Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 13 juni 2006 – Mancini / Commissie

(Zaak C‑172/05 P)

„Hogere voorziening – Ambtenaren – Ambt van raadgevend arts – Kennisgeving van vacature – Vergelijking van verdiensten – Samenstelling van selectiejury – Hogere voorziening die ten dele kennelijk niet-ontvankelijk en ten dele kennelijk ongegrond is”

1.                     Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting (Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punten 17‑18)

2.                     Procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in loop van geding (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 42, lid 2, en 118) (cf. punt 20)

3.                     Hogere voorziening – Middelen – Tegenstrijdige motivering – Ontvankelijkheid (cf. punt 25)

4.                     Procedure – Verplichting voor rechter om door partijen afgebakende grenzen van geding te eerbiedigen (cf. punt 41)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 3 februari 2005, Mancini/Commissie (T‑137/03), waarbij het Gerecht heeft verworpen een beroep strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie om rekwirantes sollicitatie naar de post van raadgevend arts bij de eenheid „medische dienst-Brussel” niet in aanmerking te nemen en van het besluit om een andere kandidaat op die post aan te stellen en, anderzijds, schadevergoeding

Dictum

 

De hogere voorziening wordt afgewezen.

 

Rekwirante wordt verwezen in de kosten.