2       


Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 30 maart 2006 – EFfCI / Parlement en Raad

(Zaak C‑113/05 P)

„Hogere voorziening – Richtlijn 2003/15/EG – Beroep tot nietigverklaring – Cosmetische producten – Bescherming van volksgezondheid – Dierproeven – Verbod op stoffen die kankerverwekkend, mutageen of giftig voor voortplanting zijn – Hogere voorziening die ten dele kennelijk niet-ontvankelijk en ten dele kennelijk ongegrond is”

1.                     Procedure – Verplichting voor Gerecht om mondelinge behandeling aan te vatten alvorens uitspraak te doen op exceptie van niet-ontvankelijkheid – Geen (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 114, lid 4) (cf. punt 26)

2.                     Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 42, lid 2) (cf. punt 36)

3.                     Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken (Art. 230, vierde alinea, EG; Richtlijn 2003/15 van het Europees Parlement en de Raad) (cf. punten 37, 56)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 10 december 2004, EFfCI / Parlement en Raad (T‑196/03) – Ontvankelijkheid van een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van artikel 1 van richtlijn 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PB L 66, blz. 26) – Persoon die rechtstreeks en individueel is geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG

Dictum

 

De hogere voorziening wordt afgewezen.

 

De European Federation for Cosmetic Ingredients wordt verwezen in de kosten.