Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Restituties bij uitvoer – Voorwaarden voor toekenning

(Verordeningen van de Commissie nr. 3665/87, art. 13, en nr. 1538/91, art. 6 en 7)

2. Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Restituties bij uitvoer – Voorwaarden voor toekenning

(Verordeningen van de Raad nr. 386/90 en nr. 2913/92, art. 1 en 70; verordeningen van de Commissie nr. 1538/91 en nr. 2221/95)

3. Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Restituties bij uitvoer – Voorwaarden voor toekenning

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 70, lid 1, eerste alinea; verordening nr. 1538/91 van de Commissie, art. 7, leden 3-5)

4. Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Restituties bij uitvoer – Voorwaarden voor toekenning

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 70)

Samenvatting

1. Voor de vaststelling of een product waarvoor om uitvoerrestitutie is verzocht, van „gezonde handelskwaliteit” is, kunnen de bepalingen van verordening nr. 1538/91 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1906/90 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1000/96, die minimumkwaliteitsnormen en tolerantiemarges vaststellen, en met name de artikelen 6 en 7 daarvan, worden toegepast.

(cf. punt 39, dictum 1)

2. Artikel 70 van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening nr. 82/97, betreffende het onderzoek van een gedeelte de goederen waarop een aangifte betrekking heeft, is van toepassing wanneer moet worden vastgesteld of een product waarvoor om uitvoerrestitutie is verzocht, van „gezonde handelskwaliteit” is, mits het in dit artikel voorgeschreven onderzoek naar behoren wordt uitgevoerd.

Dit artikel is immers een van de algemene douanebepalingen die van toepassing zijn op alle aangiften ten uitvoer ter zake van goederen waarvoor een restitutie geldt, onverminderd bijzondere bepalingen. Geen enkele bijzondere bepaling van de specifieke regeling die van toepassing is op de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die voor restitutie in aanmerking komen, sluit de toepassing van artikel 70 van het douanewetboek uit.

(cf. punten 47‑53, dictum 2, sub a)

3. De fictie van eenvormige kwaliteit in artikel 70, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening nr. 82/97, is niet van toepassing wanneer het aantal producten in het genomen monster niet voldoet aan het bepaalde in artikel 7 van verordening nr. 1538/91 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1906/90 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee.

Artikel 70, lid 1, eerste alinea, van het douanewetboek is immers een algemene bepaling die voorschrijft dat wanneer slechts een gedeelte van de goederen waarop een aangifte betrekking heeft, wordt onderzocht, de resultaten van dat onderzoek gelden voor alle goederen van deze aangifte. Deze fictie van eenvormige kwaliteit is echter niet uitsluitend van toepassing op onderzoeken die worden verricht op grond van de douaneregeling, maar is tevens relevant voor controles die worden uitgevoerd overeenkomstig de regeling met betrekking tot het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, en die ter zake van de handelsnormen voor pluimvee. Artikel 7, leden 3 tot en met 5, van verordening nr. 1538/91 stelt het aantal ondeugdelijke producten vast dat is toegestaan ten opzichte van het aantal producten in de partij en het aantal producten in het monster. Indien het monster niet het minimale aantal producten bevat, is het niet mogelijk te controleren of deze tolerantiemarges in acht zijn genomen.

(cf. punten 55‑57, 59, dictum 2, sub b)

4. Wanneer verschillende monsters zijn genomen van partijen waarvoor één enkele uitvoeraangifte is ingediend, en bij het onderzoek van een gedeelte van de monsters een gezonde handelskwaliteit en bij een ander gedeelte daarentegen een dergelijke kwaliteit niet is vastgesteld, moeten de nationale bestuurlijke en rechterlijke instanties de feiten vaststellen met inachtneming van alle bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen kunnen de beschikbare monsters omvatten, maar ook andere gegevens, met name verslagen die overeenkomstig de communautaire regeling zijn opgesteld door de bevoegde ambtenaar die de fysieke controle heeft verricht. Wanneer de feiten niet aldus kunnen worden vastgesteld dat op grond daarvan het recht op restitutie kan worden vastgesteld, dient de nationale rechter de handelwijze van de exporteur en van de douaneautoriteiten te beoordelen door vast te stellen in hoeverre ieder van hen al of niet zijn rechten heeft uitgeoefend en zijn verplichtingen is nagekomen, en passende consequenties te trekken met betrekking tot het recht op restitutie bij uitvoer.

(cf. punten 24, 68, dictum 3)