1. Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van gemeenschapsrechter – Bevel gericht tot instelling – Ontoelaatbaarheid
(Art. 230 EG)
2. Beroep tot nietigverklaring – Beroep tegen weigering om eerdere handeling in te trekken of te wijzigen – Ontvankelijkheid afhankelijk van mogelijkheid om betrokken handeling aan te vechten – Verslag van Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) betreffende extern administratief onderzoek – Niet-ontvankelijkheid
(Art. 230 EG; verordening nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad, art. 9)
1. De gemeenschapsrechter is niet bevoegd om in het kader van de op artikel 230 EG gebaseerde wettigheidstoetsing bevelen aan de gemeenschapsinstellingen te geven.
(cf. punt 26)
2. In het kader van een beroep tot nietigverklaring moet, indien de bestreden handeling van afwijzende strekking is, deze handeling worden beoordeeld met inachtneming van de aard van het verzoek waarop zij een antwoord vormt. In het bijzonder is de weigering van een gemeenschapsinstelling om een handeling in te trekken of te wijzigen alleen dan een voor wettigheidstoetsing in de zin van artikel 230 EG vatbare handeling, wanneer de handeling die de instelling weigert in te trekken of te wijzigen, zelf op grond van deze bepaling had kunnen worden aangevochten.
In dit verband kan een brief van de directeur-generaal van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), waarmee deze verzoekster in kennis heeft gesteld van de onmogelijkheid om haar klacht tegen een verslag betreffende een extern administratief onderzoek in behandeling te nemen, niet worden aangemerkt als een beschikking die vatbaar is voor een beroep tot nietigverklaring, omdat dit verslag geen maatregel is die bindende rechtsgevolgen in het leven roept welke de belangen van verzoekster kunnen aantasten doordat zij haar rechtspositie aanmerkelijk wijzigen, doch slechts een aanbeveling of advies zonder bindende rechtsgevolgen.
(cf. punten 30‑33)