Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 15, punten 4, sub a, en 5)

2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 15, punt 8)

3. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen

Samenvatting

1. Artikel 15, punt 4, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/111, waarnaar punt 5 van hetzelfde artikel verwijst, is niet alleen van toepassing op schepen voor de vaart op volle zee waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt, maar ook op schepen voor de vaart op volle zee die worden gebruikt voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels‑ of visserijactiviteit.

Indien immers bepaalde taalversies van artikel 15, punt 4, sub a, van de Zesde richtlijn zich lenen tot uiteenlopende uitleggingen, pleiten de opzet en het doel ervan nochtans voor de toepassing van het bestemmingscriterium „voor de vaart op volle zee” op alle in de genoemde bepaling vermelde types van schepen. Indien deze bepaling aldus zou moeten worden begrepen dat ze niet alleen doelt op de schepen voor de vaart op volle zee, zou punt 4, sub b, van datzelfde artikel, dat ook voorziet in een dergelijke vrijstelling voor de schepen voor de kustvisserij, overbodig zijn.

(cf. punten 14, 16, dictum 1)

2. Artikel 15, punt 8, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling waarin die bepaling voorziet, geldt voor diensten die rechtstreeks ten behoeve van de reder worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van zeeschepen.

Met het oog op een coherente toepassing van de Zesde richtlijn in haar geheel, kan immers de vrijstelling waarin artikel 15, punt 8, voorziet, immers niet wordt uitgebreid tot diensten in een eerdere handelsfase.

(cf. punten 24‑25, dictum 2)

3. In het kader van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten de nationale belastingdiensten het vertrouwensbeginsel in acht nemen. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of, indien een besluit van de belastingdienst van een lidstaat een belastingplichtige machtigt om de belasting over de toegevoegde waarde niet op zijn medecontractant af te wentelen, de belastingplichtige redelijkerwijze kon aannemen dat het betrokken besluit door een bevoegde instantie was gegeven.

(cf. punten 26, 36, dictum 3)