunste van Fortum uitgeven.

16     Als gevolg van deze verrichting zou Fortum Project Finance in Luxemburg over het door de aandelenruil verkregen kapitaal een kapitaalrecht van 1 % moeten betalen.

17     Daar Fortum Project Finance niet zeker wist of zij over deze verkrijging ook overdrachtsbelasting moest betalen, heeft zij deze vraag voorgelegd aan de Uudenmaan verovirasto, die een voorafgaande beschikking (hierna: „voorafgaande beschikking”) heeft gegeven waarin werd bevestigd dat die vennootschap het recht van 1,6 % zou moeten betalen over de waarde van de aandelen Fortum Heat and Gas die zij als inbreng zou ontvangen.

18     Fortum Project Finance heeft bij de Helsingin hallinto-oikeus (administratieve rechtbank te Helsinki) beroep ingesteld tot nietigverklaring van deze beschikking. Zij heeft onder meer betoogd dat de onderwerping aan de overdrachtsbelasting tot gevolg zou hebben dat de kapitaalverkrijging dubbel werd belast, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 56, lid 1, EG en met richtlijn 69/335.

19     Op verzoek van de Helsingin hallinto-oikeus heeft het Finse ministerie van Financiën een advies uitgebracht waarin het heeft verklaard dat richtlijn 69/335 zich niet ertegen verzet dat de lidstaten de overdracht van het eigendomsrecht op effecten belasten en dat er bij een aandelenruil sprake is van een overdracht, zodat belasting kan worden geheven. Het heeft hieraan toegevoegd dat de werkingssfeer van artikel 12, lid 1, sub c, van die richtlijn volgens de arresten van 11 december 1997, Immobiliare SIF (C‑42/96, Jurispr. blz. I‑7089), en 17 december 1998, Codan (C‑236/97, Jurispr. blz. I‑8679), erg beperkt is.

20     Fortum Project Finance heeft in repliek gesteld dat het reeds aangehaalde arrest Codan geen betrekking heeft op de werkingssfeer van artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 noch op de kwestie van de inbreng. Wat het reeds aangehaalde arrest Immobiliare SIF betreft heeft zij betoogd dat het feit dat de heffing in een percentage wordt uitgedrukt, als zodanig niet bewijst dat deze fiscaal van aard is.

21     De Helsingin hallinto-oikeus heeft het beroep van Fortum Project Finance verworpen en geoordeeld dat de overdrachtsbelasting, die geen betrekking heeft op de intekening op door Fortum Project Finance uitgegeven aandelen door Fortum noch op de verhoging van het vennootschappelijk kapitaal, maar op de overdracht van aandelen van Fortum Heat and Gas, derhalve niet in strijd kan worden geacht met artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335.

22     Deze rechterlijke instantie heeft overwogen dat, aangezien de overdrachtsbelasting geldt voor de overdracht van aandelen, en niet voor het overbrengen van kapitaal van de ene naar de andere lidstaat, die belasting niet strijdig kan worden geacht met artikel 56, lid 1, EG en dat er geen aanleiding was, de voorafgaande beschikking te wijzigen.

23     In haar hogere voorziening heeft Fortum Project Finance de verwijzende rechter gevraagd, het arrest van de Helsingin hallinto-oikeus te vernietigen en te oordelen dat de overdrachtsbelasting niet geldt voor als betaling van de prijs verworven aandelen.

24     De verwijzende rechter is van oordeel dat de door hem in het hoofdgeding te geven beslissing een uitlegging vereist van artikel 56, lid 1, EG en van artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335.

25     Daarop heeft de Korkein hallinto-oikeus (de hoogste administratieve rechter) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

„Moeten artikel 56 EG en artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335/EEG [...] aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de heffing van overdrachtsbelasting [...], wanneer effecten op de hiervoor beschreven wijze als inbreng worden overgedragen aan een naamloze vennootschap die als tegenprestatie eigen nieuw uitgegeven aandelen uitreikt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

26     Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 56, lid 1, EG en artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 zich verzetten tegen de heffing van een belasting als de overdrachtsbelasting, wanneer effecten als inbreng worden overgedragen aan een kapitaalvennootschap die als tegenprestatie voor die overdracht eigen nieuw uitgegeven aandelen uitreikt.

27     Om te beginnen zij opgemerkt dat in casu geen uitlegging behoeft te worden gegeven aan artikel 56, lid 1, EG, aangezien de wet inzake de overdrachtsbelasting identieke belastingregels bevat voor de overdracht van effecten in het binnenland en voor grensoverschrijdende overdrachten, zodat die bepaling, zoals uit het aan het Hof overgelegde dossier kan worden afgeleid, geen rechtstreekse of indirecte discriminerende gevolgen heeft.

28     Wat vervolgens de toepassing van richtlijn 69/335 in de onderhavige zaak betreft, stelt de regering van het Verenigd Koninkrijk allereerst dat een verrichting als in het hoofdgeding aan de orde is, niet binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt, aangezien deze slechts betrekking heeft op het bijeenbrengen van kapitaal waardoor het economisch potentieel van de betrokkenen wordt versterkt. In casu zou de betrokken aandelenruil echter niet leiden tot een versterking van het Fortum-concern in zijn geheel.

29     Dit betoog kan echter niet worden aanvaard. De betrokken verrichting, die bestaat in een verhoging van het kapitaal na een inbreng van aandelen, valt immers duidelijk onder artikel 4, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335, dat de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal van een vennootschap door inbreng van zaken van welke aard ook aan het geharmoniseerde kapitaalrecht onderwerpt, zonder ook maar op enige wijze te verwijzen naar de economische gevolgen van een dergelijke verrichting voor de betrokkenen.

30     Zo heeft het Hof in zijn arrest van 30 maart 2006, Aro Tubi Trafilerie (C‑46/04, Jurispr. blz. I-3009), het begrip „verhoging van het vennootschappelijk kapitaal” in de zin van artikel 4, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 gedefinieerd als een formele vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal door middel van ofwel de uitgifte van nieuwe aandelen, ofwel een vermeerdering van de nominale waarde van de bestaande aandelen (punt 33 en aangehaalde rechtspraak).

31     Daar richtlijn 69/335 van toepassing is op een verrichting als in het hoofdgeding aan de orde, zou deze verrichting in het Groothertogdom Luxemburg worden onderworpen aan de betaling van een kapitaalrecht. Er moet dus worden nagegaan of de Finse belastingdienst ook de overdrachtsbelasting kan heffen dan wel of die heffing juist, zoals Fortum Project Finance en de Commissie van de Europese Gemeenschappen stellen, verboden is op grond van artikel 12, lid 1, sub c, van die richtlijn.

32     De Finse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk stellen in dit verband dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde heffing is toegestaan op grond van artikel 12, lid 1, sub a, dat van toepassing is op rechten op de overdracht van effecten als aandelen. Huns inziens moet artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 aldus worden opgevat dat het van toepassing is op rechten op de overdracht van andere zaken dan die welke onder artikel 12, lid 1, sub a of b, van die richtlijn vallen, dat wil zeggen zaken die geen effecten, onroerende goederen of handelseigendommen zijn. Ter onderbouwing van dit betoog beroepen zij zich op de reeds aangehaalde arresten Immobiliare SIF en Codan, waarin het Hof in soortgelijke omstandigheden als die van het hoofdgeding geen uitlegging heeft gegeven aan artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335, maar aan artikel 12, lid 1, sub a respectievelijk sub b.

33     De Commissie, op dit punt ondersteund door Fortum Project Finance, stelt daarentegen dat artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335 de basisregel vormt voor de belasting op de overdracht van effecten, terwijl artikel 12, lid 1, sub c, van die richtlijn een meer gedetailleerde regel vaststelt voor de belasting van de overdracht van effecten en andere activa die in een vennootschap worden ingebracht. De reeds aangehaalde arresten Immobiliare SIF en Codan doen aan deze analyse niet af, aangezien het Hof in die arresten niet artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 heeft uitgelegd.

34     Het betoog van de Commissie en van Fortum Project Finance kan echter niet worden aanvaard.

35     Zoals de advocaat-generaal in punt 51 van zijn conclusie heeft opgemerkt, gaat het in het kader van deze prejudiciële verwijzing in wezen om de vraag of artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335 de lidstaten toestaat om de overdracht van effecten te belasten, daaronder begrepen wanneer de verkrijgende vennootschap in ruil daarvoor eigen aandelen uitreikt, zonder dat artikel 12, lid 1, sub c, van de richtlijn zich daartegen verzet. Met andere woorden, het gaat erom te bepalen of artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335 moet worden aangemerkt als een bijzondere bepaling ten opzichte van artikel 12, lid 1, sub c, zodat eerstgenoemde bepaling in de situaties die zij specifiek beoogt te regelen, voorrang heeft op laatstgenoemde bepaling.

36     Het is vaste rechtspraak van het Hof, dat wanneer een gemeenschapsrechtelijke bepaling voor verschillende uitleggingen vatbaar is, de voorkeur moet worden gegeven aan de uitlegging die de nuttige werking van de bepaling kan verzekeren (arrest van 24 februari 2000, Commissie/Frankrijk, C‑434/97, Jurispr. blz. I‑1129, punt 21 en aangehaalde rechtspraak).

37     Vastgesteld zij dat artikel 12, lid 1, sub a en b, van richtlijn 69/335 betrekking heeft op specifieke categorieën zaken, namelijk enerzijds effecten en, anderzijds, onroerende goederen en handelseigendommen, terwijl artikel 12, lid 1, sub c, voor een algemeenheid van zaken geldt, namelijk, „zaken van welke aard ook”, en de heffing van overdrachtsrechten bovendien afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de overdracht ervan geschiedt tegen „toekenning van andere waarden dan aandelen”.

38     Onder deze omstandigheden kan het in artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 gehanteerde begrip „zaken van welke aard ook” zich volgens het in punt 36 van dit arrest genoemde beginsel van nuttige werking alleen uitstrekken tot andere zaken dan die welke in artikel 12, lid 1, sub a en sub b, worden genoemd, dat wil zeggen „effecten” respectievelijk „onroerende goederen of handelseigendommen”.

39     Wordt artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 aldus uitgelegd dat het betrekking heeft op „zaken van welke aard ook”, daaronder begrepen die welke in artikel 12, lid 1, sub a en sub b, worden genoemd, dan zou dit, zoals de advocaat-generaal in punt 63 van zijn conclusie heeft opgemerkt, tot gevolg hebben dat daarin de inhoud van die punten zo geheel zou zijn verwerkt dat het bestaan ervan elke betekenis en nut zou verliezen.

40     Derhalve moet worden vastgesteld dat in een situatie als die van het hoofdgeding, die enerzijds de overdracht van effecten betreft en, anderzijds, de vergoeding ervan met aandelen, artikel 12, lid 1, sub c, van richtlijn 69/335 zich niet verzet tegen de heffing van een belasting als de overdrachtsbelasting.

41     De in het hoofdgeding aan de orde zijnde verrichting valt daarentegen binnen de werkingssfeer van artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335, zodat de heffing van de overdrachtsbelasting in casu onder die bepaling valt.

42     Om de door de advocaat-generaal in de punten 67 tot en met 70 van zijn conclusie uiteengezette redenen, is die uitlegging overigens in overeenstemming met het reeds aangehaalde arrest Codan, waarin het Hof in gelijke omstandigheden als die van het hoofdgeding heeft geoordeeld dat op grond van artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335 bij de overdracht van aandelen een recht kan worden geheven, naast het kapitaalrecht dat bij de verhoging van het aandelenkapitaal wordt geheven.

43     Gelet op het voorgaande, moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat richtlijn 69/335 aldus moet worden uitgelegd dat artikel 12, lid 1, sub c, ervan niet van toepassing is op de heffing van een belasting als de overdrachtsbelasting, wanneer effecten als inbreng worden overgedragen aan een kapitaalvennootschap die als tegenprestatie voor die overdracht eigen nieuw uitgegeven aandelen uitreikt. De heffing van die belasting is toegestaan op grond van artikel 12, lid 1, sub a, van die richtlijn.

 Kosten

44     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303/EEG van de Raad van 10 juni 1985, moet aldus worden uitgelegd dat artikel 12, lid 1, sub c, ervan niet van toepassing is op de heffing van een belasting als de Finse overdrachtsbelasting (varainsiirtovero), wanneer effecten als inbreng worden overgedragen aan een kapitaalvennootschap die als tegenprestatie voor die overdracht eigen nieuw uitgegeven aandelen uitreikt. De heffing van die belasting is toegestaan op grond van artikel 12, lid 1, sub a, van die richtlijn.

ondertekeningen


* Procestaal: Fins.