Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Beschikking tot intrekking van financiële bijstand wegens onregelmatigheden – Bevoegdheden van Commissie

(Verordening nr. 4253/88 van de Raad, art. 24, lid 2)

2. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

3. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Beschikking tot opschorting, vermindering of intrekking van bijstand wegens onregelmatigheden

(Verordening nr. 4253/88 van de Raad, art. 24, lid 2)

4. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Informatieplicht rustend op begunstigden van financiële bijstand – Omvang

(Verordening nr. 4253/88 van de Raad, art. 24)

5. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Financiële verplichtingen van begunstigde vastgesteld in beschikking tot toekenning van bijstand

(Verordening nr. 4253/88 van de Raad, art. 24)

6. Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van voor Gerecht aangevoerde middelen en argumenten – Niet-ontvankelijkheid – Betwisting van wijze waarop Gerecht gemeenschapsrecht heeft uitgelegd of toegepast – Ontvankelijkheid

(Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, sub c)

7. Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Beschikking tot intrekking van financiële bijstand wegens onregelmatigheden – Bevoegdheid van Commissie om restitutie van bijstand te vorderen – Voorwaarde

(Verordening nr. 4253/88 van de Raad, art. 24)

Samenvatting

1. Artikel 24, lid 2, van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, geeft de Commissie de bevoegdheid om volledige intrekking van communautaire financiële bijstand te verlangen. Het beperken van de mogelijkheden van de Commissie om de betrokken bijstand te verminderen tot het bedrag dat met de vastgestelde onregelmatigheden is gemoeid, werkt fraude door de aanvragers van financiële bijstand in de hand, aangezien deze dan alleen riskeren de onverschuldigd betaalde bedragen mis te lopen.

(cf. punt 53)

2. Alleen het Gerecht is bevoegd de feiten vast te stellen – tenzij uit de overgelegde stukken blijkt, dat zijn bevindingen materieel onjuist zijn – en deze vervolgens te beoordelen. De beoordeling van de feiten levert dus geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof in het kader van een hogere voorziening, behoudens in het geval van een onjuiste opvatting van de overgelegde bewijsmiddelen.

(cf. punt 63)

3. Volgens een fundamenteel beginsel op het gebied van communautaire steun kan de Gemeenschap slechts een subsidie geven voor daadwerkelijk gemaakte kosten. De toerekening aan een project van kosten die in werkelijkheid niet zijn gemaakt voor de uitvoering daarvan, vormt een ernstige inbreuk op dit beginsel en kan dus worden beschouwd als een onregelmatigheid in de zin van artikel 24 van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, dat de Commissie de bevoegdheid geeft om communautaire financiële bijstand te verminderen, te schorsen of in te trekken wanneer het onderzoek van de actie of maatregel waarvoor deze bijstand is verleend, een onregelmatigheid bevestigt

(cf. punt 69)

4. Wil de Commissie controle kunnen uitoefenen, dan moeten de begunstigden van communautaire financiële bijstand in staat zijn aan te tonen dat de kosten die zijn toegerekend aan projecten waarvoor dergelijke steun is toegekend, ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het verstrekken van betrouwbare informatie door de aanvragers en begunstigden van deze bijstand is van wezenlijk belang voor de goede werking van het controle‑ en bewijssysteem dat is ingevoerd om na te gaan of aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand is voldaan.

De in artikel 24 van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, bedoelde maatregelen houdende intrekking van de financiële bijstand en terugvordering van het onverschuldigd betaalde, mogen niet uitsluitend worden opgelegd wanneer sprake is van tekortkomingen die de uitvoering van het betrokken project in gevaar brengen of die een belangrijke wijziging inhouden die de aard en het bestaan van dit project aantasten. Derhalve kan niet op goede gronden worden gesteld dat de sancties waarin deze bepaling voorziet, alleen maar kunnen worden toegepast wanneer de gefinancierde actie geheel of gedeeltelijk niet is uitgevoerd.

Daaruit blijkt dat het niet volstaat aan te tonen dat een project is uitgevoerd, om de toekenning van een specifieke subsidie te rechtvaardigen. De begunstigde van de steun moet daarentegen het bewijs leveren dat hij de betrokken kosten heeft gemaakt in overeenstemming met de voor de toekenning van de betrokken bijstand gestelde voorwaarden.

(cf. punten 76‑78)

5. In het stelsel van de bijstandsverlening uit de Structuurfondsen en het toezicht op acties dat is ingevoerd bij verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, is de verplichting om de in een beschikking van de Commissie tot toekenning van communautaire subsidie vermelde financiële voorwaarden na te komen, evenzeer als de verplichting tot materiële uitvoering van het project waarop de steun betrekking heeft, een van de essentiële verplichtingen van de begunstigde. Bijgevolg is die nakoming een voorwaarde voor de toekenning van de communautaire financiële bijstand.

(cf. punt 86)

6. Een verzoekschrift in hogere voorziening dat zich beperkt tot een herhaling of een letterlijke weergave van de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten, daaronder begrepen die welke waren gebaseerd op feiten die het Gerecht uitdrukkelijk heeft verworpen, voldoet niet aan de motiveringseisen die voortvloeien uit artikel 225 EG, artikel 58, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 112, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof. Een dergelijke hogere voorziening beoogt immers in werkelijkheid slechts een nieuw onderzoek van het bij het Gerecht ingediende verzoek, iets waartoe het Hof niet bevoegd is.

De in eerste aanleg onderzochte rechtspunten kunnen echter in hogere voorziening opnieuw worden behandeld wanneer een rekwirant de uitlegging of de toepassing van het gemeenschapsrecht door het Gerecht betwist. De procedure van hogere voorziening zou immers ten dele aan betekenis verliezen, indien een rekwirant niet op die manier zijn hogere voorziening kon baseren op middelen en argumenten die reeds zijn aangevoerd voor het Gerecht.

(cf. punten 105‑107)

7. In het kader van een beschikking tot intrekking van bijstand uit de Structuurfondsen op basis van artikel 24 van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2082/93, is de Commissie niet gehouden teruggave van de volledige financiële bijstand te vorderen, maar heeft zij de discretionaire bevoegdheid om al dan niet tot een dergelijke terugvordering te besluiten en in voorkomend geval te bepalen welk deel moet worden gerestitueerd. Gelet op het evenredigheidsbeginsel moet de Commissie deze discretionaire bevoegdheid zodanig uitoefenen dat de subsidies die zij terugvordert, niet onevenredig zijn aan de begane onregelmatigheden. Het is echter niet zo, dat de Commissie uitsluitend subsidies kan terugvorderen die wegens bedoelde onregelmatigheden niet gerechtvaardigd zijn gebleken. Integendeel, teneinde een doeltreffend beheer van de gemeenschapssteun te waarborgen en fraudeurs af te schrikken, kan de terugvordering van subsidies ook gerechtvaardigd zijn ingeval deze slechts ten dele op onregelmatigheden berusten. De niet-nakoming van verplichtingen waarvan de nakoming van fundamenteel belang is voor het goed functioneren van een gemeenschapsregeling, kan worden bestraft met het verlies van een recht op grond van de gemeenschapsregeling, zoals het recht op steun.

(cf. punten 140‑143)