Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen – Bijzondere bevoegdheden – Pluraliteit van verweerders

(Executieverdrag, art. 6, punt 1)

Samenvatting

Artikel 6, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals laatstelijk gewijzigd bij het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in het kader van een geschil ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarbij onderscheiden, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn gedagvaard voor feiten die zij zouden hebben begaan op het grondgebied van een of meer van deze staten, zelfs niet wanneer deze vennootschappen tot eenzelfde concern behoren en op dezelfde of nagenoeg dezelfde wijze hebben gehandeld overeenkomstig een gemeenschappelijk beleidsplan dat is uitgegaan van slechts een van hen. Gezien het feit dat noch de aan de verschillende verweerders ten laste gelegde octrooi-inbreuken, noch de nationale regelingen op grond waarvan dergelijke handelingen worden beoordeeld, dezelfde zijn, bestaat er immers geen gevaar dat onverenigbare beslissingen worden gegeven op in verschillende verdragsluitende staten ingestelde rechtsvorderingen ter zake van inbreuk op een Europees octrooi, aangezien eventuele divergenties tussen de beslissingen van de betrokken nationale gerechten zich niet voordoen in het kader van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens.

Daaruit volgt dat de voor toepassing van artikel 6, punt 1, Executieverdrag vereiste samenhang tussen dergelijke handelingen niet kan worden aangetoond.

(cf. punten 20, 25, 27‑28, 31, 33, 35, 41 en dictum)