Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang

(Art. 253 EG; verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad)

2. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4)

3. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1, sub a)

4. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1)

5. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 6)

6. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad)

7. Europese Gemeenschappen – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad)

Samenvatting

1. De verplichting voor de instelling om haar besluit tot weigering van de toegang tot een document te motiveren, heeft tot doel, enerzijds, de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om na te gaan of het besluit gegrond is dan wel een gebrek vertoont op grond waarvan de wettigheid kan worden betwist, en, anderzijds, de gemeenschapsrechter in staat te stellen de wettigheid van het besluit te onderzoeken. De omvang van de motiveringsplicht is afhankelijk van de aard van de betrokken handeling en van de omstandigheden waaronder deze is vastgesteld.

(cf. punt 36)

2. De toegang van het publiek tot de documenten van de instellingen vormt het beginsel en de mogelijkheid tot weigering de uitzondering op dit beginsel. Bijgevolg moeten de gevallen van weigering waarin is voorzien door artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie restrictief worden uitgelegd en toegepast, opdat de toepassing van het beginsel niet in het gedrang komt. Bovendien moet een instelling per document waarvoor om toegang wordt verzocht onderzoeken of, gelet op de gegevens waarover deze instelling beschikt, de openbaarmaking ervan daadwerkelijk afbreuk kan doen aan een van de aspecten van het algemeen belang, dat door de uitzonderingen op grond waarvan toegang kan worden geweigerd, wordt beschermd. Deze uitzonderingen gelden dus alleen, wanneer het gevaar van afbreuk aan het openbaar belang redelijkerwijze voorzienbaar en niet louter hypothetisch is.

(cf. punt 39)

3. De instellingen beschikken over een ruime beoordelingsbevoegdheid wanneer zij nagaan of de toegang tot een document het openbaar belang kan ondermijnen dat wordt beschermd door artikel 4, lid 1, sub a, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, en het Gerecht moet derhalve bij de toetsing van besluiten van de instellingen waarbij toegang tot documenten is geweigerd op grond van de dwingende uitzonderingen inzake het openbaar belang, enkel nagaan of de procedure‑ en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, de feiten materieel juist zijn, de feiten niet kennelijk verkeerd zijn beoordeeld en geen misbruik van bevoegdheid is gemaakt.

(cf. punt 40)

4. De uitzonderingen op de toegang tot documenten die zijn neergelegd in artikel 4, lid 1, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn in dwingende bewoordingen geformuleerd, zodat de instellingen verplicht zijn de toegang tot documenten die onder deze uitzonderingen vallen te weigeren, wanneer het bewijs wordt geleverd dat de in deze dwingende uitzonderingen bedoelde omstandigheden zich voordoen. Deze uitzonderingen verschillen derhalve van de uitzonderingen in artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001, die betrekking hebben op het belang van de instellingen om de geheimhouding van hun beraadslagingen te beschermen. Met het oog op de toepassing van laatstbedoelde uitzonderingen beschikken de lidstaten over een beoordelingsbevoegdheid, op grond waarvan zij een afweging kunnen maken tussen, enerzijds, hun belang om de geheimhouding van hun beraadslagingen te beschermen en, anderzijds, het belang van de burger om toegang te krijgen tot documenten.

(cf. punt 44)

5. Uit de bewoordingen van artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie blijkt dat een instelling moet nagaan of gedeeltelijke toegang tot de in een verzoek om toegang bedoelde documenten kan worden verleend door de eventuele weigering te beperken tot die gegevens die onder de genoemde uitzonderingen vallen. De instelling dient een dergelijke gedeeltelijke toegang te verlenen wanneer het doel dat zij nastreeft door toegang tot het document te weigeren, ook kan worden bereikt indien deze instelling zich zou beperken tot het onleesbaar maken van de passages die schade kunnen toebrengen aan het beschermde openbaar belang.

(cf. punt 50)

6. Het zou in strijd zijn met het aan verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten grondslag liggende vereiste van transparantie, dat instellingen met een beroep op het niet bestaan van documenten zouden kunnen ontsnappen aan de toepassing van deze verordening. Opdat het recht van toegang tot documenten daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, dienen de betrokken instellingen, voor zover mogelijk en op niet-willekeurige en voorspelbare wijze, documentatie betreffende hun activiteiten op te stellen en te bewaren.

De Raad heeft niet op willekeurige en onvoorspelbare wijze gehandeld door geen notulen op te stellen betreffende een agendapunt van een vergadering van een van zijn comités, gezien het louter informatieve karakter van dit vergaderpunt en het feit dat een specifieke uitvoeringsmaatregel ontbreekt. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de Raad, met zijn beroep op het niet bestaan van deze notulen, het recht van de belanghebbende van toegang tot documenten, zoals toegekend bij verordening nr. 1049/2001, heeft geschonden.

(cf. punten 61‑63)

7. Voor de toepassing van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dient het begrip „document” te worden onderscheiden van het begrip „informatie”. Het recht van toegang van het publiek tot documenten van de instellingen heeft enkel betrekking op documenten en niet op informatie in de bredere zin van het woord, en houdt voor de instellingen geen verplichting in om op elk verzoek om inlichtingen door een particulier in te gaan.

(cf. punten 75‑76)