Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure – Wijziging van conclusies in beroepschrift – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 226 EG)

2. Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Vaststelling tijdens precontentieuze procedure – Aanpassing wegens wijziging in gemeenschapsrecht – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 226 EG)

3. Beroep wegens niet-nakoming – Recht van beroep van Commissie – Uitoefening niet afhankelijk van bestaan van specifiek procesbelang – Discretionaire uitoefening

(Art. 226 EG)

4. Beroep wegens niet-nakoming – Precontentieuze procedure – Buitensporig lange duur – Omstandigheid die ontvankelijkheid van beroep slechts aantast in geval van inbreuk op rechten van verdediging – Bewijslast

(Art. 226 EG)

5. Harmonisatie van wetgevingen – Telecommunicatiesector – Levering van Open Network Provision (ONP) voor spraaktelefonie en oprichting van universele telecommunicatiedienst – Richtlijn 98/10 – Lidstaat die nalaat, overeenstemming van kostenberekeningssystemen te controleren bij wege van onafhankelijk bevoegd lichaam en overeenstemmingsverklaring te publiceren – Onjuiste toepassing van maatregelen betreffende controle van deze kostenberekeningssystemen – Niet-nakoming

(Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 97/33, art. 7, lid 5, 98/10, art. 18, leden 1 en 2, 2002/21, art. 27, en 2002/22, art. 16)

Samenvatting

1. Het voorwerp van een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG wordt afgebakend door de in dit artikel bedoelde precontentieuze procedure, zodat het beroep op dezelfde overwegingen en middelen dient te berusten als het met redenen omklede advies. Het vereiste dat het voorwerp van het krachtens artikel 226 EG ingestelde beroep door de precontentieuze procedure wordt afgebakend, betekent echter niet dat de formulering van de grieven in de aanmaningsbrief, in het dispositief van het met redenen omklede advies en in de conclusies van het beroep steeds volkomen gelijkluidend moet zijn, zolang het voorwerp van het geschil niet is verruimd of gewijzigd.

(cf. punten 36‑37)

2. In het kader van een beroep krachtens artikel 226 EG moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld tegen de achtergrond van de gemeenschapsregeling die van kracht was aan het einde van de termijn die de Commissie de betrokken lidstaat heeft gesteld om aan het met redenen omklede advies te voldoen.

De Commissie kan, in geval van een wijziging van het gemeenschapsrecht in de loop van de precontentieuze procedure, het Hof echter verzoeken om de niet-nakoming vast te stellen van de verplichtingen die voortvloeien uit de oorspronkelijke versie van een later gewijzigde of afgeschafte gemeenschapshandeling, indien die verplichtingen in nieuwe bepalingen zijn gehandhaafd. Daarentegen mag het voorwerp van het geding niet worden uitgebreid tot verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe bepalingen en die niet hun pendant vinden in de oorspronkelijke versie van de betrokken handeling; dit zou immers een schending opleveren van de wezenlijke vormvoorschriften waaraan de niet-nakomingsprocedure dient te voldoen.

(cf. punten 43, 49)

3. De Commissie behoeft bij de uitoefening van haar aan artikel 226 EG ontleende bevoegdheden geen procesbelang aan te tonen. De Commissie moet immers in het algemeen belang ambtshalve erop toezien dat de lidstaten het gemeenschapsrecht toepassen en een eventuele niet-nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen doen vaststellen met het oog op de beëindiging ervan.

Voorts staat het aan de Commissie te beoordelen of het opportuun is tegen een lidstaat op te treden, vast te stellen welke bepalingen zijn geschonden, en te bepalen op welk tijdstip de niet-nakomingsprocedure wordt ingeleid; de overwegingen die haar daarbij leiden, zijn niet van invloed op de ontvankelijkheid van de vordering. Waar alleen de Commissie oordeelt of het opportuun is een beroep wegens niet-nakoming in te stellen en te handhaven, moet het Hof onderzoeken of de gestelde niet-nakoming bestaat of niet, zonder dat het zich dient uit te spreken over de wijze waarop de Commissie gebruik maakt van haar beoordelingsvrijheid.

(cf. punten 65‑67)

4. Hoewel wegens de buitensporig lange duur van de procententieuze procedure een beroep wegens niet-nakoming niet-ontvankelijk kan zijn, is dit alleen het geval wanneer het gedrag van de Commissie het moeilijker maakt haar argumenten te weerleggen, zodat inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de verdediging, en staat het aan de betrokken lidstaat om een dergelijke moeilijkheid te bewijzen.

(cf. punt 76)

5. Door voor 1998 en 1999 niet te hebben voldaan aan de verplichtingen tot controle van de overeenstemming van de kostenberekeningssystemen bij wege van een onafhankelijk bevoegd lichaam en tot publicatie van een overeenstemmingsverklaring, overeenkomstig artikel 7, lid 5, van richtlijn 97/33 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP), en door voor 2000 in de praktijk niet correct toepassing te hebben gemaakt van de maatregelen betreffende de controle van de overeenstemming van het kostenberekeningssysteem door de nationale regelgevende instantie of een ander bevoegd lichaam dat onafhankelijk is van de telecommunicatieorganisatie en door deze regelgevende instantie is erkend, overeenkomstig artikel 18, leden 1 en 2, van richtlijn 98/10 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, zoals gehandhaafd bij artikel 27 van richtlijn 2002/21 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten, juncto artikel 16 van richtlijn 2002/22 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten, komt een lidstaat de krachtens genoemd artikel 7, lid 5, van richtlijn 97/33 en genoemd artikel 18, leden 1 en 2, van richtlijn 98/10 op hem rustende verplichtingen niet na.

(cf. punt 92 en dictum)