Zaak C‑339/04

Nuova società di telecomunicazioni SpA

tegen

Ministero delle Comunicazioni

en

ENI SpA

(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)

„Telecommunicatiediensten – Richtlijn 97/13/EG – Vergoedingen en heffingen voor individuele vergunningen”

Conclusie van advocaat-generaal D. Ruiz-Jarabo Colomer van 27 oktober 2005 

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 juli 2006 

Samenvatting van het arrest

1.     Harmonisatie van wetgevingen – Telecommunicatiesector – Gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen – Richtlijn 97/13

(Richtlijn 97/13 van het Europees Parlement en de Raad)

2.     Harmonisatie van wetgevingen – Telecommunicatiesector – Gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen – Richtlijn 97/13

(Richtlijn 97/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11)

1.     Richtlijn 97/13 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten is in beginsel niet alleen van toepassing op openbare telecommunicatienetwerken en ‑diensten, maar ook op particuliere telecommunicatienetwerken die niet voor het publiek zijn opengesteld en zijn voorbehouden aan een gesloten groep gebruikers, alsook op de door middel van deze particuliere netwerken verstrekte telecommunicatiediensten.

(cf. punt 28)

2.     Artikel 11 van richtlijn 97/13 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten, verzet zich tegen een nationale regeling op grond waarvan de houder van een individuele vergunning voor het verstrekken van een openbaar telecommunicatienetwerk waarvoor hij een bijdrage als bedoeld in dit artikel heeft betaald, een aanvullende bijdrage voor het particuliere gebruik van dit netwerk moet betalen die wordt berekend aan de hand van criteria die niet overeenkomen met die voorzien in genoemd artikel.

De lidstaten kunnen immers geen andere vergoedingen en heffingen uit hoofde van de machtigingsprocedures opleggen dan die waarin richtlijn 97/13 voorziet.

(cf. punten 35, 38 en dictum)




ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

18 juli 2006 (*)

„Telecommunicatiediensten – Richtlijn 97/13/EG – Vergoedingen en heffingen voor individuele vergunningen”

In zaak C‑339/04,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) bij beslissing van 24 februari 2004, ingekomen bij het Hof op 9 augustus 2004, in de procedure

Nuova società di telecomunicazioni SpA

tegen

Ministero delle Comunicazioni,

ENI SpA,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, J.‑P. Puissochet, S. von Bahr (rapporteur), U. Lõhmus en A. Ó Caoimh, rechters,

advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 28 september 2005,

gelet op de opmerkingen van:

–       Nuova società di telecomunicazioni SpA, vertegenwoordigd door A. Santa Maria en F. G. Scoca, avvocati,

–       de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door P. Gentili, avvocato dello Stato,

–       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Traversa en M. Shotter als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 oktober 2005,

het navolgende

Arrest

1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PB L 117, blz. 15).

2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Nuova società di telecomunicazioni SpA (hierna: „NST”) en het Ministero delle Comunicazioni (ministerie van Communicatie) ter zake van de betaling van een heffing voor particulier gebruik van een telecommunicatienetwerk.

 Rechtskader

 De gemeenschapsregeling

3       Richtlijn 97/13 brengt een gemeenschappelijk kader voor vergunningstelsels tot stand teneinde een belangrijke bijdrage te leveren tot de komst van nieuwe exploitanten op de markten.

4       Luidens artikel 3, lid 3, van deze richtlijn dragen de lidstaten er zorg voor dat telecommunicatiediensten en/of telecommunicatienetwerken ofwel zonder machtiging ofwel op basis van machtigingen kunnen worden verstrekt. Deze richtlijn voorziet in twee afzonderlijke instrumenten, te weten de algemene machtiging en de individuele vergunning.

5       Luidens artikel 2, lid 1, sub a, eerste streepje, van richtlijn 97/13 hoeft bij een algemene machtiging, ongeacht of deze voortvloeit uit een „categorale vergunning” dan wel uit algemene wetgeving, de betrokken onderneming geen uitdrukkelijk besluit van de nationale regelgevende instantie te verkrijgen.

6       Overeenkomstig artikel 2, lid 1, sub a, tweede streepje, van deze richtlijn wordt de individuele vergunning door een nationale regelgevende instantie verleend en worden daarbij aan een onderneming specifieke rechten verleend of de activiteiten van die onderneming aan specifieke verplichtingen onderworpen.

7       Krachtens artikel 7, lid 1, van richtlijn 97/13 kunnen de lidstaten alleen voor bepaalde doeleinden individuele vergunningen afgeven, onder meer om de vergunninghouder toegang te verlenen tot radiofrequenties of nummers.

8       Artikel 7, lid 2, van genoemde richtlijn bepaalt echter dat individuele vergunningen verplicht kunnen worden gesteld voor het tot stand brengen en verstrekken van openbare telecommunicatienetwerken alsmede andere netwerken waarbij radiofrequenties worden gebruikt.

9       Met betrekking tot de op individuele vergunningen toepasselijke vergoedingen en heffingen bepaalt artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/13 dat de vergoedingen uitsluitend strekken tot dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit de afgifte van, het beheer van, de controle van en het toezicht op de naleving van de toepasselijke individuele vergunningen. Dezelfde bepaling schrijft ook voor dat deze vergoedingen in verhouding dienen te staan tot het ermee gepaard gaande werk en op geëigende wijze en met voldoende bijzonderheden dienen te worden bekendgemaakt, zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is.

10     Indien gebruik moet worden gemaakt van schaarse hulpbronnen kunnen de lidstaten echter volgens artikel 11, lid 2, van richtlijn 97/13 hun nationale regelgevende instanties toestaan heffingen te innen om een optimaal gebruik van deze hulpbronnen te waarborgen.

 De nationale regeling

11     Vóór de liberalisering van de telecommunicatiemarkt konden vennootschappen die openbare diensten verrichtten, in het kader van een vergunningstelsel telecommunicatienetwerken exploiteren voor intern gebruik, overeenkomstig het bij decreet van de president van de Republiek nr. 156 goedgekeurde Post‑ en telecommunicatiewetboek (testo unico delle disposizioni legislative in materia postale di bancoposta e di telecomunicazioni approvato con decreto del Presidente della Repubblica n° 156), van 29 maart 1973 (GURI nr. 113, van 3 mei 1973; hierna: „wetboek”).

12     In het kader van de liberalisering van de telecommunicatiemarkt kunnen op grond van het decreet van de president van de Republiek nr. 318 houdende de regeling ter uitvoering van de gemeenschapsrichtlijnen op het gebied van de telecommunicatie (decreto del Presidente della Repubblica n° 318, Regolamento per l’attuazione di direttive comunitarie nel settore delle telecomunicazioni) van 19 september 1997 (gewoon supplement bij GURI nr. 221 van 22 september 1997; hierna: „decreto n° 318/97”), bepaalde vennootschappen een individuele vergunning verkrijgen voor het aanbieden van telecommunicatiediensten aan het publiek.

13     Artikel 6 van decreto nº 318/97 regelt de procedure voor de verlening van algemene machtigingen en individuele vergunningen en bevat de regels voor de inning van de bijdragen. Volgens dit artikel is, tenzij het gaat om het gebruik van schaarse hulpbronnen, de bijdrage die van ondernemingen wordt gevraagd voor de procedures ter zake van individuele vergunningen, uitsluitend bestemd ter dekking van de administratiekosten in verband met het onderzoek van de zaak, de controle op het beheer van de dienst en het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de vergunningen zelf.

14     Artikel 21, leden 2 tot en met 5, van decreto nº 318/97, ingevolge waarvan de nieuwe regeling was uitgebreid tot netwerken voor particulier gebruik, is ingetrokken bij artikel 20 van wet nr. 448 houdende maatregelen van openbare financiën voor stabilisatie en ontwikkeling (legge nº 448, Misure di finanza pubblica per la stabilizzazione e lo sviluppo), van 23 december 1998 (gewoon supplement bij GURI nr. 302 van 29 december 1998; hierna: „wet nr. 448/98”). In dit laatste artikel was evenwel bepaald dat de bepalingen van het wetboek betreffende de berekening van de geldelijke lasten met betrekking tot particuliere netwerken, van toepassing zouden blijven tot de vaststelling van de nieuwe wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake.

15     Krachtens artikel 4, lid 6, van wet nr. 249 tot oprichting van de toezichthoudende autoriteit op het gebied van de telecommunicatie en houdende bepalingen betreffende de telecommunicatie‑ en radio‑ en televisiesystemen (legge n° 249, Istituzione dell’Autorità per le garanzie nelle comunicazioni e norme sui sistemi delle telecomunicazioni e radiotelevisivo), van 31 juli 1997 (gewoon supplement bij GURI n° 177 van 31 juli 1997), dienen vennootschappen die openbare diensten verrichten en die particuliere netwerken hebben aangelegd voor intern gebruik, een afzonderlijke vennootschap op te richten voor de uitoefening van alle activiteiten binnen deze sector. Uit dien hoofde dienen zij overeenkomstig artikel 20 van wet nr. 448/98 vergoedingen te betalen.

 Het hoofdgeding

16     De feiten in het hoofdgeding, zoals deze uit de verwijzingsbeslissing blijken, kunnen als volgt worden samengevat.

17     Vóór de liberalisering van de telecommunicatiemarkt waren aan ENI SpA (hierna: „ENI”) overeenkomstig artikel 213 van het wetboek radiofrequenties toegekend voor intern gebruik.

18     Na deze liberalisering, die het gevolg was van onder meer richtlijn 97/13, heeft ENI NST opgericht en deze vennootschap het beheer toevertrouwd van het telecommunicatienetwerk dat tot dan toe enkel bestemd was voor haar interne gebruik.

19     Op 12 juni 1998 heeft NST krachtens decreto n° 318/97, waarbij richtlijn 97/13 in de nationale rechtsorde is omgezet, een individuele vergunning verkregen om door middel van dit netwerk telecommunicatiediensten aan het publiek te verstrekken.

20     De Italiaanse minister van Communicatie heeft NST verzocht twee bijdragen te betalen voor dit netwerk, de ene voor het verstrekken van telecommunicatiediensten aan het publiek en de andere voor het particuliere gebruik van dit netwerk. Deze tweede bijdrage is verlangd met betrekking tot het jaar 1999 bij schriftelijke mededeling van deze minister van 26 februari 1999 en kwam overeen met het bedrag dat voorheen door ENI overeenkomstig het wetboek werd betaald.

21     NST heeft de tweede bijdrage bij de Italiaanse bestuursrechter bestreden.

22     De Consiglio di Stato (Raad van State) betwijfelt of de verplichting van NST om twee afzonderlijke bijdragen te betalen voor het openbare gebruik en het particuliere gebruik van een telecommunicatienetwerk, verenigbaar is met richtlijn 97/13. Subsidiair vraagt de Consiglio di Stato zich af of de berekening van de tweede bijdrage in overeenstemming is met artikel 11 van deze richtlijn.

23     In deze omstandigheden heeft de Consiglio di Stato besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1)      Is met de basisbeginselen van richtlijn 97/13/EG verenigbaar een nationale regeling op grond waarvan vennootschappen die diensten van openbaar nut verrichten en die in het verleden in een stelsel van vergunningen tegen vergoeding telecommunicatienetwerken voor intern gebruik hebben opgezet, een afzonderlijke vennootschap dienen op te richten voor het verrichten van activiteiten in de telecommunicatiesector, en die bepaalt dat de afzonderlijke vennootschap, hoewel zij een vergunning bezit voor de dienst ten behoeve van het publiek, in verband met het gebruik van het telecommunicatienetwerk door de moedermaatschappij, zij het tijdelijk, een aanvullende bijdrage moet betalen?

2)      Is met het gemeenschapsrecht en met de uitlegging die […] het Hof van Justitie daaraan heeft gegeven in het arrest van 18 september 2003 [Albacom en Infostrada (C‑292/01 en C‑293/01, Jurispr. blz. I‑9449)], verenigbaar een nationale regeling die [als overgangsmaatregel] de tweede en aanvullende bijdrage, die verschuldigd is voor de activiteit die ten gunste van de moedermaatschappij wordt verricht, berekent op basis van de bedragen die de moedermaatschappij in het verleden heeft betaald onder het oude stelsel van uitsluitende rechten, waarin onderscheid werd gemaakt tussen vergunningen voor telecommunicatiesystemen voor openbaar gebruik en vergunningen met betrekking tot systemen voor particulier gebruik?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

24     Met zijn twee vragen wenst de Consiglio di Stato in wezen te vernemen of artikel 11 van richtlijn 97/13 zich verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan een vennootschap die houdster is van een individuele vergunning voor het verstrekken van een openbaar telecommunicatienetwerk waarvoor zij een bijdrage als bedoeld in dit artikel heeft betaald, een aanvullende bijdrage voor het particuliere gebruik van dit netwerk moet betalen.

25     De Italiaanse regering betoogt dat richtlijn 97/13 niet van toepassing is op particuliere telecommunicatienetwerken of ‑diensten, maar uitsluitend op openbare telecommunicatienetwerken of ‑diensten. Zij is derhalve van oordeel dat deze richtlijn zich niet verzet tegen de heffing van een aanvullende bijdrage als de tweede bijdrage in het hoofdgeding, ter zake van het particuliere gebruik van een telecommunicatienetwerk.

26     In dat verband moet worden vastgesteld dat volgens artikel 1, lid 1, van richtlijn 97/13 deze richtlijn betrekking heeft op de procedures die samenhangen met de verlening van machtigingen voor de verstrekking van telecommunicatiediensten, zonder onderscheid te maken tussen voor het publiek opengestelde netwerken en particuliere netwerken.

27     Bovendien mogen de lidstaten ingevolge artikel 7, lid 2, van deze richtlijn een stelsel van individuele vergunningen invoeren voor het tot stand brengen en verstrekken van openbare telecommunicatienetwerken alsmede andere netwerken waarbij radiofrequenties worden gebruikt.

28     Bijgevolg is deze richtlijn in beginsel niet alleen van toepassing op openbare telecommunicatienetwerken en ‑diensten, maar ook op particuliere telecommunicatienetwerken die niet voor het publiek zijn opengesteld en zijn voorbehouden aan een gesloten groep gebruikers, alsook op de door middel van deze particuliere netwerken verstrekte telecommunicatiediensten.

29     Volgens de verwijzende rechter is het netwerk dat in het hoofdgeding aan de orde is, voor het publiek opengesteld krachtens de individuele vergunning waarbij NST overeenkomstig artikel 7, lid 2, van richtlijn 97/13 is gemachtigd een openbaar telecommunicatienetwerk te verstrekken.

30     In dit verband zij eraan herinnerd dat volgens de vijfde overweging van de considerans van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PB L 199, blz. 32), het woord „openbaar” betrekking heeft op netwerken of diensten die algemeen beschikbaar zijn gesteld voor gebruik door derden.

31     Bovendien volgt uit artikel 2, punt 2, tweede alinea, van richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PB L 192, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 (PB L 295, blz. 23), dat onder „openbaar telecommunicatienetwerk” moet worden verstaan een telecommunicatienetwerk dat „geheel of ten dele voor het verstrekken van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt”.

32     Daaruit volgt dat een telecommunicatienetwerk als in het hoofdgeding aan de orde is, dat algemeen beschikbaar is gesteld na uitsluitend voor particuliere doeleinden te zijn gebruikt, moet worden beschouwd als een openbaar telecommunicatienetwerk in de zin van richtlijn 97/13.

33     Bijgevolg vallen een dergelijk telecommunicatienetwerk en alle diensten die door middel daarvan worden verstrekt, volledig binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

34     In deze omstandigheden moet worden onderzocht of de heffing van twee afzonderlijke bijdragen voor de verstrekking van een openbaar telecommunicatienetwerk en de door middel van dit netwerk verstrekte diensten, in overeenstemming is met de regels van genoemde richtlijn.

35     Dienaangaande moet worden opgemerkt dat de lidstaten geen andere vergoedingen en heffingen uit hoofde van de machtigingsprocedures kunnen opleggen dan die waarin richtlijn 97/13 voorziet (zie in die zin arrest Albacom en Infostrada, reeds aangehaald, punt 41).

36     Artikel 11 van deze richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat de lidstaten er zorg voor dragen dat iedere vergoeding die van ondernemingen uit hoofde van deze procedures wordt verlangd, uitsluitend strekt tot dekking van de administratiekosten in verband met het werk dat met het vergunningstelsel gepaard gaat, tenzij er sprake is van gebruik van schaarse hulpbronnen (zie arrest Albacom en Infostrada, reeds aangehaald, punt 33).

37     Uit de verwijzingsbeslissing en de bij het Hof ingediende opmerkingen blijkt echter dat de tweede bijdrage is berekend overeenkomstig de vóór de liberalisering van de telecommunicatiemarkt in het wetboek neergelegde criteria, welke niet overeenkwamen met die voorzien in artikel 11 van richtlijn 97/13.

38     Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 11 van richtlijn 97/13 zich verzet tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan de houder van een individuele vergunning voor het verstrekken van een openbaar telecommunicatienetwerk waarvoor hij een bijdrage als bedoeld in dit artikel heeft betaald, een aanvullende bijdrage voor het particuliere gebruik van dit netwerk moet betalen die wordt berekend aan de hand van criteria die niet overeenkomen met die voorzien in genoemd artikel.

 Kosten

39     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 11 van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten, verzet zich tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan de houder van een individuele vergunning voor het verstrekken van een openbaar telecommunicatienetwerk waarvoor hij een bijdrage als bedoeld in dit artikel heeft betaald, een aanvullende bijdrage voor het particuliere gebruik van dit netwerk moet betalen die wordt berekend aan de hand van criteria die niet overeenkomen met die voorzien in genoemd artikel.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.