ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)

26 februari 2008 ( *1 )

„Niet-nakoming — Verordening (EEG) nr. 2081/92 — Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen — ‚Parmigiano Reggiano’-kaas — Gebruik van benaming ‚parmesan’ — Verplichting van lidstaat om ambtshalve op te treden tegen misbruik van beschermde oorsprongsbenaming”

In zaak C-132/05,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 21 maart 2005,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. de March, S. Grünheid en B. Martenczuk als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

ondersteund door:

Tsjechische Republiek, vertegenwoordigd door T. Boček als gemachtigde,

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënten,

tegen

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door M. Lumma en A. Dittrich als gemachtigden, bijgestaan door M. Loschelder, Rechtsanwalt,

verweerster,

ondersteund door:

Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door J. Molde als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

Republiek Oostenrijk, vertegenwoordigd door E. Riedl als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënten,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Grote kamer),

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, K. Lenaerts en U. Lõhmus, kamerpresidenten, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), K. Schiemann, P. Kūris, E. Juhász, E. Levits en A. Ó Caoimh, rechters,

advocaat-generaal: J. Mazák,

griffier: B. Fülöp, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 13 februari 2007,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 juni 2007,

het navolgende

Arrest

1

Met haar verzoekschrift vordert de Commissie van de Europese Gemeenschappen vaststelling door het Hof dat de Bondsrepubliek Duitsland, door formeel te weigeren op te treden tegen het gebruik op haar grondgebied van de benaming „parmesan” op het etiket van producten die niet voldoen aan de eisen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming (hierna: „BOB”) „Parmigiano Reggiano” en daardoor misbruik van de faam van het authentieke, communautair beschermde product in de hand te werken, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 13, lid 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen

2

Bij verordening nr. 2081/92 is de communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen ingevoerd.

3

Artikel 2 van verordening nr. 2081/92 bepaalt:

„1.   De communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en van geografische aanduidingen van producten wordt verkregen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.   In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

‚oorsprongsbenaming’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land

en

waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

[…]”

4

Artikel 3, lid 1, van deze verordening luidt:

„Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,

de situatie in andere lidstaten,

de relevante nationale of communautaire wetgeving.

[…]”

5

Volgens artikel 4, lid 2, sub g, van verordening nr. 2081/92 omvat het productdossier ten minste „de verwijzingen naar de in artikel 10 bedoelde controlestructuur/structuren”.

6

In artikel 5, leden 3 en 4, van deze verordening is bepaald:

„3.   De registratieaanvraag omvat met name het in artikel 4 bedoelde productdossier.

4.   De registratieaanvraag wordt ingediend bij de lidstaat waarin het geografische gebied gelegen is.”

7

Artikel 10 van de verordening luidt:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de controlestructuren in het leven zijn geroepen die tot taak hebben te waarborgen dat landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde benaming aan de eisen van het productdossier beantwoorden.

2.   Een controlestructuur kan een of meer controlediensten en/of particuliere organisaties omvatten, die daartoe door de lidstaat zijn aangewezen, respectievelijk erkend. De lidstaten zenden de Commissie lijsten van de diensten en/of erkende organisaties en hun respectieve bevoegdheden. De Commissie maakt deze gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3.   De aangewezen controlediensten en/of de particuliere organisaties moeten voldoende waarborgen bieden inzake objectiviteit en onpartijdigheid jegens elke producent of verwerker die aan hun controle wordt onderworpen, en voortdurend de nodige deskundigen en middelen beschikbaar hebben om landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde benaming te controleren.

Indien een controlestructuur een gedeelte van de controles laat uitvoeren door een derde organisatie, moet die organisatie dezelfde waarborgen bieden. In dat geval echter blijven de aangewezen controlediensten en/of erkende particuliere organisaties jegens de betrokken lidstaat verantwoordelijk voor alle controles.

Vanaf 1 januari 1998 moeten particuliere organisaties, om in het kader van deze verordening door de lidstaten te worden erkend, voldoen aan de vereisten van norm EN 45011 van 26 juni 1989.

4.   Indien de aangewezen controlediensten en/of particuliere organisaties van een lidstaat constateren dat een landbouwproduct of levensmiddel met een beschermde benaming uit die lidstaat niet aan de eisen van het productdossier beantwoordt, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de bepalingen van deze verordening wordt voldaan. […]

5.   Een lidstaat moet de erkenning van een controleorganisatie intrekken indien niet meer aan de in de leden 2 en 3 bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Hij deelt dit mee aan de Commissie, die een herziene lijst van erkende organisaties bekendmaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

6.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een producent die aan de bepalingen van deze verordening voldoet, toegang heeft tot het controlesysteem.

7.   De kosten verbonden aan de in deze verordening bedoelde controles komen voor rekening van de producenten die de beschermde benaming gebruiken.”

8

Artikel 13 van de verordening luidt:

„1.   Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

[…]

b)

elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’, en dergelijke;

[…]

Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwproduct of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met het bepaalde sub a of b.

[…]

3.   Beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden.”

9

Krachtens artikel 2 van verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 (PB L 148, blz. 1) en titel A van de bijlage bij deze verordening is „Parmigiano Reggiano” een BOB met ingang van 21 juni 1996.

De precontentieuze procedure

10

Na een klacht van enkele marktdeelnemers verzocht de Commissie de Duitse autoriteiten bij brief van 15 april 2003, de fraudebestrijdingsinstanties duidelijke instructies te geven om een einde te maken aan de verkoop op Duits grondgebied van niet met het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano” in overeenstemming zijnde producten genaamd „parmesan”. Daar de term „parmesan” volgens de Commissie de vertaling was van de BOB „Parmigiano Reggiano”, was het gebruik ervan in strijd met artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92.

11

De Bondsrepubliek Duitsland antwoordde bij brief van 13 mei 2003 dat de term „parmesan”, die oorspronkelijk inderdaad historisch verbonden was met de streek Parma, een soortnaam was geworden voor harde kazen van uiteenlopende herkomst, geraspt of bestemd om te worden geraspt, welke verschilde van de BOB „Parmigiano Reggiano”, en dat het gebruik van deze term dan ook niet in strijd was met verordening nr. 2081/92.

12

Op 17 oktober 2003 stuurde de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland een aanmaningsbrief, waarop deze lidstaat bij brief van 17 december 2003 antwoordde.

13

De Commissie nam geen genoegen met de uitleg van de Bondsrepubliek Duitsland en bracht op 30 maart 2004 een met redenen omkleed advies uit waarin zij de lidstaat verzocht de nodige maatregelen te nemen om binnen twee maanden na de kennisgeving ervan aan dit advies te voldoen.

14

Bij brief van 15 juni 2004 liet de Bondsrepubliek Duitsland de Commissie weten dat zij bij haar standpunt bleef.

15

Daarop heeft de Commissie besloten het onderhavige beroep in te stellen.

Het beroep

16

Bij beschikking van de president van het Hof van 6 september 2005 is de Italiaanse Republiek toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie, en zijn het Koninkrijk Denemarken en de Republiek Oostenrijk toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Bondsrepubliek Duitsland.

17

Bij beschikking van de president van het Hof van 15 mei 2006 is de Tsjechische Republiek toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie.

18

De Commissie voert voor haar beroep één grond aan, namelijk de weigering van de Bondsrepubliek Duitsland om op haar grondgebied op te treden tegen het gebruik van de benaming „parmesan” op het etiket van producten die niet voldeden aan de eisen van het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

19

De Bondsrepubliek Duitsland betwist de niet-nakoming op basis van drie argumenten:

ten eerste wordt een oorsprongsbenaming krachtens artikel 13 van verordening nr. 2081/92 alleen beschermd in de exacte vorm waarin zij is geregistreerd;

ten tweede is het gebruik van het woord „parmesan” geen inbreuk op de bescherming van de oorsprongsbenaming „Parmigiano Reggiano”, en

ten derde is zij niet verplicht, ambtshalve op te treden tegen overtredingen van artikel 13.

Bescherming van samengestelde benamingen

20

De Commissie stelt dat de communautaire beschermingsregeling berust op het beginsel dat de registratie van een uit meerdere termen bestaande benaming gemeenschapsrechtelijke bescherming biedt zowel aan de delen waaruit de samengestelde benaming bestaat als aan de gehele benaming. Effectieve bescherming van samengestelde benamingen houdt dus in dat in beginsel alle delen waaruit een samengestelde benaming bestaat, tegen misbruik worden beschermd. Om deze bescherming te garanderen eist verordening nr. 2081/92 niet dat alle te beschermen delen van een samengestelde benaming worden geregistreerd, maar gaat zij uit van het beginsel dat al deze delen intrinsieke bescherming genieten. Deze uitlegging is volgens de Commissie door het Hof bevestigd in het arrest van 9 juni 1998, Chiciak en Fol (C-129/97 en C-130/97, Jurispr. blz. I-3315).

21

De Commissie betoogt dat op het beginsel van de bescherming van alle delen van een samengestelde benaming slechts één uitzondering wordt gemaakt, en wel in artikel 13, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2081/92, waarin is bepaald dat het gebruik van één deel van een samengestelde benaming niet als strijdig met artikel 13, lid 1, sub a en b, van die verordening wordt beschouwd, wanneer dat deel de naam is van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd. Deze bepaling zou overbodig zijn indien ervan zou worden uitgaan dat de verschillende delen van benamingen die uitsluitend in de vorm van samengestelde benamingen zijn geregistreerd, niet worden beschermd.

22

Voorts krijgt één deel van een samengestelde benaming niet de bescherming van verordening nr. 2081/92, wanneer de betrokken lidstaten bij de aanmelding van de desbetreffende samengestelde benaming hebben aangegeven dat voor bepaalde delen van die benaming geen bescherming werd gevraagd.

23

De Commissie heeft daarmee rekening gehouden toen zij verordening nr. 1107/96 vaststelde, door in voorkomend geval in een voetnoot aan te geven dat voor een deel van de betrokken benaming geen bescherming was gevraagd.

24

In het geval van de benaming „Parmigiano Reggiano” was voor geen van beide delen een voetnoot aangebracht.

25

De Bondsrepubliek Duitsland antwoordt dat een BOB alleen de bescherming van artikel 13 van verordening nr. 2081/92 krijgt in de exacte vorm waarin zij is geregistreerd. Anders dan de Commissie stelt, kan het tegendeel niet worden afgeleid uit het hiervóór aangehaalde arrest Chiciak en Fol.

26

Voorts heeft de Italiaanse Republiek in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 25 juni 2002, Bigi (C-66/00, Jurispr. blz. I-5917), zelf uitdrukkelijk bevestigd dat zij ervan heeft afgezien de benaming „Parmigiano” te registreren. Bij gebreke van registratie valt deze benaming dus niet onder de bescherming door het gemeenschapsrecht, aldus de Bondsrepubliek Duitsland.

27

Blijkens de achtste overweging van de considerans van verordening nr. 1107/96 hebben „bepaalde lidstaten […] meegedeeld dat voor bepaalde delen van benamingen geen bescherming wordt gevraagd en dat daarmee rekening dient te worden gehouden”.

28

In verordening nr. 1107/96 wordt door middel van voetnoten onder de bijlage bij de verordening, aangegeven in welke gevallen de bescherming van een deel van de benaming niet is gevraagd.

29

Het feit dat er geen verklaring is waaruit blijkt dat voor bepaalde componenten van een benaming de bescherming van artikel 13 van verordening nr. 2081/92 niet is gevraagd, is evenwel niet voldoende basis om de omvang van die bescherming te bepalen (zie in die zin arrest Chiciak en Fol, punt 37).

30

In de beschermingsregeling van verordening nr. 2081/92 is het de nationale rechter die, na een gedetailleerd onderzoek van de feiten die hem door de belanghebbenden worden voorgelegd, moet uitmaken welke bescherming aan de verschillende componenten van een benaming toekomt, en met name of het eventueel gaat om een soortnaam of om een tegen de in artikel 13 van de verordening bedoelde praktijken beschermde component van een benaming (arrest Chiciak en Fol, punt 38).

31

Het argument van de Bondsrepubliek Duitsland dat een BOB alleen door artikel 13 van verordening nr. 2081/92 wordt beschermd in de exacte vorm waarin zij is geregistreerd, gaat dus niet op.

Inbreuk op de BOB „Parmigiano Reggiano”

32

Volgens de Commissie is het in de handel brengen onder de benaming „parmesan” van kaas die niet in overeenstemming is met het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, in strijd met artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92, omdat de term „parmesan” de juiste vertaling is van de BOB „Parmigiano Reggiano”. De vertaling is volgens de Commissie, evenals de BOB in de taal van de lidstaat die deze benaming heeft laten registreren, uitsluitend voorbehouden aan producten die met het productdossier in overeenstemming zijn.

33

Voorts is, gezien de nauwe band — blijkend uit de historische ontwikkeling — tussen de specifieke streek in Italië waaruit dit type kaas afkomstig is en de term „parmesan”, deze laatste geen soortnaam die valt te onderscheiden van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

34

Hoe dan ook levert het gebruik van de benaming „parmesan” voor kaas die niet in overeenstemming is met het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, een voorstelling op van deze oorsprongsbenaming, hetgeen onder het verbod van artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 valt.

35

De Commissie stelt tevens dat de term „parmesan” geen soortnaam is geworden.

36

Een geografische aanduiding kan weliswaar gaandeweg tot soortnaam worden in die zin dat de consument daarin niet langer een aanduiding van de geografische herkomst van het artikel ziet maar slechts de aanduiding van een bepaald type product. Deze betekenisverschuiving heeft zich onder meer voorgedaan bij de termen „Camembert” en „Brie”.

37

Nog steeds aldus de Commissie heeft de term „parmesan” zijn geografische gevoelswaarde nooit verloren. Zou „parmesan” immers inderdaad een neutrale term zijn, die deze gevoelswaarde niet had, dan zou er geen plausibele verklaring voor zijn dat fabrikanten van imitaties steeds weer in woord en beeld verband trachten te leggen tussen hun product en Italië.

38

Voorts wil volgens de Commissie het feit dat tot in 2000 een kaassoort genaamd „parmesan” die niet in overeenstemming was met het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, werd vervaardigd op Italiaans grondgebied, niet zeggen dat deze term in Italië de soortnaam is van geraspte kaas van uiteenlopende herkomst, aangezien die kaas uitsluitend bestemd was voor de export naar landen waar de term „parmesan” conform het territorialiteitsbeginsel geen bijzondere bescherming genoot. Overigens wordt de benaming „Parmigiano Reggiano” pas sinds 21 juni 1996, de datum van inwerkingtreding van verordening nr. 1107/96, communautair beschermd.

39

De Bondsrepubliek Duitsland stelt dat het gebruik van het woord „parmesan” niet in strijd is met artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92, aangezien het — zoals de Commissie meent — slechts de vertaling is van de term „Parmigiano”, die blijkens de situatie in Italië en andere lidstaten, alsook de nationale en communautaire wetgevingen, een soortnaam is. Als soortnaam kan het niet door de verordening worden beschermd.

40

Subsidiair merkt de Bondsrepubliek Duitsland op dat, al zou de term „Parmigiano” geen soortnaam zijn en zouden op deze component dus niet de bepalingen van artikel 13, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2081/92 kunnen worden toegepast, het gebruik van de term „parmesan” geen inbreuk is op de bepalingen inzake de bescherming van de oorsprongsbenaming „Parmigiano Reggiano”. De naam „parmesan” kent al eeuwenlang een eigen ontwikkeling en is in Duitsland, maar ook in andere lidstaten, een soortnaam geworden. Het gebruik daarvan is dus geen misbruik van de BOB „Parmigiano Reggiano” en ook geen voorstelling van deze BOB.

41

Tot staving van deze stelling refereert de Bondsrepubliek Duitsland in de eerste plaats aan punt 35 van de conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer in de zaak die heeft geleid tot de beschikking van 8 augustus 1997, Canadane Cheese Trading en Kouri (C-317/95, Jurispr. blz. I-4681), in de tweede plaats aan het eerder aangehaalde arrest Bigi, waarin het Hof uitdrukkelijk in het midden heeft gelaten of de term „parmesan” een soortnaam is, en in de derde plaats aan het feit dat niet kan worden volstaan met de constatering dat de benaming van een product de vertaling is van een oorsprongsbenaming. In elk specifiek geval moet worden bezien of deze vertaling echt een voorstelling is van de betrokken benaming. Dit is niet het geval wanneer de omstreden benaming, al was zij oorspronkelijk een vertaling, mettertijd in het spraakgebruik van de consument een andere betekenis heeft gekregen en zodoende een soortnaam is geworden. In de vierde plaats wijst deze lidstaat erop dat in Duitsland, gezien de onderhavige niet-nakomingsprocedure de enige lidstaat waar het antwoord op de vraag of de term „parmesan” een generiek karakter heeft, beslissend is, de term „parmesan” al sinds jaar en dag wordt opgevat als de soortnaam voor harde kaas die is geraspt of bestemd is om te worden geraspt. Dit is overigens ook het geval in andere lidstaten, Italië inbegrepen.

42

Allereerst moet worden vastgesteld of het gebruik van de benaming „parmesan”, afgezet tegen de BOB „Parmigiano Reggiano”, overeenkomt met een van de in artikel 13, lid 1, van verordening nr. 2081/92 bedoelde situaties.

43

In dit verband moet eraan worden herinnerd dat geregistreerde benamingen krachtens artikel 13, lid 1, sub b, van deze verordening worden beschermd tegen met name elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald.

44

Wat de voorstelling van een BOB betreft, heeft het Hof verklaard dat dit begrip een situatie betreft waarin de voor de aanduiding van een product gebruikte term een deel van een beschermde benaming bevat, zodat de consument bij het zien van de naam van het product als referentiebeeld het artikel waarvoor die benaming geldt, voor de geest zal komen (arrest van 4 maart 1999, Consorzio per la tutela del formaggio Gorgonzola, C-87/97, Jurispr. blz. I-1301, punt 25).

45

Het Hof preciseerde dat ook dan sprake kan zijn van een voorstelling van een BOB, wanneer er geen risico van verwarring tussen de betrokken producten bestaat, en wanneer voor de bestanddelen van de referentiebenaming die in de betrokken term worden overgenomen, geen communautaire bescherming geldt (arrest Consorzio per la tutela del formaggio Gorgonzola, punt 26).

46

In het onderhavige geval bestaat er fonetisch en visueel enige overeenkomst tussen de benamingen „parmesan” en „Parmigiano Reggiano”, en wel in een situatie waar het bij beide producten gaat om harde kazen, geraspt of bestemd om te worden geraspt, dat wil zeggen die uiterlijk enige gelijkenis vertonen (zie in die zin arrest Consorzio per la tutela del formaggio Gorgonzola, punt 27).

47

Overigens moet, los van de vraag of de benaming „parmesan” al dan niet de juiste vertaling is van de BOB „Parmigiano Reggiano” of van de term „Parmigiano”, ook in de beoordeling worden betrokken dat deze twee tot verschillende talen behorende termen conceptueel dicht bijeenliggen, zoals in de mondelinge behandeling voor het Hof duidelijk is gebleken.

48

Door deze nabijheid, alsmede de in punt 46 van dit arrest genoemde fonetische en visuele overeenkomsten, komt de consument als referentiebeeld kaas met de BOB „Parmigiano Reggiano” voor de geest bij het zien van harde kaas, geraspt of bestemd om te worden geraspt, die de benaming „parmesan” draagt.

49

Het gebruik van de benaming „parmesan” moet dan ook in de zin van artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 worden gekwalificeerd als voorstelling van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

50

De vraag of de benaming „parmesan” de vertaling is van de BOB „Parmigiano Reggiano” is dus voor de beoordeling van het onderhavige beroep niet relevant.

51

De Bondsrepubliek Duitsland betoogt evenwel dat, aangezien de benaming „parmesan” een soortnaam is geworden, het gebruik daarvan geen onwettige voorstelling van de BOB „Parmigiano Reggiano” kan zijn.

52

Het was aan de Bondsrepubliek Duitsland om dit betoog te onderbouwen, te meer nu het Hof reeds heeft verklaard dat het verre van evident is dat de benaming „parmesan” een soortnaam is geworden (arrest Bigi, punt 20).

53

In het kader van de beoordeling of een benaming een soortnaam is, moet overeenkomstig artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2081/92 rekening worden gehouden met de locaties waar het product wordt vervaardigd, zowel in als buiten de lidstaat die de benaming heeft laten registreren, de consumptie van het product en de perceptie van de benaming door de consument binnen en buiten die lidstaat, de vraag of er ten aanzien van het product specifieke nationale wetgeving bestaat en de wijze waarop de benaming in het gemeenschapsrecht is gebruikt (zie arrest van 25 oktober 2005, Duitsland en Denemarken/Commissie, C-465/02 en C-466/02, Jurispr. blz. I-9115, punten 76-99).

54

Zoals de advocaat-generaal in de punten 63 en 64 van zijn conclusie heeft opgemerkt, heeft de Bondsrepubliek Duitsland echter volstaan met het citeren uit woordenboeken en vakliteratuur, die geen volledig overzicht verschaffen van de manier waarop het woord „parmesan” door de consument in Duitsland en andere lidstaten wordt opgevat, en heeft zij geen productie- of consumptiecijfers overgelegd voor kaas die onder de benaming „parmesan” in Duitsland of in andere lidstaten in de handel wordt gebracht.

55

Voorts blijkt uit de aan het Hof overgelegde stukken dat enkele producenten van kaas met de benaming „parmesan” dit product in Duitsland in de handel brengen met etiketten die refereren aan de Italiaanse cultuur en aan Italiaanse landschappen. Hieruit mag worden afgeleid dat de consument in die lidstaat kaas met de naam „parmesan” associeert met Italië, ook al is deze in werkelijkheid in een andere lidstaat geproduceerd (zie in die zin arrest Duitsland en Denemarken/Commissie, punt 87).

56

Ten slotte heeft de Bondsrepubliek Duitsland ter terechtzitting ook geen informatie kunnen verschaffen over de hoeveelheden in Italië onder de BOB „Parmigiano Reggiano” geproduceerde kaas die in Duitsland worden geïmporteerd, zodat het Hof de gegevens over de consumptie van deze kaas niet kan gebruiken als indicatie voor de vraag of de benaming „parmesan” een soortnaam is (zie in die zin arrest Duitsland en Denemarken/Commissie, punt 88).

57

Hieruit volgt dat, nu de Bondsrepubliek Duitsland niet heeft aangetoond dat de benaming „parmesan” een soortnaam is, het gebruik van het woord „parmesan” voor kaas die niet in overeenstemming is met het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano” in casu aldus moet worden beschouwd dat het afbreuk doet aan de uit artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 voortvloeiende bescherming.

Verplichting van de Bondsrepubliek Duitsland om op te treden tegen inbreuken op artikel 13, lid 1, van verordening nr. 2081/92

58

De Commissie stelt dat de Bondsrepubliek Duitsland krachtens de artikelen 10 en 13 van verordening nr. 2081/92 verplicht is, ambtshalve de nodig maatregelen te nemen om gedragingen die afbreuk doen aan BOB’s te bestraffen. Volgens de Commissie omvat het ingrijpen van de lidstaten maatregelen op administratief en strafrechtelijk vlak waarmee de doelstellingen van deze verordening op het gebied van de bescherming van oorsprongsbenamingen kunnen worden verwezenlijkt. Producten die niet in overeenstemming zijn met de eisen van de verordening mogen niet in de handel worden gebracht.

59

De Commissie licht toe dat haar bezwaren niet de Duitse wetgeving betreffen, noch het eventueel ontbreken van de mogelijkheid om verhaal te halen bij de nationale gerechten, maar de met het gemeenschapsrecht strijdige administratieve praktijk van de Duitse autoriteiten. Wanneer de lidstaten niet behoefden te voldoen aan hun verplichting om in te grijpen, en de marktdeelnemers dientengevolge zelf in rechte zouden moeten optreden tegen elke inbreuk op hun exclusieve recht om de betrokken BOB in de gehele Europese Unie te gebruiken, konden de doelstellingen van verordening nr. 2081/92 niet worden verwezenlijkt.

60

Eveneens volgens de Commissie is in een geschil tussen particuliere ondernemers de vraag waar het om draait, of de intellectuele-eigendomsrechten van de in de streek van oorsprong van het product gevestigde producenten zijn geëerbiedigd, terwijl de bestrijding door het openbaar gezag van inbreuken op artikel 13 van verordening nr. 2081/92 niet de bescherming van particuliere economische belangen ten doel heeft, maar de belangen van de consument, wiens verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit en de geografische oorsprong van het product niet mogen worden beschaamd. De met deze verordening beoogde consumentenbescherming komt in gevaar wanneer de handhaving van de in de verordening neergelegde verboden geheel zou afhangen van het gedrag van particuliere ondernemers inzake de instelling van vorderingen in rechte.

61

De Commissie concludeert dat het gedrag van de Bondsrepubliek Duitsland moet worden gelijkgesteld aan een inbreuk op het gemeenschapsrecht door stilzitten.

62

De Bondsrepubliek Duitsland betoogt daarentegen dat artikel 13 van verordening nr. 2081/92 de omvang van de bescherming van geografische aanduidingen en geregistreerde oorsprongsbenamingen bepaalt. Vanwege de rechtstreekse werking van deze verordening kan dit artikel aan de rechthebbenden of legitieme gebruikers van BOB’s rechten verlenen, die door de nationale rechterlijke instanties moeten worden beschermd.

63

De rechtstreekse toepasselijkheid van verordening nr. 2081/92 ontheft de lidstaten uiteraard niet van de verplichting om nationale maatregelen te nemen waardoor de toepassing van deze verordening wordt gewaarborgd. De Bondsrepubliek Duitsland heeft niettemin tal van wetgevende bepalingen aangenomen waarmee kan worden opgetreden tegen het illegaal gebruik van BOB’s, met name de wet ter bestrijding van oneerlijke mededinging (Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb) van 7 juni 1909 en de wet inzake de bescherming van merken en andere tekens (Gesetz über den Schutz von Marken und sonstigen Kennzeichen) van 25 oktober 1994 (BGBl. 1994 I, blz. 3085).

64

Voorts is de mogelijkheid om in rechte op te treden tegen elke met de aan een BOB verbonden rechten strijdige gedraging niet voorbehouden aan de rechthebbende op de benaming. Ook concurrenten, ondernemersverenigingen en consumentenorganisaties hebben deze mogelijkheid. Alleen reeds de zeer ruime kring van personen die bevoegd zijn in rechte op te treden toont aan dat de in de Bondsrepubliek Duitsland geldende bepalingen niet enkel de in de streek van oorsprong gevestigde producenten in staat stellen de handhaving van hun intellectuele-eigendomsrechten te garanderen. Deze bepalingen creëren een algemeen geldend en doeltreffend systeem dat het mogelijk maakt, inbreuken op artikel 13 van verordening nr. 2081/92 te verhinderen en daartegen efficiënt op te treden middels gerechtelijke beslissingen.

65

Met de verlening van bovengenoemde burgerlijke rechten heeft de Bondsrepubliek Duitsland alle nodige maatregelen genomen om een volledige toepassing van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 2081/92 te verzekeren. Het is niet nodig dat de overheid ambtshalve administratieve sancties neemt tegen inbreuken op deze bepaling, en de artikelen 10 en 13 van de verordening schrijven dit ook niet voor. Volgens de Bondsrepubliek Duitsland blijkt uit de vergelijking van de verschillende taalversies van artikel 10, lid 4, van verordening nr. 2081/92 dat het, gezien de Italiaanse oorsprong van de BOB „Parmigiano Reggiano”, aan het Consorzio del formaggio Parmigiano Reggiano en niet aan Duitse controlestructuren is om na te gaan of bij het gebruik van deze benaming het productdossier in acht is genomen.

66

Volgens deze lidstaat kan de Commissie wel opmerken dat het optreden door de betrokken lidstaat tegen overtredingen van artikel 13 van verordening nr. 2081/92 niet alleen de bescherming van particuliere economische belangen dient te verzekeren maar ook die van de consument, doch deze constatering volgt niet uit enige bijzonderheid van die verordening waardoor de beschermingsregeling voor oorsprongsbenamingen door de instelling van civielrechtelijke vorderingen, anders dan het geval is voor andere intellectuele-eigendomsrechten of voor concurrentiebeschermingsbepalingen, als ontoereikend zou moeten worden beschouwd.

67

Ten slotte stelt de Bondsrepubliek Duitsland dat, indien in Duitsland het gebruik van de benaming „parmesan” voor niet met de eisen in het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano” overeenkomende producten niet ambtshalve of strafrechtelijk wordt vervolgd, gesteld al dat dit gebruik in strijd is met artikel 13, lid 1, van verordening nr. 2081/92, deze situatie eenvoudig is ontstaan doordat is afgezien van sancties die de lidstaten bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht mogen maar niet hoeven te hanteren.

68

In dit verband moet eraan worden herinnerd dat de mogelijkheid van de justitiabelen om zich bij de nationale rechter op de bepalingen van een verordening te beroepen, de lidstaten er niet van ontheft om de nationale bepalingen ter verzekering van de volledige toepassing daarvan vast te stellen wanneer dit noodzakelijk blijkt te zijn (zie met name arrest van 20 maart 1986, Commissie/Nederland, 72/85, Jurispr. blz. 1219, punt 20).

69

Niet in geschil is dat de Duitse rechtsorde beschikt over juridische instrumenten, zoals de in punt 63 van dit arrest genoemde wetgeving, die een doeltreffende bescherming beogen te garanderen van de rechten die particulieren ontlenen aan verordening nr. 2081/92. Evenmin wordt betwist dat de mogelijkheid om een vordering in te stellen tegen gedragingen die de aan een BOB verbonden rechten kunnen aantasten, niet is voorbehouden aan de legitieme gebruiker van die benaming. Deze mogelijkheid staat open voor concurrenten, ondernemersverenigingen en consumentenorganisaties.

70

Een dergelijke wettelijke regeling is dan ook geschikt om de bescherming te garanderen van andere belangen dan die van de producenten van waren met een BOB, met name de belangen van de consument.

71

Ter terechtzitting heeft de Bondsrepubliek Duitsland overigens verklaard dat er thans zaken betreffende het gebruik van de benaming „parmesan” aanhangig zijn bij Duitse rechters, waarvan één aanhangig gemaakt door het Consorzio del formaggio Parmigiano Reggiano.

72

Betreffende het middel van de Commissie dat de lidstaten verplicht zijn om ambtshalve de nodige maatregelen te nemen ter bestraffing van inbreuken op artikel 13, lid 1, van deze verordening, moet het volgende worden overwogen.

73

Allereerst volgt deze verplichting niet uit artikel 10 van verordening nr. 2081/92.

74

Inderdaad bepaalt artikel 10, lid 1, van verordening nr. 2081/92, om de effectiviteit van de bepalingen van deze verordening te verzekeren, dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening de controlestructuren in het leven zijn geroepen. Zij zijn dus verplicht, dergelijke structuren in het leven te roepen.

75

Artikel 10, lid 4, van verordening nr. 2081/92 bepaalt echter: „Indien de aangewezen controlediensten en/of particuliere organisaties van een lidstaat constateren dat een landbouwproduct of levensmiddel met een beschermde benaming uit die lidstaat niet aan de eisen van het productdossier beantwoordt, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de bepalingen van deze verordening wordt voldaan. […]”; uit deze bepaling blijkt dus dat de aangewezen controlediensten en/of particuliere organisaties van een lidstaat de organisaties zijn van de lidstaat waaruit de BOB afkomstig is.

76

De vermelding „producent of verwerker die aan hun controle wordt onderworpen” in artikel 10, lid 3, van de verordening, alsook het in lid 6 van dit artikel verleende recht van de producent op toegang tot het controlesysteem en zijn in lid 7 van het artikel neergelegde verplichting om de kosten van de controles te dragen, bevestigen dat artikel 10 van verordening nr. 2081/92 de verplichtingen regelt van de lidstaten waaruit de BOB afkomstig is.

77

Deze uitlegging wordt tevens bevestigd door de bepalingen van artikel 4, lid 2, sub g, gelezen in samenhang met artikel 5, leden 3 en 4, van verordening nr. 2081/92, waaruit volgt dat de registratieaanvraag het productdossier moet omvatten, de aanvraag moet worden ingediend bij de lidstaat waarin het betrokken geografische gebied gelegen is, en het productdossier „de verwijzingen naar de in artikel 10 bedoelde controlestructuur/structuren” moet omvatten.

78

De controlestructuren waarop de verplichting rust om de naleving van het productdossier te garanderen, zijn derhalve de structuren van de lidstaat waaruit de desbetreffende BOB afkomstig is. De controle op de naleving van het productdossier bij het gebruik van de BOB „Parmigiano Reggiano” is dus niet aan de Duitse controle-instanties.

79

Wel stelt artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 bescherming van geregistreerde benamingen verplicht tegen „elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’, en dergelijke”.

80

Dit neemt echter niet weg dat de Commissie in de eerste plaats niet heeft aangetoond dat de Bondsrepubliek Duitsland in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen uit verordening nr. 2081/92, en in de tweede plaats geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat maatregelen als de in punt 63 van dit arrest genoemde niet zijn genomen, dan wel dat deze geen bescherming boden van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

81

Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat de Commissie niet heeft bewezen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door formeel te weigeren op te treden tegen het gebruik op haar grondgebied van de benaming „parmesan” op het etiket van producten die niet voldoen aan de eisen van het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92.

82

Derhalve moet het beroep van de Commissie worden verworpen.

Kosten

83

Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Bondsrepubliek Duitsland worden verwezen in de kosten. Overeenkomstig artikel 69, lid 4, dragen de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Italiaanse Republiek en de Republiek Oostenrijk hun eigen kosten.

 

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart:

 

1)

Het beroep wordt verworpen.

 

2)

De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen in de kosten.

 

3)

De Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Italiaanse Republiek en de Republiek Oostenrijk dragen hun eigen kosten.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.