BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

van 9 juni 2004

Zaak T‑96/03

Manel Camós Grau

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Onderzoek door Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) betreffende beheer en financiering van Instituut voor de betrekkingen tussen Europa en Latijns-Amerika – Mogelijk belangenconflict bij onderzoeker – Besluit tot uitsluiting van onderzoeker uit werkteam – Beroep tot nietigverklaring – Voorbereidende handelingen – Niet-ontvankelijkheid”

Volledige Franse tekst II - 0000

Betreft: Enerzijds een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) van 17 mei 2002 waarbij een van de onderzoekers werd uitgesloten van het onderzoek naar het Instituut voor de betrekkingen tussen Europa en Latijns-Amerika teneinde elke schijn van belangenconflict te vermijden, zonder dat de handelingen van deze onderzoeker zijn herroepen, en van het stilzwijgend besluit waarbij de klacht van verzoeker van 29 juli 2002 tegen eerstgenoemd besluit werd verworpen, en anderzijds, vordering tot schadevergoeding, teneinde de volgens verzoeker door deze besluiten geleden morele en carrièreschade te vergoeden.

Beslissing: Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Partijen dragen hun eigen kosten.

Samenvatting

1.     Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Voorbereidende handeling – Intern onderzoek door Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) – Besluit houdende weigering om handelingen van onderzoeker ter discussie te stellen ofschoon hij wegens mogelijk belangenconflict wordt uitgesloten uit onderzoeksteam – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91; verordening nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad; besluit 1999/396 van de Commissie, art. 4)

2.     Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Besluit tot afwijzing van klacht – Afwijzing zonder meer – Bevestigende handeling – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1)

3.     Ambtenaren – Beroep – Vordering tot schadevergoeding verbonden met vordering tot nietigverklaring – Niet-ontvankelijkheid van vordering tot nietigverklaring, die niet ontvankelijkheid van vordering tot schadevergoeding meebrengt

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.     De bepalingen van artikel 4 van besluit 1999/396, betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van interne onderzoeken op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit die schadelijk is voor de belangen van de Gemeenschappen, stellen de voorwaarden vast waaronder de eerbiediging van de rechten van de verdediging van de betrokken ambtenaar kan worden verenigd met de voor dit soort onderzoeken kenmerkende vertrouwelijkheideisen. De niet-inachtneming ervan vormt dus een schending van wezenlijke vormvoorschriften van de onderzoeksprocedure. Uit deze bepalingen volgt echter niet dat de voorbereidings‑ of tussenmaatregelen, die de instelling en de uitvoering van een intern onderzoek voor deze ambtenaar inhouden, voorwerp van een zelfstandig beroep kunnen uitmaken, dat zich onderscheidt van het beroep dat betrokkene tegen het definitieve besluit van de administratie kan instellen. In het kader van een dergelijk beroep tegen het definitieve besluit van de administratie kan de betrokkene zich immers beroepen op elke schending van wezenlijke vormvoorschriften tijdens de onderzoeksprocedure.

Meer in het bijzonder, vormt een besluit waarbij een onderzoeker wegens een mogelijk belangenconflict uit een onderzoeksteam wordt teruggetrokken, maar waarbij de reeds verrichte handelingen van die onderzoeker niet ter discussie worden gesteld, slechts een tussenmaatregel, waartegen niet een zelfstandig beroep kan worden ingesteld. Bovendien vormt dit besluit geen handeling die uit de onderzoeksprocedure kan worden gelicht en die deel zou uitmaken van een autonome procedure ten opzichte van de onderzoeksprocedure. De verwijzing, in artikel 14 van verordening nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), naar de statutaire bepalingen betreffende klachten en beroepen van ambtenaren betekent geenszins dat er een van het onderzoek afzonderlijke procedure bestaat, maar heeft tot doel, zoals uitdrukkelijk wordt aangegeven, bepaalde statutaire bepalingen betreffende rechtsmiddelen van toepassing te verklaren op klachten tegen handelingen van het Bureau die voor de betrokkenen bezwarend zijn. Op grond van deze verwijzing kan in geen geval bij de rechter beroep worden ingesteld tegen handelingen die voor de betrokken ambtenaren niet bezwarend zijn.

(cf. punten 32, 33 en 35‑37)

Referentie: Hof 8 april 2003, Gómez-Reino/Commissie, C‑471/02 P (R), Jurispr. blz. I‑3207, punten 63, 64 en 65

2.     Ieder – uitdrukkelijk of stilzwijgend genomen – besluit tot afwijzing zonder meer, vormt enkel een bevestiging van de handeling of het stilzitten waarover de betrokkene zich beklaagt, en vormt op zichzelf genomen geen voor beroep vatbare handeling.

(cf. punt 40)

Referentie: Hof 16 juni 1988, Progoulis/Commissie, 371/87, Jurispr. blz. 3081, punt 17 en de aldaar aangehaalde rechtspraak

3.     In ambtenarenzaken moeten vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer zij nauw verbonden zij met vorderingen tot nietigverklaring die zelf niet-ontvankelijk zijn verklaard.

(cf. punt 44)

Referentie: Gerecht 24 maart 1993, Benzler/Commissie, T‑72/92, Jurispr. blz. II‑347, punt 21 en de aldaar aangehaalde rechtspraak