CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL
P. LÉGER
van 13 juli 2006 1(1)
Zaak C‑45/05
Maatschap Schonewille-Prins
tegen
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
[verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) om een prejudiciële beslissing]
„Communautaire steunregelingen – Sector rundvlees – Identificatie en registratie van runderen – Slachtpremie – Geïntegreerd beheers‑ en controlesysteem – Communautaire kortingen en uitsluitingen – Nationale sancties”
1. Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de vraag in hoeverre en op welke grondslag een lidstaat het recht op slachtpremie voor runderen kan beperken en/of uitsluiten wanneer de gegevens inzake de verplaatsingen van dieren naar of van een landbouwexploitatie te laat zijn meegedeeld aan het gecomputeriseerde gegevensbestand van de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen.
I – Het rechtskader
A – Gemeenschapsregelgeving
2. Uit hoofde van artikel 11, lid 1, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(2), kan een producent die runderen op zijn bedrijf houdt, op zijn verzoek in aanmerking komen voor een slachtpremie. Deze premie wordt toegekend bij het slachten van in aanmerking komende dieren of bij de uitvoer daarvan naar een derde land.
3. Artikel 11, lid 1, tweede alinea, van deze verordening luidt:
„Voor de slachtpremie komen in aanmerking:
a) stieren, ossen, koeien en vaarzen van ten minste acht maanden;
b) kalveren van meer dan één en minder dan zeven maanden oud met een slachtgewicht van minder dan 160 kilogram,
op voorwaarde dat zij gedurende een nader te bepalen periode door de producent zijn gehouden.”(3)
4. Bovendien staat in de achttiende overweging van de considerans van verordening nr. 1254/1999 dat „de rechtstreekse betalingen slechts mogen worden uitgekeerd als de houders van de betrokken dieren voldoen aan de communautaire voorschriften inzake identificatie en registratie van runderen”. Artikel 21 van deze verordening bepaalt dan ook dat „[o]m in aanmerking te komen voor rechtstreekse betalingen op grond van [hoofdstuk 1 van deze verordening], [...] een dier [moet] geïdentificeerd en geregistreerd zijn overeenkomstig verordening (EG) nr. 820/97[(4)]”.(5)
5. Deze laatste verordening is ingetrokken bij verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad.(6) De vaststelling van een identificatie‑ en registratieregeling voor runderen is ook een van de hoofddoelstellingen van deze verordening.
1. De identificatie‑ en registratieregeling voor runderen
6. Als gevolg van de instabiliteit van de markt voor rundvlees en rundvleesproducten die door de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie is ontstaan, hebben de vaststelling van een doeltreffende identificatie‑ en registratieregeling voor runderen in de productiefase en de opzetting van een specifieke communautaire etiketteringsregeling in deze sector tot doel, het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees en rundvleesproducten te vergroten, de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te handhaven en de rundvleesmarkt duurzaam stabieler te maken.(7)
7. Ingevolge artikel 3, eerste alinea, van verordening nr. 1760/2000 omvat de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen de volgende elementen: oormerken om de dieren individueel te identificeren, dierpaspoorten, individuele registers op elk bedrijf en gecomputeriseerde gegevensbestanden.
8. Volgens de gemeenschapswetgever dient „[m]et het oog op snelle en accurate tracering van dieren voor de controles uit hoofde van de communautaire steunregelingen [...] elke lidstaat een gecomputeriseerd nationaal gegevensbestand op te zetten waarin de identiteit van het dier, alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen, overeenkomstig richtlijn 97/12/EG van de Raad van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens[(8)], waarin de sanitaire vereisten met betrekking tot dit gegevensbestand duidelijk zijn aangegeven”.(9) Artikel 5 van verordening nr. 1760/2000 voorziet dus in de opzetting door de bevoegde autoriteit van iedere lidstaat van een gecomputeriseerd gegevensbestand dat vanaf 31 december 1999 alle gegevens bevat die vereist zijn ingevolge richtlijn 64/432 van de Raad van 26 juni 1964.(10)
9. Artikel 7, lid 1, van deze verordening luidt :
„Elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders:
– houdt een register bij,
– stelt, zodra het gecomputeriseerde gegevensbestand volledig operationeel is, de bevoegde autoriteit binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn, die zich uitstrekt over drie tot zeven dagen, in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden. [...]”
10. Bovendien bepaalt artikel 22, lid 1, van deze verordening:
„De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen. [...]
Door een lidstaat aan een veehouder opgelegde sancties staan in verhouding tot de ernst van de overtreding. Een sanctie kan, in voorkomend geval, inhouden dat de verplaatsingen van dieren naar of van het bedrijf van de betrokken houder worden beperkt.”
2. Het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen
11. Dit geïntegreerde systeem is ingesteld bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad.(11) De gemeenschapswetgever wenste voor alle financiële steunregelingen in de sectoren akkerbouw, rundvlees en schapen‑ en geitenvlees, beheers‑ en controlesystemen op te zetten met het oog op de uitvoering van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen die zijn ingesteld naar aanleiding van de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in 1992. Zoals blijkt uit de vijfde overweging van de considerans van deze verordening moet „in elke lidstaat in het kader van het geïntegreerde systeem [...] worden gewerkt met een databank, een alfanumeriek systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, aangiften van de landbouwers, een geharmoniseerd controlesysteem en, voor de dierlijke productie, een systeem voor de identificatie en de registratie van de dieren”.
12. Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(12), heeft tot doel op doeltreffende wijze te controleren of de bepalingen inzake communautaire steunverlening worden nageleefd en bepalingen voor een doeltreffende preventie en bestraffing van onregelmatigheden en fraude vast te stellen.
13. Daartoe moet volgens de negende overweging van de considerans van deze verordening „worden voorzien in sancties die zijn gedifferentieerd al naar [gelang] de ernst van de onregelmatigheid en die gaan tot algehele uitsluiting van de mogelijkheid om voor het betrokken jaar en het daaropvolgende jaar van een regeling gebruik te maken”. Artikel 10 ter van deze verordening voorziet dan ook in sancties gaande van verlaging van de steun tot intrekking ervan wanneer uit administratieve controles of controles ter plaatse blijkt dat het aantal dieren dat in de steunaanvraag is aangegeven, niet overeenstemt met het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren.
14. Bovendien bepaalt artikel 11, lid 1, van verordening nr. 3887/92 dat „[d]e in deze verordening bepaalde sancties gelden onverminderd extra sancties waarin op nationaal niveau is voorzien”.
15. Tot slot is in artikel 15, eerste alinea, van deze verordening bepaald:
„De lidstaten nemen alle voor de toepassing van deze verordening nodige aanvullende maatregelen [...]. In dit verband kunnen [zij], opdat controle-eisen zoals het bijhouden van het register van het bedrijf of de verschillende kennisgevingen in acht worden genomen, ook voorzien in passende nationale sancties voor producenten of andere marktdeelnemers, zoals abattoirs of verenigingen, die bij de procedure voor de toekenning van de steun betrokken zijn.”
16. Verordening nr. 3887/92 is ingetrokken bij verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie.(13) Artikel 53, lid 1, van deze laatste verordening bepaalt evenwel dat verordening nr. 3887/92 „van toepassing [blijft] op steunaanvragen voor verkoopseizoenen of premieperioden die beginnen vóór 1 januari 2002”.(14)
17. Artikel 44 van verordening nr. 2419/2001, getiteld „Uitzonderingen op de toepassing van kortingen en uitsluitingen”, luidt als volgt:
„1. De in deze titel bedoelde kortingen en uitsluitingen zijn niet van toepassing wanneer het bedrijfshoofd feitelijk juiste gegevens heeft verschaft of wanneer hij anderszins kan bewijzen dat hem geen schuld treft.
2. De in deze titel bepaalde kortingen en uitsluitingen zijn ook niet van toepassing op die onderdelen van de steunaanvraag ten aanzien waarvan het bedrijfshoofd de bevoegde instantie schriftelijk mededeelt dat de aanvraag fouten bevat of niet langer juist is, tenzij het bedrijfshoofd in kennis is gesteld van het voornemen van de bevoegde instantie bij hem een controle ter plaatse te verrichten of deze instantie het bedrijfshoofd reeds over onregelmatigheden in de betrokken aanvraag heeft ingelicht.
De in de eerste alinea bedoelde mededeling van het bedrijfshoofd heeft een aanpassing van de steunaanvraag aan de feitelijke toestand tot gevolg.”
18. Bovendien bepaalt artikel 45 van deze verordening, getiteld „Correcties en aanvullingen van de in het gecomputeriseerde gegevensbestand ingevoerde gegevens”, in lid 1 dat „[t]en aanzien van runderen waarvoor steun wordt aangevraagd, [...] artikel 44 vanaf het tijdstip van de indiening van de aanvraag van toepassing [is] op fouten en nalatigheden in verband met de in het gecomputeriseerde gegevensbestand opgenomen gegevens”.
19. Tot slot bepaalt artikel 47 van deze verordening, getiteld „Cumulatie van sancties”, in lid 2 dat „[o]nder voorbehoud van artikel 6 van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(15) [...] de in deze verordening bepaalde kortingen en uitsluitingen [gelden] onverminderd andere in gemeenschaps‑ of nationaalrechtelijke voorschriften bepaalde sancties”.
B – Nationale regelgeving
20. De Verordening identificatie en registratie runderen 1998 van het Productschap Vee en Vlees (hierna: „PVV-verordening”) luidt als volgt:
„[...]
Artikel 12
1. De houder, met uitzondering van de vervoerder, is verplicht de in artikel 4, derde lid en de in artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening 820/97 bedoelde gegevens [...] nauwkeurig en volledig in het register aan te tekenen.
[...]
Artikel 13
1. De houder, met uitzondering van de vervoerder, is verplicht binnen een periode van 3 werkdagen aan de dienst melding te doen van de in artikel 12, eerste lid, van deze verordening [...] bedoelde gegevens.
[...]”
21. Bovendien bepaalt artikel 2.3, lid 2, van de Regeling dierlijke EG-premies (hierna : „Regeling”):
„Ter zake van het slachten of uitvoeren naar een derde land van een rund dat op de datum van de slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, blijkens de gegevens uit het I & R-register ten minste acht maanden oud is, wordt op daartoe strekkende aanvraag overeenkomstig de bepalingen van deze regeling en verordeningen 1254/1999 en 2342/1999 aan producenten premie verstrekt.”
22. Artikel 2.4b, lid 2, van de Regeling preciseert dat „[a]anvragen voor premie ter zake van het slachten van runderen in een in Nederland gelegen abattoir worden ingediend door melding van de slacht overeenkomstig de bepalingen van de PVV-verordening door het betrokken abattoir aan het I & R-register”.
23. Tot slot is in artikel 4.9 van de Regeling bepaald:
„1. Geen premie wordt verstrekt voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, krachtens de PVV-verordening, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I & R-register van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf of de datum van slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet binnen 25 dagen is nagekomen, voor zover de desbetreffende meldingsplicht op of na 1 januari 2000 is ontstaan.
2. De premie wordt verminderd met 25 % voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, krachtens de PVV-verordening, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I & R-register van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf of de datum van slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet tijdig doch wel binnen 25 dagen nadat de betrokken gebeurtenis heeft plaatsgevonden, is nagekomen, voor zover de desbetreffende meldingsplicht op of na 1 januari 2000 is ontstaan.”
II – De feiten en de procedure van het hoofdgeding
24. Maatschap Schonewille-Prins (hierna : „Schonewille”) exploiteert in Nederland een agrarische onderneming gespecialiseerd in het houden van runderen voor de slacht. Op 1 februari 2001 heeft deze onderneming bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: „Minister”) krachtens de Regeling slachtpremies aangevraagd voor 365 runderen.
25. Bij besluit van 24 juni 2002 heeft de Minister Schonewille laten weten dat van de runderen waarvoor voor het slachtpremiejaar 2001 een premie was aangevraagd, 260 runderen geheel of gedeeltelijk premiewaardig waren bevonden, terwijl 105 runderen dat niet waren. Dat besluit werd later gecorrigeerd door de Minister, die heeft geoordeeld dat 15 extra runderen volledig premiewaardig waren, terwijl tevens een ander dier niet-premiewaardig was.
26. Schonewille heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister, inzonderheid tegen de premiekortingen en ‑uitsluitingen. Dat bezwaar is bij besluit van de Minister van 19 juni 2003 afgewezen.
27. In dat besluit heeft de Minister in de eerste plaats de premieaanvraag ten aanzien van één rund volledig afgewezen op grond dat de melding aan het I & R-register niet binnen de door artikel 4.9, lid 1, van de Regeling gestelde termijn was gedaan. In de tweede plaats heeft hij ten aanzien van een groep runderen de aangevraagde premie met 25 % verminderd, omdat de melding aan het I & R-register niet tijdig maar wel binnen de door artikel 4.9, lid 2, van de Regeling gestelde termijn van vijfentwintig dagen, vermeerderd met vijf verwerkingsdagen, was gedaan.
28. Bij brief van 30 juli 2003 heeft Schonewille tegen dat besluit beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Zij betoogt dat de Minister ten onrechte heeft geoordeeld dat te late melding van een aanvoer aan het I & R-register reden kon zijn voor een korting op de slachtpremie of een weigering daarvan. Volgens Schonewille vervullen haar dieren de voorwaarde van artikel 21 van verordening nr. 1254/1999, daar zij overeenkomstig artikel 4, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 zijn geïdentificeerd (twee officiële oormerken) en overeenkomstig artikel 7, lid 1, van deze verordening zijn geregistreerd. Het staat de lidstaten niet vrij om in het kader van de identificatie en registratie van runderen aanvullende voorwaarden ten aanzien van de premiewaardigheid van runderen te stellen, zoals de in artikel 4.9 van de Regeling gestelde eisen.
III – De prejudiciële verwijzing
29. Het verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om een prejudiciële beslissing betreft de vraag of de Minister, gelet op de geconstateerde onregelmatigheden bij de door Schonewille gedane aanvoermeldingen aan de houder van het I & R-register, het recht op slachtpremie geheel of gedeeltelijk kan uitsluiten op grond van verordening nr. 1254/1999.
30. De verwijzende rechter verzoekt om uitlegging van artikel 21 van deze verordening, volgens hetwelk een dier om in aanmerking te komen voor rechtstreekse betalingen moet „geïdentificeerd en geregistreerd zijn overeenkomstig [verordening nr. 1760/2000]”. Hij acht een „verstrekkende interpretatie” van de voorwaarde van artikel 21 denkbaar, hetgeen in dit kader zou betekenen dat om volledig premiewaardig te kunnen zijn, alle vereisten van verordening nr. 1760/2000 vervuld moeten zijn, met inbegrip van de eisen betreffende de termijn voor melding van de gegevens inzake de aan‑ en afvoer van runderen bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van die verordening. Indien deze uitlegging wordt aanvaard, zou elke onregelmatigheid bij de registratie van gegevens, hoe onbeduidend ook, tot volledige uitsluiting van het recht op premie leiden. De vraag rijst dus of een dergelijke uitlegging van artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
31. Bovendien heeft de verwijzende rechter vragen bij de toepasselijkheid van de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 in de onderhavige zaak. Indien, gelet op het arrest van het Hof van 1 juli 2004, Gerken(16), artikel 45, lid 1, van deze verordening met terugwerkende kracht zou moeten worden toegepast, wenst hij te vernemen of een juiste toepassing van dit artikel, in samenhang met artikel 44 van deze verordening, betekent dat het recht op slachtpremie niet wordt uitgesloten wanneer sprake is van nalatigheid bij de melding van gegevens aan de houder van het gecomputeriseerde gegevensbestand indien de doorgegeven gegevens, zoals in casu de aanvoerdata, geheel correct zijn.
32. Derhalve heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
„1) Dient artikel 21 van verordening (EG) nr. 1254/1999 aldus te worden uitgelegd, dat iedere onregelmatigheid bij de naleving van verordening (EG) nr. 1760/2000 ten aanzien van een dier leidt tot een volledige uitsluiting van slachtpremie voor dat dier?
2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, is artikel 21 van verordening (EG) nr. 1254/1999 dan verbindend, in het bijzonder in verband met de daaruit voortvloeiende consequenties?
3) Zijn de artikelen 44 en 45 van verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing op onregelmatigheden bij de naleving van verordening (EG) nr. 1760/2000?
4) Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, brengt dan een juiste toepassing van artikel 45 van verordening (EG) nr. 2419/2001 in verbinding met artikel 44 mee dat een uitsluiting van premie voor de slacht niet van toepassing is bij een nalatigheid in verband met de melding van gegevens aan de houder van het gecomputeriseerde gegevensbestand, indien de doorgegeven gegevens, zoals in dit geval de aanvoerdata, feitelijk geheel correct zijn (en ook van meet af aan juist zijn geweest en derhalve nooit behoefden te worden gecorrigeerd)? Als dit niet voor iedere nalatigheid geldt, geldt het dan wel in de situatie als in dit geding aan de orde, waarin de nalatigheid heeft bestaan uit het (enkele dagen of weken) te laat doorgeven van gegevens, terwijl de slacht geruime tijd later plaatsvindt?
5) Dienen artikel 11 van verordening (EEG) nr. 3887/92 en/of artikel 22 van verordening (EG) nr. 1760/2000 en/of artikel 47, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2419/2001 aldus te worden uitgelegd dat een lidstaat bevoegd is om bij wege van nationale sanctie op de naleving van die verordening het communautaire recht op slachtpremie uit te sluiten of daarop kortingen aan te brengen?
6) Indien vraag 5 geheel of gedeeltelijk bevestigend wordt beantwoord, zijn dan de communautair voorziene uitzonderingen op communautaire kortingen en uitsluitingen, in het bijzonder de artikelen 44 en 45 van verordening (EG) nr. 2419/2001, van overeenkomstige toepassing op nationale kortingen en uitsluitingen?
7) Indien vraag 6 bevestigend wordt beantwoord, brengt dan een juiste overeenkomstige toepassing van artikel 45 van verordening (EG) nr. 2419/2001 in verbinding met artikel 44 mee dat nalatigheden in verband met de melding van gegevens aan het gecomputeriseerde gegevensbestand, en met name het te laat doorgeven van gegevens, niet kunnen leiden tot een uitsluiting van premie voor de slacht, indien de in het register opgenomen gegevens, zoals in dit geval de aanvoerdatum, feitelijk geheel correct zijn?”
IV – Beoordeling
A – De eerste vraag
33. Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 aldus moet worden uitgelegd dat een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding aan het gecomputeriseerde gegevensbestand van de verplaatsing van een rund naar of van een bedrijf, leidt tot volledige uitsluiting van slachtpremie voor dat dier.
34. De Commissie van de Europese Gemeenschappen geeft in overweging, deze vraag bevestigend te beantwoorden. Zij betoogt dat artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 de rechtstreekse betalingen, zoals de slachtpremie voor runderen, uitdrukkelijk heeft doen afhangen van de naleving van de in verordening nr. 1760/2000 neergelegde voorschriften betreffende de identificatie en de registratie van dieren. Door van de naleving van deze voorschriften, meer bepaald de eis inzake de uiterste termijn voor melding, een voorwaarde te maken voor de toekenning van die premie, heeft de gemeenschapswetgever in de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector rundvlees een stimulans voor de producenten willen inbouwen om aan die voorschriften te voldoen.
35. Dienaangaande benadrukt de Commissie dat de naleving van de voorschriften betreffende de identificatie en de registratie van runderen essentieel is om de doelstellingen van verordening nr. 1760/2000 te verwezenlijken, te weten het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees en rundvleesproducten te vergroten, de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te handhaven en de rundvleesmarkt duurzaam stabieler te maken.(17) Het is absoluut noodzakelijk dat de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen goed werkt en volledig betrouwbaar is, met name om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de herkomst van een dier snel te traceren bij de uitbraak van een dierziekte. Deze eisen van doeltreffendheid en betrouwbaarheid vereisen dat de gegevens betreffende de aanvoer, de afvoer, de geboorte of de sterfte van een dier binnen de termijn van drie tot zeven dagen bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000 worden meegedeeld. Elke overschrijding van deze termijn leidt dan ook tot volledige uitsluiting van het recht op slachtpremie voor de betrokken dieren.
36. Ik ben het hier niet mee eens. Mijns inziens kan artikel 21 van verordening nr. 1254/1999, zoals ook Schonewille en de Nederlandse regering betogen, niet aldus worden uitgelegd dat een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding aan het gecomputeriseerde gegevensbestand van de verplaatsing van een rund naar of van een bedrijf, automatisch leidt tot volledige uitsluiting van slachtpremie voor dat dier.
37. Meer bepaald ben ik het niet eens met het uitgangspunt van het betoog van de Commissie dat melding van de verplaatsing van een rund binnen een termijn van drie tot zeven dagen kan worden opgevat als een voorwaarde om in aanmerking te komen voor slachtpremie.
38. Alvorens mijn zienswijze nader te verklaren, zal ik kort schetsen hoe de bevoegde nationale autoriteiten steunaanvragen voor dieren moeten behandelen in het kader van het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem.
39. Eerst dienen zij de berekeningsgrondslag voor de steun te bepalen.(18) Wanneer bijvoorbeeld bij administratieve controles of controles ter plaatse blijkt dat het geconstateerde aantal dieren verschilt van het aantal in de steunaanvraag aangegeven dieren, wordt de aan de exploitant verschuldigde steun berekend op basis van het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren, dat wil zeggen het aantal dieren waarvoor de bevoegde autoriteit de naleving van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de steun heeft geverifieerd en bevestigd.(19) Bijgevolg wordt geen steun toegekend voor dieren die niet voldoen aan de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen.
40. Ten tweede kunnen de bevoegde autoriteiten eventueel sancties toepassen op het totale steunbedrag waarop de exploitant na de eerste stap aanspraak kan maken.(20) Die sancties beogen de exploitant financieel te bestraffen voor het geconstateerde verschil tussen het aantal in de steunaanvraag aangegeven dieren en het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren en bestaan ofwel in verlaging van het steunbedrag, ofwel in volledige uitsluiting van steunbetaling.
41. In de derde plaats kan de evaluatie van het in de tweede stap berekende steunbedrag worden gecorrigeerd. Er is immers voorzien in uitzonderingen op de toepassing van de communautaire sancties(21), met name wanneer de exploitant vaststelt dat de door hem ingediende aanvraag niet-opzettelijke fouten bevat en hij de bevoegde autoriteit daarvan tijdig op de hoogte brengt.
42. Tot slot dient te worden gepreciseerd dat in het aldus beschreven behandelingsschema, de sancties van verordening nr. 3887/92 gelden onverminderd extra sancties waarin op nationaal niveau is voorzien(22), en dat de lidstaten op basis van artikel 15 van deze verordening kunnen voorzien in passende nationale sancties voor producenten of andere marktdeelnemers „opdat controle-eisen zoals het bijhouden van het register van het bedrijf of de verschillende kennisgevingen in acht worden genomen”.
43. Na deze preciseringen zal ik thans ingaan op de voorwaarden waaronder een geslacht dier of een dier dat naar een derde land wordt uitgevoerd, naar gemeenschapsrecht in aanmerking komt voor slachtpremie.
44. Die voorwaarden zijn te vinden in de artikelen 11, lid 1, en 21 van verordening nr. 1254/1999 en in artikel 37 van verordening nr. 2342/1999. Zij kunnen worden samengevat als volgt:
– de dieren waarvoor slachtpremie wordt aangevraagd zijn stieren, ossen, koeien en vaarzen van ten minste acht maanden of kalveren van meer dan één en minder dan zeven maanden oud met een slachtgewicht van minder dan 160 kilogram;
– deze dieren zijn door de producent gehouden gedurende een aanhoudperiode van ten minste twee maanden die minder dan één maand vóór de slacht of de uitvoer is geëindigd; voor kalveren die worden geslacht vóór de leeftijd van drie maanden, bedraagt deze aanhoudperiode één maand, en tot slot,
– deze dieren zijn geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van verordening nr. 1760/2000.
45. De verwijzende rechter verzoekt het Hof om afbakening van deze laatste voorwaarde om in aanmerking te komen voor slachtpremie. Die voorwaarde kan op twee wijzen worden uitgelegd. Volgens de eerste uitlegging – die door de Commissie wordt voorgestaan – moet een dier, om in aanmerking te komen voor slachtpremie, aan alle voorschriften van verordening nr. 1760/2000 voldoen, met inbegrip van de eisen betreffende de termijn voor melding van een verplaatsing aan het gecomputeriseerde gegevensbestand. Volgens de tweede uitlegging – waarbij ik mij aansluit – komt prioriteit toe aan de verificatie, op het moment waarop de bevoegde autoriteit over het al dan niet toekennen van slachtpremie moet beslissen, dat een dier werkelijk en correct is geïdentificeerd en geregistreerd in de verschillende bestanddelen van de bij verordening nr. 1760/2000 bepaalde identificatie‑ en registratieregeling voor runderen.
46. Mijns inziens pleiten diverse elementen voor deze tweede uitlegging.
47. In de eerste plaats blijkt niet uitdrukkelijk uit de bewoordingen van artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 dat de betaling van slachtpremie afhangt van de naleving van de voorschriften van verordening nr. 1760/2000. De in dat artikel gebruikte termen wijzen eerder op het bestaan van een resultaatsverplichting, te weten dat de dieren waarvoor de premie wordt aangevraagd, op het moment waarop de bevoegde autoriteit over het al dan niet toekennen van slachtpremie moet beslissen, werkelijk en correct zijn geïdentificeerd en geregistreerd in de verschillende bestanddelen van de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen.
48. Onder een overeenkomstig verordening nr. 1760/2000 geïdentificeerd en geregistreerd dier in de zin van artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 dient mijns inziens te worden verstaan, een dier
– dat individueel is geïdentificeerd met de oormerken bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1760/2000;
– dat individueel is geïdentificeerd door middel van een paspoort overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;
– dat is geregistreerd in het gecomputeriseerde gegevensbestand bedoeld in artikel 5 van die verordening en is ingeschreven in het door de exploitant gehouden register overeenkomstig artikel 7 van deze verordening.
49. Dit wordt bevestigd door artikel 10 quinquies van verordening nr. 3887/92, dat die criteria noemt om te verifiëren of een rund een „geconstateerd rund” in de zin van de artikelen 10 en 10 ter van die verordening is, dat wil zeggen een dier waarvoor alle voorwaarden voor steuntoekenning zijn vervuld. De naleving van de termijn voor melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand is niet uitdrukkelijk bij die criteria vermeld.
50. In de tweede plaats blijkt uit de opzet en de doelstellingen van de gemeenschapsregelgeving inzake zowel de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen als het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem voor bepaalde steunregelingen, dat de gemeenschapswetgever met de vaststelling van artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 niet de bedoeling had, de toekenning van rechtstreekse betalingen zoals de slachtpremie te doen afhangen van de naleving van alle procedurevoorschriften inzake het beheer van de steunregelingen, maar meer fundamenteel van de correcte identificatie en registratie van de runderen.
51. Niet alleen moet zoals gezegd een verband worden gelegd tussen artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 en artikel 10 quinquies van verordening nr. 3887/92, maar de bepalingen van deze laatste verordening die de controles betreffen, bevestigen die beoordeling. Blijkens artikel 6, lid 6, sub d, van deze verordening omvatten de controles ter plaatse van het vee met name een controle om na te gaan of alle op het bedrijf aanwezige runderen waarvoor steunaanvragen zijn of kunnen worden ingediend, aan de hand van oormerken en paspoorten zijn geïdentificeerd, in het register van de exploitant zijn ingeschreven en zijn opgenomen in het gecomputeriseerde gegevensbestand.
52. Het gecomputeriseerde gegevensbestand speelt overigens een belangrijke rol bij de verificatie van de steunaanvragen. Aan de hand van dit bestand kunnen bij de administratieve controles immers „kruiscontroles” worden uitgevoerd(23), en het geldt als referentiepunt bij de controles ter plaatse(24) om te verzekeren dat de steunaanvragen in aanmerking komen. Meer algemeen draagt het gecomputeriseerde gegevensbestand, zoals uit de veertiende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000 blijkt, bij tot „snelle en accurate tracering van dieren voor de controles uit hoofde van de communautaire steunregelingen”. Het is dus van wezenlijk belang dat de gegevens betreffende de runderen waarvoor een steunaanvraag wordt ingediend, correct in dat gegevensbestand zijn ingeschreven op het moment waarop de bevoegde autoriteit haar controle uitoefent. Die gegevens moeten onder meer betrekking hebben op de verplaatsingen naar en van het bedrijf en op elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden, zoals artikel 7, lid 1, tweede streepje, van deze verordening vereist. Correcte registratie van die gegevens in het gecomputeriseerde bestand is dus doorslaggevend om de bevoegde autoriteit in staat te stellen te controleren of de andere voorwaarden om in aanmerking te komen voor slachtpremie zijn vervuld, door aan de hand van de in dat bestand ingeschreven geboortedatum te verifiëren of de vereisten inzake ouderdom en de aanhoudperiode zijn nageleefd.
53. Wanneer de bevoegde autoriteit na een administratieve controle of ter plaatse vaststelt dat de gegevens betreffende een rund waarvoor een steunaanvraag is ingediend, niet correct zijn geregistreerd in het gecomputeriseerde gegevensbestand, dient zij dan ook te oordelen dat dit dier niet in aanmerking komt voor de steun en dus geen aanspraak kan maken op slachtpremie.
54. Wanneer die gegevens op het moment waarop de bevoegde autoriteit over het al dan niet toekennen van steun moet beslissen, evenwel correct in dat bestand zijn opgenomen en dus op basis daarvan kan worden nagegaan of de steunaanvraag dient te worden ingewilligd, kan de ontdekking dat in het verleden een te late melding van de verplaatsing van een of meer runderen heeft plaatsgevonden, op zich geen invloed hebben op het beginsel zelf van toekenning van die steun. Die ontdekking kan, met andere woorden, niet van invloed zijn op het in aanmerking komen van een dier voor de aangevraagde steun.
55. Die opvatting wordt gestaafd door de bepalingen van verordening nr. 2419/2001, welke in de plaats is gekomen van verordening nr. 3887/92. De 28e overweging van de considerans van deze verordening bevestigt immers dat „[e]en deugdelijke identificatie en registratie van de runderen [...] een voorwaarde [is] om voor steun in aanmerking te komen op grond van artikel 21 van verordening [...] nr. 1254/1999”. Bovendien dient te worden vermeld dat verordening nr. 796/2004, die tot doel heeft uitvoeringsbepalingen vast te stellen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening nr. 1782/2003, in de 68e overweging van de considerans preciseert dat de aanwezigheid van onjuiste gegevens in het gecomputeriseerde gegevensbestand niet alleen „de niet-naleving van een verplichting in het kader van de randvoorwaarden maar ook een inbreuk op een subsidiabiliteitscriterium” vormt. Deze bepalingen stellen evenwel niet uitdrukkelijk dat de naleving van de termijn voor melding aan het gecomputeriseerde gegevensbestand een voorwaarde vormt om in aanmerking te komen voor slachtpremie.
56. In de derde plaats dient te worden benadrukt dat de uitlegging volgens welke de naleving van de termijn voor melding van de verplaatsingen van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand, een voorwaarde vormt voor de toekenning van slachtpremie, niet te verzoenen blijkt met de vereiste uniformiteit in alle lidstaten van de Europese Unie van de voorwaarden voor toekenning van deze steun.
57. Aangezien artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000 bepaalt dat de genoemde termijn door de lidstaten wordt vastgesteld en zich kan uitstrekken over drie tot zeven dagen, is het zeer waarschijnlijk dat de duur ervan per lidstaat zal verschillen.(25)
58. Mijns inziens is het niet ondenkbaar, dat procedurevoorschriften inzake het beheer van de steunregelingen binnen bepaalde grenzen aan de beoordeling van de lidstaten worden overgelaten. Dat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een communautaire steunregeling zouden verschillen naargelang van de plaats waar de aanvragers hun bedrijf hebben, is echter moeilijk te aanvaarden. Een dergelijke oplossing zou overigens tot een verschil in behandeling tussen deze laatsten leiden. Uit deze overwegingen blijkt mijns inziens dat de gemeenschapswetgever de naleving van de termijn voor melding aan het gecomputeriseerde gegevensbestand niet heeft opgevat als een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de slachtpremie voor runderen.(26)
59. Tot slot zou het paradoxaal zijn indien de niet-naleving – hoe onbeduidend ook – van die termijn automatisch zou leiden tot volledige uitsluiting van het recht op de steun. Blijkens artikel 8, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 3887/92 geeft het te laat indienen van een steunaanvraag immers aanleiding tot een verlaging met 1 % per werkdag van de steun waarop de exploitant recht zou hebben indien hij de aanvraag tijdig had ingediend, terwijl de aanvraag slechts in geval van een vertraging van meer dan vijfentwintig dagen als niet-ontvankelijk wordt beschouwd en dus niet langer tot toekenning van een steunbedrag kan leiden.
60. Gelet op het voorgaande dient artikel 21 van verordening nr. 1254/1999 aldus te worden uitgelegd dat naleving van de in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000 gestelde termijn voor melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand, geen voorwaarde vormt om in aanmerking te komen voor slachtpremie. Uit deze bepalingen kan dus niet worden afgeleid dat te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand op zich automatisch leidt tot uitsluiting van het recht op slachtpremie voor die dieren.
61. Ik acht voorgaande zienswijze niet in tegenspraak met de door de gemeenschapswetgever in verordening nr. 1760/2000 vooropgestelde doelstellingen, te weten het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees en rundvleesproducten te vergroten, de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te handhaven en de rundvleesmarkt duurzaam stabieler te maken.(27)
62. De Commissie stelt terecht dat het essentieel is dat de identificatie‑ en registratieregeling voor runderen goed werkt en volledig betrouwbaar is, teneinde met name de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de herkomst van een dier snel te traceren bij de uitbraak van een dierziekte. Deze eisen van doeltreffendheid en betrouwbaarheid maken het noodzakelijk, dat de gegevens betreffende de aanvoer, de afvoer, de geboorte of de sterfte van een dier worden gemeld binnen de termijn van drie tot zeven dagen bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000.
63. Anders dan de Commissie betoogt, lijkt zoals gezegd een overschrijding van die termijn naar gemeenschapsrecht niet automatisch te kunnen leiden tot volledige uitsluiting van het recht op slachtpremie voor de betrokken dieren.
64. Derhalve moet nog worden bepaald hoe en op welke grondslag de bevoegde nationale autoriteiten die overschrijding moeten bestraffen. Dat zal ik in het kader van de vijfde vraag onderzoeken.
65. Tot slot behoeft de tweede vraag, gelet op het ontkennend antwoord op de eerste vraag dat ik het Hof in overweging geef, geen beantwoording.
B – De derde vraag
66. Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 van toepassing zijn op een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand.
67. Om te beginnen dient te worden gepreciseerd dat verordening nr. 2419/2001 in beginsel niet van toepassing is op de feiten van het hoofdgeding, daar deze binnen de temporele werkingssfeer van verordening nr. 3887/92 vallen. Het Hof heeft evenwel in het reeds aangehaalde arrest Gerken geoordeeld dat artikel 2, lid 2, van verordening nr. 2988/95(28) aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van een steunaanvraag voor dieren die valt binnen de temporele werkingssfeer van verordening nr. 3887/92 en een onregelmatigheid vertoont ten gevolge waarvan krachtens artikel 10, lid 2, sub a, van deze laatste verordening(29) een sanctie moet worden opgelegd, de bevoegde autoriteiten met terugwerkende kracht de bepalingen van artikel 44, lid 1, van verordening nr. 2419/2001 moeten toepassen op grond dat deze laatste bepalingen minder streng zijn voor de betrokken gedragingen.(30)
68. Na deze preciseringen dient evenwel te worden benadrukt dat een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand, niet binnen de materiële werkingssfeer van de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 valt.
69. Die twee artikelen beogen immers inzonderheid te voorzien in uitzonderingen op de toepassing van de uitsluitingen en kortingen bedoeld in titel IV van die verordening voor runderen waarvoor steunaanvragen zijn ingediend.
70. Zoals ik reeds te kennen heb gegeven bij de beschrijving van de wijze waarop de bevoegde nationale autoriteiten de steunaanvragen voor dieren moeten behandelen in het kader van het geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem, hebben de communautaire kortingen en uitsluitingen die in de tweede fase van dit systeem worden toegepast, tot doel de exploitant financieel te bestraffen voor het geconstateerde verschil tussen het aantal in de steunaanvraag aangegeven dieren en het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren. In dit verband herinner ik eraan dat het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren het aantal dieren is waarvoor de bevoegde autoriteit de naleving van de voorwaarden voor premiewaardigheid heeft geverifieerd en bevestigd.
71. Aangezien, zoals reeds is aangetoond, de termijn voor melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand niet kan worden beschouwd als een voorwaarde om in aanmerking te komen voor slachtpremie, zal de vaststelling van een overschrijding van die termijn het na de controles geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren niet wijzigen. Er zal dan ook geen verschil zijn tussen het aantal in de steunaanvraag aangegeven dieren en het geconstateerde aantal in aanmerking komende dieren, zodat er geen reden is om de communautaire kortingen en uitsluitingen bedoeld in artikel 10 ter van verordening nr. 3887/92 toe te passen.
72. In dat geval kunnen de uitzonderingen op de communautaire kortingen en uitsluitingen bedoeld in de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 dan ook geen toepassing vinden.(31)
73. Ik geef bijgevolg in overweging om de verwijzende rechter te antwoorden dat de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 niet van toepassing zijn op een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand.
74. Nu ik het Hof in overweging geef deze derde vraag ontkennend te beantwoorden, hoeft de vierde vraag geen beantwoording.
C – De vijfde vraag
75. Met deze vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de artikelen 11 van verordening nr. 3887/92 en/of 22 van verordening nr. 1760/2000 en/of 47, lid 2, van verordening nr. 2419/2001 aldus moeten worden uitgelegd dat een lidstaat het recht op slachtpremie door middel van een nationale sanctie kan beperken of uitsluiten om de naleving van het gemeenschapsrecht te verzekeren.
76. Om te beginnen dient de nadruk te worden gelegd op het belang van de toepassing van sancties door de bevoegde nationale autoriteit wanneer de exploitant de in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000 gestelde meldingstermijn overschrijdt. Die sancties zullen de exploitant immers aanzetten tot naleving van de op nationaal niveau gestelde termijn. Het belang van naleving van die termijn teneinde runderen „doelmatig en onmiddellijk te kunnen traceren”, mag niet worden onderschat.(32) Deze traceerbaarheid is essentieel om redenen van volksgezondheid, te meer na de BSE-crisis. Met het oog hierop is de toepassing van sancties op nationaal niveau noodzakelijk om de doelstellingen van verordening nr. 1760/2000 te bereiken, te weten het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees en rundvleesproducten te vergroten, de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te handhaven en de rundvleesmarkt duurzaam stabieler te maken.(33)
77. Voorts dient te worden gepreciseerd dat de op de lidstaten rustende verplichting om dergelijke sancties op te leggen, uitdrukkelijk is vermeld in artikel 22, lid 1, eerste alinea, van de genoemde verordening, volgens hetwelk „[d]e lidstaten [...] de nodige maatregelen [nemen] om de naleving van deze verordening te garanderen”. In de tweede alinea van artikel 22, lid 1, wordt deze bevoegdheid van de lidstaten omlijnd met de precisering dat „[d]oor een lidstaat aan een veehouder opgelegde sancties [...] in verhouding [staan] tot de ernst van de overtreding”.
78. Aangezien artikel 22, lid 1, de lidstaten een beoordelingsmarge laat ter zake van het soort sanctie dat in geval van vertraging bij de melding zal worden toegepast, mits de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de onregelmatigheid, kunnen de lidstaten mijns inziens voorzien in sancties bestaande in beperking en in bijzonder ernstige gevallen zelfs uitsluiting van het recht op slachtpremie. Om de evenredigheid van de door hen toegepaste sancties te beoordelen, zullen de bevoegde nationale autoriteiten nuttig gebruik kunnen maken van criteria zoals de herhaling of de duur van de onregelmatigheid. Bij overschrijding van de termijn voor melding van de verplaatsingen van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand lijkt de duur van de vertraging mij het hoofdcriterium te zijn dat in aanmerking moet worden genomen.
79. Tot slot merk ik op dat de gemeenschapswetgever ook andere soorten sancties in overweging heeft genomen door in artikel 22, lid 1, tweede alinea, laatste volzin, van verordening nr. 1760/2000 te bepalen dat een sanctie „in voorkomend geval [kan] inhouden dat de verplaatsingen van dieren naar of van het bedrijf van de betrokken houder worden beperkt”.(34) Dat andere soorten sancties mogelijk zijn, betekent evenwel niet dat de lidstaten niet kunnen voorzien in financiële sancties bestaande in beperking en zelfs uitsluiting van het recht op slachtpremie teneinde te voldoen aan hun verplichting om alle nodige maatregelen te nemen om de naleving van de bepalingen van verordening nr. 1760/2000 te verzekeren.
80. Gelet op het voorgaande moet artikel 22 van verordening nr. 1760/2000 aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht op slachtpremie door middel van een nationale sanctie kan beperken of uitsluiten om de naleving van de bepalingen van deze verordening, zoals die van artikel 7, lid 1, tweede streepje, te verzekeren, mits de toegepaste sanctie in verhouding staat tot de ernst van de onregelmatigheid.
D – De zesde vraag
81. Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de communautaire kortingen en uitsluitingen bedoeld in de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 naar analogie van toepassing zijn op de nationale kortingen en uitsluitingen die te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand beogen te bestraffen.
82. Bij het onderzoek van de derde vraag heb ik het Hof in overweging gegeven, de verwijzende rechter te antwoorden dat de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 niet van toepassing zijn op een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand. Deze artikelen kunnen niet langer toepassing vinden in het geval van nationale kortingen en uitsluitingen die een dergelijke onregelmatigheid beogen te bestraffen. Bovendien zien de bewoordingen van artikel 44, lid 1, van verordening nr. 2419/2001 uitdrukkelijk op de kortingen en uitsluitingen bedoeld in titel IV van deze verordening.
83. Bijgevolg kunnen de uitzonderingen op de communautaire kortingen en uitsluitingen bedoeld in de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 geen toepassing vinden op de nationale kortingen en uitsluitingen die te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand beogen te bestraffen.
84. Gelet op het antwoord op deze zesde vraag dat ik het Hof in overweging geef, behoeft de zevende en laatste vraag geen beantwoording.
V – Conclusie
85. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging, de prejudiciële vragen van het College van Beroep voor het bedrijfsleven te beantwoorden als volgt:
„1) Artikel 21 van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, moet aldus worden uitgelegd dat de naleving van de termijn voor melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand, bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie‑ en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad, geen voorwaarde vormt om in aanmerking te komen voor slachtpremie. Uit deze bepalingen kan dus niet worden afgeleid dat te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand op zich automatisch leidt tot uitsluiting van het recht op slachtpremie voor die dieren.
2) De artikelen 44 en 45 van verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers‑ en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, zijn niet van toepassing op een onregelmatigheid bij de naleving van verordening nr. 1760/2000, zoals te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand.
3) Artikel 22 van verordening nr. 1760/2000 moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht op slachtpremie door middel van een nationale sanctie kan beperken of uitsluiten om de naleving van de bepalingen van deze verordening, zoals die van artikel 7, lid 1, tweede streepje, te verzekeren, mits de toegepaste sanctie in verhouding staat tot de ernst van de onregelmatigheid.
4) De uitzonderingen op de communautaire kortingen en uitsluitingen bedoeld in de artikelen 44 en 45 van verordening nr. 2419/2001 kunnen geen toepassing vinden op de nationale kortingen en uitsluitingen die te late melding van een verplaatsing van runderen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand beogen te bestraffen.”
1 – Oorspronkelijke taal: Frans.
2 – PB L 160, blz. 21.
3 – Deze aanhoudperiode, een voorwaarde voor de toekenning van de slachtpremie, is nader omschreven in en de duur ervan bepaald door verordening (EG) nr. 2342/1999 van de Commissie van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1254/1999 met betrekking tot de premieregelingen (PB L 281, blz. 30). Artikel 37, lid 1, van verordening nr. 2342/1999 bepaalt dan ook dat „[d]e premie wordt betaald aan de producent die het dier heeft gehouden gedurende een aanhoudperiode van ten minste twee maanden die minder dan één maand vóór de slacht of de uitvoer is geëindigd”. Bovendien is in artikel 37, lid 2, van deze verordening bepaald dat „[v]oor kalveren die worden geslacht vóór de leeftijd van drie maanden, […] de aanhoudperiode één maand [bedraagt]”.
4 – Verordening van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 117, blz. 1).
5 – Deze bepaling van verordening nr. 1254/1999 is ingetrokken bij artikel 152, sub b, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1). Artikel 138 van verordening nr. 1782/2003 bevat evenwel een soortgelijke bepaling.
6 – Verordening van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening nr. 820/97 (PB L 204, blz. 1). Volgens artikel 24, lid 2, van verordening nr. 1760/2000 „[gelden] [v]erwijzingen naar verordening […] nr. 820/97 […] als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in de bijlage”.
7 – Zie vierde tot en met zevende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000.
8 – PB L 109, blz. 1.
9 – Veertiende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000.
10 – PB 1964, 121, blz. 1977.
11 – Verordening van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 355, blz. 1). Deze verordening is ingetrokken bij verordening nr. 1782/2003.
12 – PB L 391, blz. 36, zoals gewijzigd, laatstelijk bij verordening (EG) nr. 2721/2000 van de Commissie van 13 december 2000 (PB L 314, blz. 8; hierna: „verordening nr. 3887/92”).
13 – Verordening van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening nr. 3508/92 ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 327, blz. 11). Verordening nr. 2419/2001 is op haar beurt ingetrokken bij verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening nr. 1782/2003 (PB L 141, blz. 18).
14 – Zie rectificatie op verordening nr. 2419/2001 (PB 2002, L 7, blz. 48).
15 – Verordening van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (JO L 312, p. 1).
16 – C-295/02, Jurispr. blz. I-6369.
17 – De Commissie verwijst naar de vierde tot en met de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000.
18 – Zie artikel 10, lid 3, van verordening nr. 3887/92.
19 – Zie in die zin arrest van 16 mei 2002, Schilling en Nehring (C-63/00, Jurispr. blz. I-4483, punt 32).
20 – Zie artikel 10 ter van verordening nr. 3887/92.
21 – Zie met name artikel 11, lid 1 bis, van verordening nr. 3887/92.
22 – Zie artikel 11, lid 1, van die verordening.
23 – Zie artikel 6, lid 2, van verordening nr. 3887/92. Deze gedachte is ook te vinden in artikel 16, sub b, van verordening nr. 2419/2001, volgens hetwelk de administratieve controle met name omvat „kruiscontroles aan de hand van het gecomputeriseerde gegevensbestand om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen”.
24 – Zie artikel 6, lid 6, van verordening nr. 3887/92.
25 – Deze meldingstermijn kan ook afhangen van bepaalde omstandigheden. Artikel 7, lid 1, tweede streepje, laatste volzin, van verordening nr. 1760/2000 bepaalt immers dat „[d]e Commissie […] op verzoek van een lidstaat […] [kan] bepalen in welke gevallen de lidstaten de maximumtermijn mogen verlengen […]”.
26 – Deze beoordeling gaat ook op voor een andere termijn bedoeld in artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1760/2000, te weten de termijn waarbinnen het oormerk in elk oor van het dier moet worden aangebracht met het oog op identificatie.
27 – Zie vierde tot en met zevende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000.
28 – Dit artikel luidt als volgt:
„Geen administratieve sanctie kan worden opgelegd dan uit kracht van een aan de onregelmatigheid voorafgegaan gemeenschapsbesluit. Ingeval van latere wijziging van de bepalingen van een gemeenschapsbesluit waarin administratieve sancties zijn vastgesteld, worden de minder strenge bepalingen met terugwerkende kracht toegepast.”
29 – Thans artikel 10 ter, lid 2, eerste en tweede alinea, sinds verordening (EG) nr. 2801/1999 van de Commissie van 21 december 1999 tot wijziging van verordening nr. 3887/92 (PB L 340, blz. 29).
30 – Zie punt 61 van het arrest.
31 – Zie in dezelfde zin de schriftelijke opmerkingen van de Nederlandse regering, punten 23 en 24. Overigens bevestigen de artikelen 68 en 69 van verordening nr. 796/2004, door te verwijzen naar de „in hoofdstuk I bedoelde kortingen en uitsluitingen”, dat de uitzonderingen op de toepassing van die sancties slechts betrekking hebben op de „bevindingen met betrekking tot de subsidiabiliteitscriteria” (opschrift van hoofdstuk I van titel IV).
32 – Zie speciaal verslag nr. 6/2004 van de Rekenkamer over de instelling van de identificatie- en registratieregeling voor runderen in de Europese Unie, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (PB 2005, C 29, blz. 1, punt 53). Eveneens van belang zijn de percentages te late meldingen van verplaatsingen in 2001 (meer dan zeven dagen vertraging na het feit waarop de kennisgeving betrekking heeft, zie punt 53, grafiek 4); voor Italië ging het in dat jaar zelfs om meer dan 90 %.
33 – Zie vierde tot en met zevende overweging van de considerans van verordening nr. 1760/2000.
34 – Wat het laatste soort sancties betreft, zie ook artikel 4 van verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor verordening nr. 820/97 wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft (PB L 60, blz. 78). In de vierde overweging van de considerans van deze verordening staat dat „sancties moeten worden vastgesteld voor bepaalde situaties waarin niet aan [verordening nr. 1760/2000] wordt voldaan; dat het hierbij gaat om gevallen van niet-naleving van alle of van sommige voorschriften inzake de identificatie en registratie, de betaling van de kosten en de kennisgeving”.