Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Verrichten van overeenkomstig richtlijn 97/67 voorbehouden postdiensten – Gunning, buiten regels inzake plaatsing van overheidsopdrachten om, aan openbare naamloze vennootschap, leverancier van universele postdienst, waarvan kapitaal volledig in overheidshanden is

(Art. 43 EG en 49 EG; richtlijn 97/67 van het Europees Parlement en de Raad)

2. Harmonisatie van wetgevingen – Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening – Richtlijn 92/50 – Verrichten van postdiensten die niet zijn voorbehouden in zin van richtlijn 97/67– Gunning, buiten regels inzake plaatsing van overheidsopdrachten om, aan openbare naamloze vennootschap, leverancier van universele postdienst, waarvan kapitaal volledig in overheidshanden is

(Richtlijn 92/50 van de Raad; richtlijn 97/67 van het Europees Parlement en de Raad)

3. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Verrichten van postdiensten die niet zijn voorbehouden in zin van richtlijn 97/67 – Gunning, buiten regels inzake plaatsing van overheidsopdrachten om, aan openbare naamloze vennootschap, leverancier van universele postdienst, waarvan kapitaal volledig in overheidshanden is

(Art. 12 EG, 43 EG, 49 EG en 86 EG; richtlijn 97/67 van het Europees Parlement en de Raad)

Samenvatting

1. Het gemeenschapsrecht moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan overheidsinstanties, buiten de regels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten om, de verrichting van postdiensten die zijn voorbehouden in overeenstemming met richtlijn 97/67 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, mogen toevertrouwen aan een openbare naamloze vennootschap waarvan het kapitaal volledig in overheidshanden is en die in die lidstaat de leverancier van de universele postdienst is.

Op grond van artikel 7 van deze richtlijn mogen de lidstaten immers bepaalde postdiensten voorbehouden aan de leverancier(s) van de universele postdienst voor zover dit voor de handhaving van deze dienst noodzakelijk is. Voor zover derhalve postdiensten in overeenstemming met deze richtlijn alleen door de leverancier van de universele dienst mogen worden verricht, zijn dergelijke diensten noodzakelijkerwijs onttrokken aan de mededinging, daar geen enkele andere marktdeelnemer deze diensten mag aanbieden. Bijgevolg kunnen de gemeenschapsregels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten, die als hoofddoel het vrije verkeer van goederen en diensten en de openstelling voor onvervalste mededinging in alle lidstaten hebben, geen toepassing vinden.

(cf. punten 39‑41, dictum 1)

2. Richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/78, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan overheidsinstanties, buiten de regels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten om, de verrichting van niet voorbehouden postdiensten in de zin van richtlijn 97/67 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, mogen toevertrouwen aan een openbare naamloze vennootschap waarvan het kapitaal geheel in overheidshanden is en die in die staat de leverancier van de universele postdienst is, voor zover de overeenkomsten waarop deze regeling van toepassing is, de relevante drempel als voorzien in artikel 7, lid 1, van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/78, bereiken, en schriftelijk en onder bezwarende titel gesloten overeenkomsten in de zin van artikel 1, sub a, van richtlijn 92/50, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/78, zijn, en niet een eenzijdige bestuurshandeling waarbij uitsluitend ten laste van de dienstverlener verplichtingen worden opgelegd, en die aanzienlijk afwijkt van de normale voorwaarden van het commerciële aanbod van deze onderneming, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan.

(cf. punten 54, 69, dictum 2)

3. De artikelen 43 EG, 49 EG en 86 EG alsook het gelijkheidsbeginsel, het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit en het transparantiebeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan overheidsinstanties, buiten de regels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten om, de verrichting van niet voorbehouden postdiensten in de zin van richtlijn 97/67 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, mogen toevertrouwen aan een openbare naamloze vennootschap waarvan het kapitaal volledig in overheidshanden is en die in die staat de leverancier van de universele postdienst is, voor zover de overeenkomsten waarop deze regeling van toepassing is de relevante drempel als voorzien in artikel 7, lid 1, van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/78, niet bereiken, en niet in werkelijkheid een eenzijdige bestuurshandeling vormen waarbij uitsluitend ten laste van de leverancier van de universele postdienst verplichtingen worden opgelegd, en die aanzienlijk afwijkt van de normale voorwaarden van het commerciële aanbod van deze laatste, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan.

Bovendien kan artikel 86, lid 2, EG niet worden ingeroepen ter rechtvaardiging van een dergelijke nationale regeling, voor zover deze ziet op niet voorbehouden diensten in de zin van richtlijn 97/67.

Richtlijn 97/67 geeft immers uitvoering aan artikel 86, lid 2, EG met betrekking tot de mogelijkheid om bepaalde postdiensten aan de leverancier van de universele postdienst voor te behouden. De lidstaten mogen de op grond van artikel 7 van richtlijn 97/67 aan de leverancier van de universele postdienst voorbehouden diensten echter niet naar goeddunken uitbreiden, aangezien een dergelijke uitbreiding indruist tegen het door die richtlijn nagestreefde doel, een geleidelijke en gecontroleerde liberalisatie van de postsector in te voeren, nu in het kader van richtlijn 97/67 rekening wordt gehouden met de vraag of het voor de verrichting van de universele postdienst onder economisch aanvaardbare omstandigheden noodzakelijk is dat sommige postdiensten aan de leverancier van die universele postdienst worden voorbehouden.

(cf. punten 80‑82, 85, 88, dictum 3)